DONDERDAG 29 OCTOBER 1896.
75
Beraadslaging over volgn. 168, luidende: »Toelage aan de
eigenaars van den Schouwburg f 1500.
De heer Van Kempen. M. d V.Ik heb de eer voor te stellen
dezen post met 10 dus met f 150,— te verminderen. Tot
toelichting van mijn amendement zal ik verder niets zeggen;
er is reeds bij verschillende begrootingen zooveel over deze
zaak gezegd, dat ik de heeren niet wil vervelen met in her
halingen te treden.
Het amendement wordt voldoende ondersteund en kan der
halve een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
Het amendement van den heer Van Kempen, instemming
gebracht, wordt aangenomen met 14 tegen 13 stemmen.
Voor stemden de heeren Van Lidth de Jeude, Verster,
Stadhouder, Van Kempen, Van Dissel, Juta, De Sturler,
Cock, Pera, Van Rhijn, Kerstens, Van Hoeken, Dekhuyzen
en Verhey van Wijk.
Tegen stemden de heeren DruckerDu RieuFockema
Andreae, Kroon, De Vries, Hasselbach, Van Hamel, Siegen-
beek van Heukelom, Kaiser, De Goeje, Driessen, Zillesen
en Zaaijer.
Het gewijzigde Volgn. 168 wordt zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 169, luidende: Aankoop van
inschrijvingen op het Grootboek der nat. werk. schuld
f 23702.-."
De heer Drucker, M.d. V.Er wordt bij dezen post een
bedrag uitgetrokken van f 3100voor aflossing van het
kapitaal van f 62000.aan de Gasfabriek te verstrekken.
Het voorstel omtrent de aflossing van dit kapitaal is evenwel
nog niet door den Raad aangenomen. Ik zal nu geen bezwaar
maken tegen dezen post, maar behoud mij overigens alle vrij
heid ten aanzien van die aflossingsquaestie voor.
De Voorzitter. Op verzoek van de Comm. v. fin. is het
voorstel niet behandeld, maar het bedrag is toch vastgesteld.
De heer Drucker. Maar niet de wijze van aflossing.
Volgn. 169 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De volgnrs 170174 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 175: Kosten der Bank van LeeningMemorie."
De Voorzitter. Dit volgn. moet tengevolge van de begroo
ting van de Bank, worden gebracht op 30,—.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
Volgn. 176: Onvoorziene Uitgaven", wordt aangehouden.
In behandeling komen de Inkomsten.
Beraadslaging over volgn. 1, luidende: i>Batig slot der
laatst vastgestelde rekeningvoor zooverre daaraan niet reeds
eene bepaalde bestemming is gegeven f 14892.35."
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik heb in de sectie
vergadering het denkbeeld geopperd om indien het batig
slot, het overschot van de laatst vastgestelde rekening van
den gemeente-dienst eenigszins belangrijk is, een deel daar
van te bestemmen tot kapitaliseering, om daardoor lang
zamerhand een bedrijfskapitaal voor de gemeente te verkrijgen
een denkbeeld, dat ik bij de behandeling van deze begroo
ting niet in een voorstel kan belichamen, maar nog eens in
de aandacht van het Dag. Bestuur en den Raad wil aan
bevelen.
Het Dag. Bestuur heeft tegen dat denkbeeld bezwaren
geopperd in het antwoord op het afdeelings-verslag. Een
bedrijfskapitaal te verkrijgen acht ook het Dag Bestuur
gewenscht. Het meent, dat daartoe twee wegen zouden zijn
aan te wijzen, of althans nog een weg zou zijn aan te wijzen
naast dien, welken ik in overweging geef, n. 1. het aangaan
van eene leening. Maar, zegt het Dag. Bestuur, het aangaan
eerier leening tot verkrijging van een bedrijfskapitaal vindt
veel bestrijding en zou licht niet worden goedgekeurd door
Ged. St.en zijdie bezwaar maken tegen eene dergelijke
leening, zouden vermoedelijk ook bezwaar maken tegen het
bewandelen van den weg, als dien ik in overweging heb
gegeven. Dat laatste betwijfel ik. Het wordt ons niet moeielijk
gemaakt, om uit buitengewone winsten van de gasfabriek
b. v. leeningen af te lossen. Toen een paar jaar geleden is
besloten om een grooter gedeelte van de opbrengst der gas
fabriek te bestemmen voor schulddelging, is ons daarbij niet
het minste bezwaar in den weg gelegd. Wanneer nu buiten
gewone winsten op de gasfabriek tot kapitaliseering werden
bestemdgeloof ikdat op denzelfden grond daartegen even
min bezwaren zouden rijzen. Het zou ook onredelijk zijn,
wanneer dergelijke bezwaren werden gemaakt. Ik zou mij
kuunen voorstellen of het juist zou wezen, betwijfel ik,
dat de hoogere autoriteiten bezwaar zouden maken, wanneer
men van de belastingschuldigen een extra belasting hief om
de opbrengst daarvan te kapitaliseeren. Maar het is geheel
iets anders, of men eene belasting heft om te kunnen kapi
taliseeren, dan dat men in den loop van het jaar de hoogere
opbrengst van de gasfabriek of de duinwaterleiding want
dat is meestal een gedeelte van het batig slot daartoe
bestemt. Ik geloof, dat daartegen geen bezwaar zou bestaan;
ook niet bij hen, die meenen dat niet mag worden geleend
tot verhooging van het bedrijfskapitaal.
Ik ben het verder niet eens met het Dag. Best.dat in
elk gevalwanneer wij stonden voor twee wegenhet sluiten
van eene geldleening de voorkeur zoude verdienen. Immers
wanneer men voor bedrijfskapitaal ging leenen, zou bij het
besluit, volgens art. 136 der gemeentewet, eene som moeten
worden bestemd voor aflossing. Op die wijze zou dus op de
belastingschuldigen voor alle jaren een last worden gelegd
totdat de geheele som zou zijn afgelost, terwijl volgens mijn
denkbeeld het bedrijfskapitaal zou worden gevormd door iets
apart te leggen in de voordeelige jaren. In jaren, waarin de
uitgaven buitengewoon zouden stijgenof waarin de inkomsten
tegenvielen, zou men niets apart behoeven te leggen en de
belastingschuldigen dus niet behoeven te bezwaren met een
zeker bedrag voor bedrijfskapitaal. Ik geloof werkelijk dat
voor zulk eene wijze van kapitaalvorming wel iets te zeggen
valt, en ik geloof ook niet, dat daartegen door eene hoogere
autoriteit bezwaar zou worden gemaakt. Het is mij niet
mogelijk op dit oogenblik mijn denkbeeld in een voorstel te
belichamen; ik heb alleen getracht de bezwaren, door B. en
W. daartegen geopperdte wederleggenen ik zou het Dag.
Best. wel in overweging willen geven om de zaak nog eens
nader te onderzoeken.
De Voorzitter. Bij de laatste geldleening is deze zaak
uitvoerig door het Dag. Best. behandeld. Het Dag. Best. was
van oordeel dat voor bedrijfskapitaal, eene werkelijke behoefte
voor de gemeente, mag worden geleend. Verschillende des
kundigen op het gebied van gemeentelijk recht en administratie
vreesden evenwel, dat tegen een voorstel om voor bedrijfskapitaal
te leenen een storm zoude opsteken, en daarop hebben B. en
W. van hun voornemen afgezien. Ik weet niet hoe het oordeel
van Gedeputeerde Staten zoude luiden, omdat eene dergelijke
zaak voor zoover mij bekend is, nog nimmer aan hun oordeel
is onderworpen, hoewel er andere gemeenten zijn, die stil
zwijgend voor hun bedrijfskapitaal leenen door grooter kapitaal
te leenen dan zij voor directe behoefte noodig hebben. Op grond
van den te verwachten tegenstand van verschillende zijden, heb
ben B. en W. dus geen voorstel ingediend om voor bedrijfskapi
taal te leenen, en na onze ernstige overwegingen, is in de eerste
jaren een dergelijk voorstel ook niet van ons te verwachten.
Wat het middel betreft door den heer Fockema Andreae
aangegeven, ik vind dit inderdaad minder praktisch dan het
onze. De heer Fockema Andreae wil alleen in vette jaren
wat apart leggen voor bedrijfskapitaal, wanneer de inkomsten
wat hoog zijn geweest. Hij zal mij echter toegeven, dat ook
op die wijze het kapitaal feitelijk door de belastingschuldigen
wordt bijeengebracht, maar waarom wordt het een vet jaar
genoemd Omdat wij als menschen onvolmaakt werk hebben
geleverd; eene onjuiste raming van ontvangsten en uitgaven
hebben gegeven, want wanneer wij vooruit hadden kunnen
zien, dat de raming te hoog was, dan zouden wij ook de
raming van den hoofdelij ken omslag lager hebben gesteld en
zouden de belastingschuldigen dus minder hebben behoeven
te betalen. Het hoofdbezwaar echter tegen eene regeling, zooals
wordt voorgesteld door den heer Fockema Andreae, die erkent
dat de gemeente niet zonder bedrijfskapitaal kan zijn, is, dat het
zoolang zou kunnen duren, eer men het noodige bedrijfskapitaal
had gevormd. Het kan bijv. voorkomen, dat men 10 achtereen
volgende magere jaren heeft, waarin weinig of niets kan worden
apart gelegd; dan zal men wellicht in al dien tijd een f 5000.
bijeen hebben, eene som veel te klein om in de behoeften te voor
zien, terwijl men, als men het noodige kapitaal leent, dadelijk ge
noeg ontvangt. De leden van den Raad weten hoe men daaraan
tegemoet komt. Wat belegd moet worden, belegt men feitelijk
niet, maar wordt gebruikt als kasgeld. Ieder jaar wordt dat
bij de begrooting goedgekeurd, en ook Ged. St. weten dat;
en wanneer eene leening wordt aangegaan, wordt de zaak
geregulariseerd.
De heer Fockema Andreae. Het is mij niet duidelijk hoe
U kunt zeggen, dat de weg, dien het Dag. Bestuur voor
eenigen tijd heeft overwogen, praktischer is dan de mijne.
Waarom is die weg niet ingeslagen? Omdat daartegen een
storm zou opsteken en men het niet gedaan zou kunnen
krijgen. Dan is die weg ook zeker niet praktischterwijl het
middel, dat ik aanwijs, naar het mij voorkomt en dat
heb ik niet hooren bestrijden wel praktisch is aan te
wenden. De storm, die misschien zou opgaan tegen het sluiten
van eene leening voor dat doeleinde, zou zeker niet opsteken