DONDERDAG 1 APRIL 1897. 39 Zitting van Donderdag 1 April 1897, geopend des namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, Burgemeester. Te behandelen onderwerpen 1°. Voorstel omtrent aankoop van jalouzieën voor de woning van den controleur der Stads Bank van Leening. (67) 2°. Verzoek van J. Van Wijk, om vrijstelling van school geld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (68) 3°. Voorstel tot vaststelling van eene gewijzigde Verordening, regelende het getal der leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens en het bedrag hunner jaarwedden. (52 en 70). 4°. Concept-Verordening op de straatpolitie. (51) 5°. Voorstel omtrent de oprichting van eene school 3de klasse aan de Heerenstraat. (43 en 66) Tegenwoordig zijn 23 ledenals de heerenVerheij van WijkVan Lidth de JeudeVan DisselDekhuyzenDe Sturler, Driessen, Van Hoeken, Van Rhijn, Kaiser, De Goeje, Kore- vaar, Kroon, Verster van Wulverhorst, Van Hamel, Zaaijer, Fockema Andrese,, Drucker, Zillesen, Siegenbeek van Heukelom, Kerstens, Cock, Hasselbach, De Vries, alsmede de Burge meester, Voorzitter. Afwezig zijn de heeren: Van Kempen, Stadhouder, Pera en Juta. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. Missive van P. J. C. Dee, houdende mededeeling dat hij de benoeming tot Controleur der Bank van Leening aanneemt. 2°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 23/27 Maart jl. B. N°. 1143 (le afd.) G. S. n°. 40, ten geleide van een goedgekeurd exemplaar van het raadsbesluit tot wijziging van de regeling der bezoldiging van het onderwijzend personeel aan de openbare lagere scholen. 3°. Missive als voren dd. 22/27 Maart jl. B. N°. 1121 (le afd.) G. S. n°. 61ten geleide van het Koninkl. Besluit waarhij de Concessie tot heffing van tolgeld aan den Rijnsburgervliet wordt verlengd tot 1 Mei 1902. 4°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 23/,29 Maart jl. B. N°. 789 (3e afd.) G. S. 81/2, ten geleide van de afwijzende beschikking op het bezwaarschrift van Mevr. de Wed. J. Moll van Charante, tegen den aanslag in de plaats, dir. belasting van haren zoon. 5°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 23/29 Maart jl. B. No. 780 (3e afd.) G. S. n°. 57/1ten geleide van de goedgekeurde raadsbesluiten van 11 Maart jl. tot afstand van grond van het Waardkerkplein aan de Leidsche Katoen maatschappij tot vaststelling van het tarief van onderhandsche verhuring van de Gehoorzaal en tot aankoop van het perceel Weiland, kadastraal bekend Oegstgeest Sectie E, No. 1695— 1696, bij het Krankzinnigesticht Èndegeest. 6°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 23/29 Maart jl. B. N°. 210 (2e afd.) G. S. n°. 67, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van 11 dezer tot wijziging der begrooting van de dienstd. Schutterij voor 1896. 7°. Missive van den directeur van het Kabinet der Koningin, houdende dankbetuiging namens Hare Majesteit voor de be toonde deelneming ter gelegenheid van het overlijden van H.K.H. Mevrouw de Groot-Hertogin van Saksen-Weimar-Eisenach geb. Prinses Wilhelmina Maria Sophia Louise der Nederlanden 's Gravenhageden 29 Maart 1897. Ingevolge de bevelen van Hare Majesteit de Koningin- Weduwe, Regentes, heb ik de eer aan den Gemeenteraad van Leiden de betuiging van Harer Majesteit's dank over te brengen voor de bij adres van 25 Maart 1897 aan Hare Majesteit de Koningin en aan Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentesbetoonde deelneming ter gelegenheid van het over lijden van Hare Koninklijke Hoogheid Mevrouw de Groot- Hertogin van Saksen- Weimar-Eisenach geboren Prinses Wilhelmina Maria Sophia Louise der Nederlanden. De Directeur van het Kabinet der Koningin, P. H. Gevers Deynoot. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Wordt aangenomen voor kennisgeving. 8°. Missive van het Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix Leiden1 April 1897. Aan de WelEdel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden Het Bestuur van het Genootschap y>Mathesis Scientiarum Genitrixneemt de vrijheid U beleefd te verzoekeneven ais vorige jaren, op dezelfde voorwaarde, het gebruik te mogen hebben van de lokalen in de Stadsgehoorzaalt. w. de groote zaal, de kleine zaal en de receptiekamer van af Maandag den 3den Mei tot en met Zaterdag den 9den Mei e. k. voor de teekeningen en werkstukken door de leerlingen der genoemde School ingezonden, alsmede voor het houden der jaarlijksche Algemeene Vergadering. Het Bestuur voornoemd, W. Kok, Voorzitter. P. J. Groen, Secretaris. De Voorzitter. Ik stel voor deze missive dadelijk te behan delen, en zoo daartegen geen bezwaar bestaat, stel ik voor het verzoek in te willigen evenals vorige jaren. Achtereenvolgens wordt dienovereenkomstig bij acclamatie besloten. Door den Voorzitter worden overgelegd: 1°. Verslagen over 1896 omtrent den toestand van het Lager onderwijs en het Gymnasium. Zullen worden gedrukt en opgenomen in het Gemeenteverslag. 2°. Verzoek van B. Van Velzen, wed. C. Omvlee, om con tinuatie in hare betrekking van Stadsvroedvrouw. 3°. Bezwaarschrift van D. Wiersma tegen zijnen aanslag in de Plaats, directe belasting. 4°. Adres van Mr. J. Luijten, houdende verzoek om terug betaling van schoolgeld voor zijne dochterdie na 30 April a. s. de meisjesschool le klasse niet meer zal bezoeken. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 5°. Adres van het Bestuur van den Nederlandschen Wiel- rijdersbond, houdende verzoek om wijziging van de voorge stelde bepalingen omtrent het wielrijden in deze gemeente Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met eerbied te kennen: het Bestuur van den Algemeenen Nederlandschen Wiel rijders-Bondvan welke vereeniging de Statuten laatstelijk zijn goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 10 Juni 1896, N°. 25; dat ons Bestuur met groot leedwezen heeft kennis genomen van de Ontwerp-Verordening, die door de Commissie van Strafverordeningen bij Uw Raad is ingediend; dat ons Bestuur een groot voorstander is van verordeningen, waai bij het publiek gevrijwaard wordt tegen ongelukken, ont staan door onbesuisd en woest rijden van wielrijders; dat, waar echter, zooals in bovengenoemde ontwerp-veror- dening, het rijwielverkeer in- en met Uwe Gemeente sterk belemmerd wordt, ons Bestuur Uwen Raad ernstig in over weging meent te moeten geven, een dergelijke verordening niet in het leven te roepen; dat toch tegenwoordig het rijwiel niet meer alleen een luxe artikel isdoch dat het door velen gebruikt wordt ten einde den strijd om het bestaan te vergemakkelijken en om beter in hun broodwinning te kunnen voorzien; dat daarom thans, nu de leuze van den tijdis: »hetinter communaal verkeer zooveel mogelijk te vergemakkelijken", het toch niet aangaatde verkeerswegen naar het hart Uwer Gemeente voor het rijwiel af te sluiten; dat zij, die per rijwiel komen uit de zeer volkrijke streek tusschen Leiden en Haarlemhet welvarendste gedeelte Uwer Gemeente (wordt deze verordening aangenomen) niet kunnen bereiken dat zij tot groote schade aller neringdoenden, in Uwe Ge meente woonachtig werden deze strenge bepalingen in de politie-verordening opgenomen Leiden zeer zeker zooveel mogelijk door wielrijders gemeden zal worden; dat zelfs in Berlijn, waar volgens de begrippen van vreem delingen meestal overdreven strenge politiebepalingen bestaan, op voorstel van den Hoofdcommissaris van Politie, de strenge bepalingen op het wielrijden zijn afgeschaft; dat wel-is-waar Uwe Gemeente zeer nauwe toegangswegen naar het Noorden bezit, doch dat dit toch geen reden mag zijn, om alle verkeer per rijwiel met het Noorden te verbieden; dat een bepaling, waarbij aan wielrijders verboden werd, stegen als de Paardensteeg en Donkersteeg, anders dan lang zaam te berijden, zeer zeker het publiek tegen ongelukken zou behoeden en bij weldenkende wielrijders geen bezwaar zou ondervinden; dat, nu het rijwiel bij het Leger, de Rijks veld wacht, de Posterijen en de Telegraphie is ingevoerd, en tal van genees- heeren het gebruiken tot uitoefening van hun beroep, het toch niet mag gebeuren, dat een in dienst zijnd fnilitair, veld wachter of besteller van post of telegraphie, of dat een genees heer, die in een spoedeischend geval zijn patiënten bezoekt, door een politieverordening gedwongen wordt een groot ge deelte van zijn weg te voet af te leggen; dat door den Gemeenteraad van Amsterdam in de maand Mei 1896 bij verordening was vastgesteld, dat wielrijders niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 1