48
van dat jaar). De ondervinding heeft dan ook reeds aangetoond
dat de Vereeniging met vrucht werkzaam is, en wij meenen
dat het geheel op den weg der gemeente ligt, de Vereeniging
te steunen in hare gewaardeerde pogingen om op den inge
slagen weg voort te gaan.
Zal de uitgifte van eene tweede geldleening slagen dan zal
daarvoor evenals voor de eerste geldleening eene zekere rente
garantie door de gemeente, onzes inziens, behooren te worden
verleend. Ten gevolge van de bepaling in het aangehaald
raadsbesluit van 28 Juni 1804, dat wanneer de eigen obligatie-
leeningen der gemeente worden geconverteerd in leeningen
met een lageren rentevoet dan van 3^ pCt., de waarborg van
door de Vereeniging uitgegeven obligatien naar dezen laatsten
rentevoet zal worden berekend, zal, vermits krachtens raads
besluit van 1 Februari 1896 eene 3-percents leening is aan
gegaan tot aflossing van het nog onafgelost gedeelte van de
3^-percents geldleeningen en tot voorziening in buitengewone
uitgaven, zal de bij raadsbesluit van 28 Juni 1894 verleende
rentegarantie in het vervolg moeten worden berekend naar
een rentevoet van 3 percent.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging, met wijzi
ging van het raadsbesluit van 28 Juni 1894, te besluiten:
Aan de Vereeniging tot bevordering van den bouw van werk
manswoningen, gevestigd te Leiden, wordt door de gemeente
Leiden eene rentegarantie van drie percent verleend voor de
door haar uitgegeven obligatieleening, groot één honderd dui
zend gulden, en voor de door haar alsnog uit te geven obli
gatieleening, mede groot één honderd duizend gulden, en zoo
mogelijk van 3 pCt. van het aandeelenkapitaal, ad zestig dui
zend gulden, met dien verstande, dat de door de gemeente
Leiden te betalen som in geen geval meer bedragen mag dan
f6000.per jaar, en onder de volgende voorwaarden:
1° wanneer de eigen obligatieleeningen der gemeente worden
geconverteerd in leeningen, met een lageren rentevoet dan
van 3 pCt., zal de waarborg voor door de Vereeniging uitge
geven obligatien naar dezen laatsten rentevoet worden berekend.
2° voor de uitgifte van elke serie, ad f25000 der obligatie
leeningen, zal het Bestuur der Vereeniging de toestemming
van Burg. en Wethouders van Leiden behoeven;
3° de rentegarantie vervalt, wanneer, ter beoordeeling en
beslissing van den Gemeenteraad, de Vereeniging in strijd
handelt met de statuten of met de voorwaarden, waaronder
de rentegarantie is verleend;
4° de rentegarantie vervalt niet na verloop van het tijdstip,
in art. 21 der statuten vermeld, wanneer de Koninklijke goed
keuring op de verlenging van den duur der Vereeniging wordt
verkregen.
Uit den aard der zaak wordt bij aanneming van dit voorstel
in geenen deele eenigermate gepraejudicieerd op eene even-
tueele latere aanvrage om rentegarantie, wanneer de Vereeni
ging tot het aangaan van eene derde obligatieleening mocht
besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
De Vereeniging tot bevordering van den bouw van Werk
manswoningen door koop eigenares geworden van het terrein
der voormalige Eendenkooij bij den Heerensingel wenscht met
de bebouwing daarvan een aanvang te maken.
Zij heeft de eer aan Uwe Vergadering een stratenplan daar
toe ter goedkeuring over te leggen. Zij neemt de vrijheid in
verband daarmede U het volgende verzoek te doen. Bij Raads
besluit van 28 Juni 1894 verleende de Gemeente onder zekere
voorwaarden rentegarantie aan eene leening van f 100.000 door
onze vereeniging te sluiten.
Wij komen thans tot U met het verzoek van eene tweede
leening tot hetzelfde bedrag evenzoo de rente te willen garan
deren. Wel is waar is onze eerste leening nog niet geheel
geplaatst, maar voor onze bouwplannen is het nog te plaatsen
bedrag niet voldoende en het ligt voor de hand dat wij voor
dat wij met de uitvoering daarvan een aanvang maken, gaarne
de toekomst gewaarborgd zien.
De omstandigheid, dat wij van de garantie der Gemeente
slechts ééns tot een luttel bedrag gebruik hebben moeten
maken en dnze rekening dit jaar weder met een batig saldo
sluit, doet ons vertrouwen dat Uwe Vergadering ook ditmaal
ons haren onmisbaren steun zal verleenen, in de overtuiging
dat onze Vereeniging een openbaar belang behartigt.
Namens de Vereeniging voornoemd:
II. B. Greven, Voorzitter.
Ch. M. Dozy, Secretaris.
N°. 100. Leiden, 4 Mei 1897.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van J. Van
Raven, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adres
sant, wegens vertrek uit de gemeente met 1 Mei j.l., terug
betaling te verleenen van schoolgeld voor één kind, leerlinge
van de Meisjesschool 2de klasse en twee kinderen, leerlingen
van de Leerschool, over de maanden Mei en Juni, tot een
gezamenlijk bedrag van f 6.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan het Gemeente Bestuur van Leiden.
Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen:
J. Van Raven, kapitein kwartiermeester 4e Regiment Infan
terie, Rijn- en Schiekade 119.
dat hij met 1 Mei a. s. als gepensionneerd, metterwoon deze
gemeente gaat verlaten;
Reden waarom hij UwW.Ed.Achtb. beleefd verzoekt, res
titutie voor de maanden Mei en Juni van het over het 2e
kwartaal 1897 betaald schoolgeld voor zijne kinderen Maria,
Geertruida en Henriette; respectievelijk leerlingen de school
2de kl. voor Meisjes en de voorbereidende school.
't Welk doende enz.
Leiden, 30 April 1897. J. Van Raven.
N°. 101. Leiden, 4 Mei 1897.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van de weduwe
P. A. J. Jeltes geboren F. Van Daalen, geven wij Uwe Ver
gadering in overweging aan adressante, wegens vertrek uit
de gemeente, met 1 Mei j.l., terugbetaling te verleenen van
schoolgeld voor haar zoon Johan en voor haar pupil George
Weijergang, leerlingen van de Jongensschool le klasse, over
de maanden Mei en Juni, tot een gezamenlijk bedrag van 20.—,
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Mevr. de wed.
P. A. J. Jeltes geb. F. Van Daalen;
dat zij met 1° Mei deze gemeente metterwoon heelt verlaten
dat haar zoon Johan en haar pupil George Weijergang tot
dien tijd het onderwijs hebben genoten op de openbare school
der 1ste kl. voor jongens;
dat door haar het verschuldigde schoolgeld voor het be
zoeken dier school over het 4e kwartaal ten volle is betaald;
dat zij evenwel meent aanspraak te kunnen maken op ge
deeltelijke teruggave van het betaalde schoolgeld;
redenen waarom zij tot uwe vergadering het verzoek richt
haar wèl teruggave te willen verleenen van hetgeen door haar
over het loopende kwartaal te veel werd betaald.
't Welk doende
Mevr. de wed. P. A. J. Jeltes
geb. F. Van Daalen.
No. 102. Leiden, 3 Mei 1897.
In de raadsvergadering van Donderdag 11 Februari j.l.
met gesloten deuren werd in zake de Havengelden besloten
o. a. Burgemeester en Wethouders te machtigen, in nadere
correspondentie te treden met Gedeputeerde Staten, over de
vraag of de Gemeenteraad op den steun van het College zal
kunnen rekenenwanneer besloten wordt tot wijziging van
het raadsbesluit van 30 Juli 1896, overeenkomstig het schrij
ven van Gedeputeerde Staten van 31 Augustus/1 September
1896; namens den Raad te protesteeren bij gemotiveerd
schrijven tegen de gronden waarop door het College van
Gedeputeerde Staten de volledige goedkeuring van het raadsbe
sluit aan de Regeering is ontraden, met verzoek van mede-
deeling van dat protest aan den Minister van Binnenlandsche
Zaken en om met Gedeputeerde Staten in onderhandeling te
treden over de overneming door de Gemeente van de openbare
werken in deze gemeente, welke nog in onderhoud zijn bij
de Provincie.
Aan dit besluit is door ons uitvoering gegeven bij missive
van 19 Februari j.l., n°. 252.
Bij dat schrijven is aan Gedeputeerde Staten o. m. verzocht
te willen mededeelen of op den steun van dat College zal
kunnen worden gerekend ter bekoming van de Koninklijke
goedkeuring, wanneer de Gemeenteraad mocht besluitenmet
intrekking van het raadsbesluit van 30 Juli 1896, art. 5,
litt. d, van het raadsbesluit van 27 September 1894 te
wijzigen als volgt:
»Aan deze belasting zijn niet onderworpen:
»a, enz.
y>d. Vaartuigen en houtvlotten, die de gemeente binnen-
»komen van den Ouden Rijn aan de zijde van de Schrijversbrug
»of aan den Vliet aan de zijde van de Staatsspoorbrughet
«territoir der gemeente Leiden in de richting Oude Rijn,
«Schrijversbrug, Haven, Oude Vest, Galgewater, Nieuwe
«Vaart (Ilaagsche trekvaart), en Vliet in de richting Leid-
«schendam of omgekeerd, rechtstreeks doorvaren en van de