93 minimum te beperken. Nu zoowel bij het examen voor de acte art. 56a als bij dat voor de acte bedoeld in art. 56b der onderwijswet proeven van bekwaamheid in het teekenen ge- ëischt worden, zal na verloop van tijd ook dit minimum kunnen vervallen De Hoofden van de overige lagere scholen hebben verklaard, dat zij de hulp van den leeraar in het teekenen niet noodig hebben. Eene regeling van het teekenonderwijs in overeenstemming mot de bovenvermelde verklaringen eischt 58 wekelijksche lesuren De Hoogere Burgerschool voor Jongens24 De Hoogere Burgerschool voor Meisjes14 De Kweekschool voor Onds en Ond»15 De Openb. school der le klasse voor Meisjes 2 De Openb. school der 2e klasse voor Meisjes 3 Te zamen 58 Deze 58 lessen kunnen door Mejuffrouw Tonnet en den Heer Kosters gegeven wordendaar de Gemeente volgens art. 3 der Verordening van den 25sten Januari 1894 (Gembl. van Leiden n°. 8) over 30 uren per week van ieder hunner beschikken kan. De lessen kunnen dan op de volgende wijze verdeeld worden De Heer Kosters 24 uren aan de H. B. v. J. 6 Kweekschool Mejuffrouw Tonnet 14 H. B. v. M, 9 Kweekschool 2 Meisjessch le kl. 3 2e kl. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging: 1°. de Ver ordening van den 25 Januari 1894, regelende het onderwijs in het handteekenen en de gymnastiekdat aan de openbare lagere en middelbare scholen te Leiden gegeven wordt. (Gem. blad n°. 8 van 1894) als volgt te wijzigen. Art. 1. Tot het geven van onderwijs in bet handteekenen op de middelbare scholen, de kweekschool voor onderwijzers en voor zooveel noodig op de lagere scholen worden aan gesteld ten minste één leeraar en eene leerares, die in het bezit zijn van eene acte voor middelbaar onderwijs in dit vak. Art. 2. Hunne jaarwedde bedraagt f 1200.en wordt na twee jaar van goeden en trouwen dienst in deze gemeente met f300. verhoogd. Art. 3. De leeraar en de leerares zijn verplicht tot een maximum van 30 uren per week les te geven. Worden er enkele uren meer van hen verlangddan ge nieten zij voor ieder uur f 50.'sjaars. 2°. Tengevolge van de opheffing van één der betrekkingen van leeraar in het handteekenen aan de openbare lagere- en middelbare scholen aan den leeraar A. J. Nieuwenhuis Jr. als zoodanig eervol ontslag te verleenen met ingang van 1 Januari 1897. Bij aanneming van dit voorstel heeft de heer Nieuwenhuis krachtens art. 5 van de Verordening van 4 December 1884 betreffende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en bedienden (Gem. blad n°. 5 van 18b4) gewijzigd bij raadsbesluit van 3 December 1885 (Gem. blad n°. 5 van 1885), aanspraak op wachtgeld gedurende 4 jaren na de opheffing van de betrekking, tot een bedrag van de helft der bezoldiging, dus nu f 750.—. De bezoldiging bedraagt f 1500.— en de heer Nieuwenhuis heeft den leeftijd van veertig jaren bereikt, zijnde hij geboren den 23 Juli 1855 Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 276. Leiden, 23 November 1890. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van 11. J. Blom, hebben wij de eer U mede te deelen dat, na ingesteld onder zoek door de Commissie van Fabricage, geen bezwaar bestaat tegen het doen wegnemen van den boom, staande voor het perceel Stationsweg n°. 17. Bovendien is het niet meer dan billijk dat ook op dit verzoek gunstig worde beschikt, nu reeds meermalen gelijke beschikking is genomen op dusdanige verzoeken van andere eigenaars van perceelen aan den Stations weg. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging tot bet doen rooien van den boom, staande aan den Stations weg voor perceel n°. 17, te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van loeiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft de ondergeteekende met de verschuldigde hoogachting te kennendat hij beleefd verzoekt den boomstaande voor bet thans aan hem behoorend huis aan den Stationweg 17 te doen wegnemen, welke alzoo voor den ingang hinderlijk is. 't Welk doende, H. J. Blom, Rijnsburgersingel 6. Leidenden 19 Oct. '90. N°. 277. Leiden, 26 November '1896. Onder overlegging van nevensgaand schrijven van de Com missie van de Gemeente-apotheekgeven wij Uwe Vergadering in overweging tot de benoeming over te gaan van een lid dier Commissie, ter vervulling van de vacature ontstaan door het overlijden van den heer C, Francken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 23 November 1896. In antwoord op Uwe missive N°. 1303 dd. 18 Nov. j.l. hebben wij de eer U te doen toekomen eene aanbeveling van twee personen, om te voorzien in de vacature ontstaan door het overlijden van den Heer C. Francken, namelijk: 1°. de Heer F. G. A. ten Boscii Apotheker in het Academisch Ziekenhuis en plaatsvervangend lid van den Geneeskundigen Raad van Zuidholland. 2°. de Heer A. E. van Grasstek, Apotheker alhier. De Commissie van de Gemeente-apotheek Dr. D. de Loos, Voorzitter. J. G. van der Sluijs, 1. Secretaris Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 278. Leiden, 26 November 1896. Krachtens de Verordening van den 9den Januari j.l. hou dende Reglement op het beheer en bestuur van het Krank zinnigengesticht Endegeest, bepaalt de Gemeenteraad het bedrag der verplegingskosten en de verdere voorwaarden tot opneming en verpleging. Het ontwerp daarvoor is opgemaakt door de Commissie voor het Krankzinnigengesticht, waarmede wij ons kunnen vereenigen en hetwelk hierbij wordt overgelegd. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging tot de vaststelling van het Reglement over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Voorwaarden van opnèneming en verpleging van lijders in het Geneeskundig gesticht voor krankzinnigen „Endegeest", te Oegstgeest, nabij Leiden. Art. 1. Het gesticht is in de eerste plaats bestemd voor de verpleging van in de provincie Zuid-Holland wonende of verblijvende krankzinnigen. Het opnemen van patiënten buiten die provincie kan slechts plaats hebben met goedvinden van Gedeputeerde Staten. Art. 2. De overeenkomst tot opneming en verpleging van een lijder wordt gesloten tusschen dengene voor wiens rekening de ver pleging geschiedt en de Commissie van Beheer van het gesticht of haren Voorzitter. Art. 3. De aanvraag tot opneming van een lijder behoort te worden gericht tot den Geneesheer-Directeur, die met inachtneming van het bepaalde in art. 1 en behoudens nadere goedkeuring daarvan door de Commissie van Beheer voorloopig over de opneming beslist. Bij die aanvraag behooren te worden vermeld a. het geslacht en de ouderdom van den lijder; b. de aard en duur zijner ziekte en c. de dag waarop men hem naar het gesticht wenscht over te brengen. Is de lijder binnen 8 dagen na den termijn, door den Geneesheer-Directeur voor zijne opneming bepaald, niet ge plaatst, dan vervalt de verplichting tot zijne opneming en zal daartoe een nieuwe aanvraag moeten worden gedaan. Behoudens in zeer dringende gevallen ter beoordeeling van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 3