30
Begint men met eene proportioneele schoolgeldheffing op
de Hoogere Burgerschool voor Meisjesdan zal hetzelfde stelsel
weldra moeten worden ingevoerd niet alleen op de andere
inrichtingen van onderwijs, maar wellicht ook voor het gebruik
van andere gemeente-instellingen niet behoorende tot het
onderwijs. Zulks zoude ongetwijfeld onbillijk moeten worden
geacht, omdat de ünantieele draagkracht der ingezetenen reeds
wordt in acht genomen bij de heffing der Inkomstenbelasting,
die strekt tot goedmaking van de algemeene kosten der ge
meentehuishouding, voor zooverre daarin niet door andere
bronnen van inkomst wordt voorzien.
Wij zijn dus van oordeel dat het niet gewenscht is thans
in de heffing van schoolgeld voor de Hoogere Burgerschool
voor Meisjes wijziging te brengen, zoodat door ons college
geen daartoe strekkend voorstel wordt ingediend.
Ten slotte kunnen wij U inededeelen dat de ter zake met
de Commissie van Toezicht gevoerde correspondentie, voor de
leden in de leeskamer is nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 56. Leiden, 18 Maart 1897.
In verband met ons voorstel van 5 Maart j.l. tot vaststelling
van eene gewijzigde Verordening regelende het getal der
leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens en het
bedrag hunner jaarweddenhebben wij de eer U mede te
deelen dat, bij het overleg daaromtrent met de Commissie
van Toezicht op de scholen voor Middelbaar onderwijsonze
aandacht was gevallen op het feitdat de leeraar in de
natuurlijke historie die, volgens de Verordening regelende
bet getal der leerarenverbonden aan het Gymnasium en het
bedrag hunner jaarwedden, eene jaarwedde van 900, met twee
driejaarlijksche verhoogingen van '200 geniet, slechts ééne
verhooging van ƒ200 ontvangt ten laste van het Gymnasium,
zijnde de andere verhooging ten laste van de Hoogere Burger
school voor Jongens op de begrooting uitgetrokken.
Wij achten het noodig de beide Verordeningen in overeen
stemming te brengen met deze sedert twaalf jaren bestaande
administratieve regeling en het komt ons het regelmatigst
voor op beide inrichtingen twee driejaarlijksche verhoogingen
van 100 toe te kennen. Van deze gelegenheid wenschen wij
gebruik te maken om de thans geldende Verordening van
het Gymnasium van 5 Juni 1879 (Gem.blad n°. 6 van dat jaar)
die twee malen is gewijzigd bij raadsbesluit van 25 Augustus
1887 (Gem blad n°. 9 van dat jaar) en bij raadsbesluit van
12/26 October 1893 (Gem.blad n°. 16 van dit jaar) in te trekken
en geheel te herzien, onder opneming van de beide laatst
genoemde verordeningen en van de boven voorgestelde be
paling omtrent de jaarwedde van den leeraar in de natuurlijke
historie.
Tevens zij medegedeeld dat bij raadsbesluit van 18 Maait
1886, goedgekeurd door den Minister van Binnenlandsche Zaken
bij beschikking van 19 April d. a. v., de jaarwedden van de
leeraren in het Fransch en het Iloogduitsch zijn vaslgesteld
op 1400.
Na overleg met Curatoren van het Gymasium is alsnu de
volgende Verordening ontworpenwelke hierbij wordt over
gelegd, terwijl in overweging wordt gegeven tot de vaststelling
daarvan over te gaan.
VERORDENING regelende hel getal der leeraren verhonden
aan het Gymnasium te Leiden en het bedrag hunner
jaarwedden.
Art. 1.
0e jaarwedden der leeraren verbonden aan het gymnasium,
worden vastgesteld als volgt
a. voor den rector opƒ3400.
b. voor den conrector opƒ2400,—
c. voor twee leeraren in de oude talen voor ieder, op ƒ2000.—
d. voor twee leeraren in Nederlandsche taal- en letterkunde,
geschiedenis en aardrijkskunde, voor ieder op. ƒ2000.
e. voor twee of drie leeraren in de Fransche, lloogduitsche
en de Engelsche taal, voor de Fransche en lloogduitsche
talen, elk opƒ1400.—
en voor de Engelsche opƒ1200.
voor een leeraar in de Wiskunde op ƒ2200.—
g. voor een leeraar in de natuurlijke historie, op ƒ900.—
h. voor een leeraar in de Natuurkunde, wanneer het onderwijs
in dat vak gedurende 4 uren 's weeks gegeven wordt op ƒ500.—
voor elk wekelijksch lesuur meerƒ100.
voor den leeraar in de Scheikunde voor elk wekelijksch
lesuurƒ100.
i. voor den leeraar in de flebreeuwsche taal op 200.
Art. 2.
De bezoldiging van den leeraar in de gymnastiek wordt
afzonderlijk geregeld.
Art. 3.
De leeraren genoemd in Art. 1 onder letter a tot en met g,
genieten tweemaal eene verhoogihg van jaarwedde, telkens
van f 200.met uitzondering van de leeraren in de Engelsche
taal en in de Natuurlijke Historie, die tweemaal eene ver
hooging van jaarwedde genieten telkens van f 100.
De eerste verhooging gaat in, voor den rector: op den dag
waarop hij in dien rang drie jaren, hetzij elders, hetzij te
Leiden werkzaam is geweestvoor den conrector en de overige
leeraren: op den dag waarop zij een driejarigen diensttijd aan
eene hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus of aan een
gymnasium volbracht hebben.
De tweede verhooging- gaat in, voor den rectorop den dag
waarop hij in dien rang zes jaren, hetzij elders, hetzij te Leiden
werkzaam is geweest; voor den conrector en de overige leeraren:
op den dag waarop zij een zesjarigen diensttijd aan eene
hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus of aan een gym
nasium volbracht hebben.
Art. 4.
Zoodra het aantal lesuren voor een leeraar geklommen is
boven 24 uren per week, geniet hij voor elk uur boven 21
uren per week een toelage van ƒ100.— 'sjaars.
Art 5.
De Gemeenteraad behoudt zich de bevoegdheid voor, om in
buitengewone gevallen de jaarweddenin art. 1 vermeld, te
verhoogen en de in art. 3 bedoelde periodieke verhoogingen
ook toe te kennen, vóór dat de drie- of zesjarige diensttijd
is volbracht.
De besluiten, overeenkomstig dit artikel genomen, behoeven
de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Art. 6.
Deze verordening wordt geacht in werking getreden te zijn
den 1 Januari 1897, terwijl de verordening van 5 Juni 1879
(Gemeenteblad n°. 6 van dat jaar) gewijzigd bij de verorde
ning van 25 Augustus 1887 (Gemeenteblad n°. 9 van dat jaar)
en van 12/26 October 1893 (Gemeenteblad n°. 16 van dat jaar)
worden ingetrokken.
Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden, in zijne
openbare vergadering van
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 57. Leiden, 18 Maart 1897.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van J. Van Leeuwen
Jr.hebben wij de eer U mede te deelen dat de dochter van
adressant Johanna Van Leeuwen, in Februari j.l. de Hoogere
Burgerschool voor Meisjesom gezondheidsredenen heeft verlaten.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan
adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school
geld voor zijne dochter, vroeger leerlinge der Hoogere Burger
school voor Meisjes, over de laatste twee kwartalen van den
cursus 1896,97.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Hierbij heeft de ondergeteekende de eer mede te deelen,
dat hij zich verplicht heeft gezien zijri dochtertje Johanna
Cornelia, leerlinge der le klasse van de Hoogere Burgerschool
voor Meisjes te Leiden, voor eenigen tijd van de school te
nemen ter wille van haar gezondheidzoodat zij voor het overige
gedeelte van dezen cursus van het onderwijs aan genoemde
Inrichting geen gebruik zal kunnen maken. Om deze reden
verzoekt ondergeteekende beleefdelijk, te worden vrijgesteld
van het betalen van schoolgeld voor genoemde leerlinge over
de tweede helft van dezen cursus.
Leiden, 11 Maart 1897.
J. Van Leeuwen Jr.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
N°. 58. Leiden, 18 Maart 1897.
Door Curatoren van het Gymnasium is ons, onder over
legging van een betrekkelijk schrijven van den Rector, in
overweging gegeven om aan den Gemeenteraad voor te stellen
dit jaar de Paaschvacantie met de Pinkstervacantie te ver
eenigen, in dier voege, dat de Paaschvacantie verlengd worde
met den duur van de Pinkstervacantie.
De Paaschvacantie zoó dit jaar moeten zijn van 16—26 April
en de Pinkstervacantie van 5—14 Juni.
In de tweede helft van Juni volgt het eindexamen, terwijl
in de week van 5—10 Juli de overgangs-en toelatingsexamens
worden gehouden,