GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 41 IXGEKOMEÏ STUKKE». No. 76. Leiden, 10 April 1897 Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van 0 N. Tieleman, hebben wij de eer U mede te deelen dat de dochter van adressant, Anna Maria Tieleman, wegens ongesteldheid na 1 Januari j. 1. de lessen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes niet heeft kunnen bijwonen en nu voor goed de school heeft verlaten wegens aanstaand vertrek uit de gemeente. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school geld voor zijne dochter, vroeger leerlinge der Hoogere Burger school voor Meisjes, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1896/97. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden. Geeft eerbiedig te kennen de ondergeteekende Cornelis Nicolaas Tieleman, wonende Hooge Rijndijk alhier: dat zijne dochter Anna Maria, leerlinge der Hoogere Burger school voor Meisjes, door ongesteldheid, sedert December 1.1. die school niet heeft bezocht en ook door vertrek uit deze gemeente genoemde school niet meer zal bezoeken; dat hij om die reden verzoekt hem vrijstelling van betaling te willen verleenen van twéé termijnen van het voor meer genoemde school vastgesteld schoolgeld. 't Welk doende Leiden, 8 April 1897. C. N. Tieleman. N°. 77. Leiden, 8 April 1897. Door J. A. Du Calavon is bij nevensgaand adres ontslag verzocht als Bewaarder van de Stadstimmerwerf om gezond heidsredenen. Na ingewonnen advies van de Commissie van Fabricage bestaan bij ons tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaren, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven aan adressant eervol ontslag te verleenen als Bewaarder der Stadstimmerwerf met ingang van 1 Mei a. s.behoudens zijn aanspraak op pensioen overeenkomstig de betrekkelijke Ver ordening. Adressant werd bij Raadsbesluit van 10 Augustus 1877 als zoodanig benoemd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden. Aan H. H. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Geeft met den meesten eerbied te kennen, Johan Arnoudt Du Calavon, Bewaarder der Stadswerf alhier, dat hij UÉd. Achtb. beleefd verzoekt hem tegen den lsten Mei 1897 een eervol ontslag uit zijn betrekking te willen verleenen, met toekenning van pensioen. Dat de reden van dit verzoek is, dat adressant tengevolge van hem opgedra gen werkzaamheden, hoofdzakelijk door het kooken van zwavelzuur met ertsbenoodigd voor het onschadelijk maken van bloed van geslachte runderen, zijne oogen in zooverre zijn benadeeld, dat het hem onmogelijk is, de vele in den laatsten tijd hem opgedragen administratie naar behooren te kunnen verrichten. Redenen waarom adressant UEd. Achtb. beleefd verzoekt, hem zijn eervol ontslag en het volle pensioen toe te kennen. 't Welk doende UEd. Achtb." dienaar, Leiden, 28 Maart '1897. J. A. Du Calavon. N°. 78. Leiden, 12 April 1897. Naar aanleiding van het hierbij overgelegd verzoek van Mej. B. Van Yelzenwed. C. ümvlée, om wederom te worden herbenoemd als Stadsvroedvrouwhebben wij de eer U mede te deelen dat adressante, geboren 11'September 1815, reeds een leeftijd van ruim 81 jaren heeft bereikt, zoodat zij, on zes inziens, niet meer geschikt kan worden geacht voor de behoor lijke vervulling van de betrekking van stadsvroedvrouw. Wij moeten dus bezwaar maken gunstig op het verzoek te adviseeren, maar geven Uwe Vergadering in overweging aan adressante eervol ontslag te verleenen als stads-vroed vrouw., met ingang van 1 Mei a. s. Vermits de stads-vroedvrouwen niet in het pensioenfonds zijn opgenomen, en adressante dus geen aanspraak heeft op het bekomen van pensioen, geven wij Uwe Vergadering in de tweede plaats in overweging aan de Wed. C. Omvlée voor noemd eene toelage uit de gemeentekas te verleenen ten be drage van ƒ100.per jaar, zijnde de helft van hare tegen woordige bezoldiging. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met vei schuldigden eerbied te kennen: Bastiaantje Van Velzen, wed. C. Omvlée, dat zij als Stads vroedvrouw aangesteld zijnde, voor den tijd van drie jaren, die tijd ziet ten einde loopen. Gaarne wenschte zij intusschen als zoodanig weder te worden herbenoemdderhalve zij dit verzoek aan de beslissing van den Raad onderwerpt met de hoop, dat daarop een gunstig besluit worde genomen. B. Van Velzen. Leiden, 29 Maart 1897. N°, 79. Leiden, 10 April 1897. Ten aanzien van de navolgende reclames tegen het 2e en 3e Suppletoire Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1896, hebben wij de eer U voor te stellen te beschikken overeenkomstig ons advies opgenomen in kolom 9 van den hier- bijgevoegden staat en dientengevolge te handhaven de aan slagen van: H. Arbouw (n°. 308); W. Th. Boom (n°. 307); A. B. Brug- gink (no. 312); J. J. Curvers (nE 333); H. Van Duuren fn». 305); P. Eldering (n<>. 359); P. C. Evertsen (n<k 319); P. G. Fortanier (n°. 337); E. Fröhling (n«. 329); J. A. Geurtsen (n°. 354); Wed. F. Den Hartog (n°. 343); G. Van Hest (n<>. 325); C. M. Van Hoek (n«. 355); J. J. Van Hoeken (n«. 309) C. J. Van lzenburg (n<>. 330); M. Jansen (n°. 358); Wed. J. P. De Jong (n°. 310); A. J. Ivors (n°. 322); J. J. Kriest (n°. 339); H. Marks (n°. 343a); J. Midderham (n°. 341); A. Van der Minne (n°. 313); A. Mol (n° 347); M. D. Molenaar (n°. 315); Wed. J. Neuteboom (n°. 357); J. Oosterhoorn (n°. 318); J. van Polanen (n°. 338); C. Rodbard (n° 332) E. H. Rodbard (n°. 331); C. De Ru (n° 323); P. V. Sibinga (n°. 314); J. C. Smit (n°. 342); N. C. Spaargaren (n°. 350); J. Ter Reehorst (nF 346); W. Verhoog (n°. 327); J. W. Ver- straaten (n°. 335); N. Vetten (n°. 349); D. Wiersma (n°. 351) en C. J. Zindel (n° 352); te verminderen de aanslagen van G. Van Abs (n». 348) met 0,52; G. F. Alsche (n°. 306) met ƒ25,84F. A. Bienen (n°. 304) met 0,97; W. F. Blom (no. 316) met 0,97; J. Brieer (n°. 317) met 0,64; E. Groen (no. 303) met ƒ12,66; C. Van den Heuvel (n«. 321) met ƒ1.29; L. N. Van Honstede (n°. 334) met ƒ1,93; D. A. Kruit (n°. 311) met 0,97; G. Onderwater (n°. 340) met 0,47; J. L. Von Wiebel (n°. 345) met 10,33; J. M. Lammers (n°. 320) met 5,82; W. De Lint (n° 344) met 3,87; I. Romeyn (n°. 324) met ƒ8,32; W. J. Roozeboom (n°. 353) met ƒ5,16; K. D. Sytsma (n°. 356) met 1,91 en M. Zandwijk fn°.328) met 8,72; voorts te roieeren de aanslagen van J. S. S. Aghina (n°. 336) en J. J. De Meyier (n°. 326). Op de aanslagen van^de WTed. J. P. De Jong (n°. 310) en M. D. Molenaar (n°. 315) voormeld, kan afschrijving worden verleend, wegens vertrek uit de gemeente, waaromtrent de voordracht in de derde lijst van afschrijvingen zal worden gedaan. Aan den Gementeraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 80. Leiden, 12 April 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van H. G. Van Sillevoldt hebben wij de eer U mede te deelen dat de zoon van adressant, C. M. Van Sillevoldt, de Hoogere Burgerschool voor Jongens op 1 Maart heeft verlaten, ten einde zich te bekwamen voor zijn aanstaande betrekking. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging aan adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school geld voor zijn zoon, vroeger leerling van de Hoogere Burger school voor Jongens, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1896/97. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 1