DONDERDAG 29
OCTOBER 1896.
71
dat in het algemeen aan de markten niet is gedacht. Er zou
dus wel reden zijn om aan te nemendat overeenkomstig
den geest van de voorwaarden, de pachter verplicht is om
ook de markten schoon te houden, welke niet afzonderlijk
zijn genoemd. Ik zal nu geen voorstel doen, maar wensch
R. en W. te doen terugkomen op hunne meening, dat het
nimmer in de bedoeling heeft gelegen, om den pachter te be
lasten met het schoonhouden der markten, de veemarkten
uitgezonderd. De leden van den Raad tochdie de artt. 1 en
5 van de voorwaarden hebben goedgekeurdhebben daarbij
niet anders kunnen denkendan dat het vuilafkomstig van
alle markten, zoude moeten worden weggeruimd door den
pachter.
(De heer Siegenbeek van Heukelom komt ter vergadering).
De Voorzitter. Ik ben gaarne bereid dat te overwegen,
maaf het kwam B. en W. voor, dat de pachter alleen niet
ontslagen was van het schoonmaken der straat en van de
twee speciaal in de voorwaarden genoemde markten.
De heer De Sturler. De Vischmarkten niet b. v., die zijn
niet genoemd.
De Voorzitter. Dat meen ik ook. Wij meenen, dat de
bedoeling is geweest het schoonmaken der twee opzettelijk
genoemde marktenbehalve de verplichting om overal de straat
schoon te maken. Dat o. a. het schoonmaken der beestenmarkt
den pachter speciaal wel is opgedragenbehalve het opruimen
van het vuil op gewone dagen, komt omdat een markt natuur
lijk meer onreinheid na zich sleept. Dat is onze opvatting,
maar ik erkenmen kan daarin dwalen daar het niet duidelijk
blijkt uit de letter van de overeenkomst.
De heer Fockema Andreae. De Voorzitter zal wel met
mij eens wezen, dat men niet al te veel hieraan hechten
moet, dat spreken over het eene zou insluiten eene uitzondering
van het andere. En wat betreft de groentenmarkt, hiervan
wordt niet afzonderlijk gesproken enkel ter wille van het
schoonmaken, maar gezegd, dat er bestendig een of twee
schuiten moeten aanwezig zijn om het afval op te nemen.
Die bepaalde verplichting te noemen omtrent de groenten-
markt was, dunkt mij, noodig, omdat men den pachter niet
alleen wilde verplichten tot het schoonmaken der markt,
maar ook tot de zorg voor twee schuiten. Ik wensch de
zaak gaarne in uwe nadere overweging aan te bevelen.
De Voorzitter. Ik zal er met den pachter nogeens over
spreken
Hierna wordt volgn. 104 zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De volgns. 105—111 worden achtereenvolgens zonder
discussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 112: «Belooningen en premiën aan
de brandspuitlieden en beambten" ƒ3900.—.
De heer Van Hoeken. Ik weet niet, M. deV., of het bij
dit of het vorige art. behoort; maar ik wenschte hier gaarne
eenige inlichting te vragen met betrekking tot brandspuiten
in de geannexeerde gedeelten. Ik heb zijdelings gehoord, dat
die te Oegstgeest geruild is voor een andere. Gaat dat zoo
maar, zonder dat vanwege het gemeentebestuur of door de
betrokken autoriteiten daartegen iets gedaan wordt? Mij
dunkt, wanneer een oude spuit wordt neergezet inplaats van
eene nieuwe, dan is dat niet zoo bepaald in het voordeel
van de gemeente. Ik zou het beter hebben gevonden, wanneer
de nieuwe spuit daar was blijven staan.
De Voorzitter. De spuiten uit Zoeterwoude zijn in vol
maakt goeden staat; die gemeente heeft aan Leiden over
gedragen het brandspuitenhuis met de spuiten, welke daarin
stonden. Met Oegstgeest geloof ik, dat dat niet geheel het
geval is. Maar ik moet er dit bijvoegen, dat toen de uit
breiding der grenzen in werking kwam, in het brand
spuitenhuis aldaar een gehuurde spuit stond, die de
gemeente in huur had van de firma Bikkers te Rotterdam.
Daar hadden wij natuurlijk geen recht op, nadat wij van de
gemeente Oegstgeest een spuit hebben gekregen in ruil voor
de gehuurde spuit, die moest worden teruggegeven. Nu is
het mogelijk, dat wij er beter aan toe hadden kunnen zijn,
wanneer wij eene mooie spuit gekregen hadden, want mooi
is deze nu niet; maar wij hebben er althans een. Met het
Gemeente-bestuur van Oegstgeest hebben wij daarover ge
correspondeerd, maar heel veel resultaten heeft dat niet
opgeleverd.
Volgn. 112 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 113, luidendey>Kosten der
schutterij 8600.—" waarbij in behandeling komt de be
grooting voor de schutterij.
De Voorzitter. B. en W. stellen voor dit volgn. te ver-
hoogen met ƒ569.en dus te brengen op ƒ9169.in over
eenstemming met de begrooting door den schuttersraad in
gediend. Ik breng hierbij tevens in behandeling den brief
van den schuttersraad, waarbij in overweging wordt gegeven,
om den memorie post voor de oprichting van een schietbaan
te doen vervallen, hetgeen door B. en W. wordt overgenomen.
De heer Drucker. M. d. V.! Zooals bekend is, heeft de
Comm. van Fin. in haar advies voorgesteld, de begrooting van
de schutterij te brengen in den vorm, waarin zij verleden
jaar was, omdat het der Commissie voorkomt, dat de wijzi
ging, welke thans wordt voorgesteld, niet onvermijdelijk
noodig is, en dus bij den tegenwoordigen toestand onzer schut
terij beter wordt achterwege gelaten. De Schuttersraad heeft
nu eene nadere toelichting ingezondenmaar na aandachtig
te hebben geluisterd, komt mij die toelichting al zeer pover
voor. Er wordt daarin niets anders gezegd dan dat de nieuwe
posten dringend noodzakelijk zijn zonder daarbij een enkel
woord van toelichting te voegen. Het zal UM. d. V.niet
verwonderen dat ik, noch waarschijnlijk een mijner mede
leden van de Comm. v. Fin., overtuigd ben van ons ongelijk,
en wij blijven derhalve voorstellen dezen post met 160.
te verminderen.
De Voorzitter. Ik kan mij met het amendement van de
Comm. v. fin. niet vereenigen. Naar aanleiding van het advies
dier Commissie heb ik de zaak nog eens nader onderzocht.
Daaruit is mij o. a. gebleken, dat er 60.— wordt uitgetrokken
voor een korporaal-tamboer, dat tot dusver de formatie van
de tamboers niet compleet is geweest, omdat er geen geschikt
korporaal-tamboer te vinden was. Wanneer nu de schuttersraad
van oordeel is, dat aan de wettige formatie moet en op dit
oogenblik kan worden voldaan, dan is het, dunkt mij, voor
den Gemeenteraad zeer moeilijk daartegen bezwaar te maken,
omdat het hier geldt eene quaestie van techniek, waarover
wij niet kunnen oordeelen. Ik kan mij er jaarlijks van over
tuigen, dat de begrooting van den schuttersraad met de meest
mogelijke zuinigheid wordt opgemaakt. De Comm. v. Fin. geeft
als grond voor haar amendement ook op den tegenwoordigen
toestand van de schutterij, maar ik zie niet in, in welk opzicht
deze is veranderd bij vorige jaren vergeleken.
De tweede verhooging betreft de tractementen van den
concierge en van den magazijnknecht, welke de schuttersraad
voorstelt ieder met 50.— te verhoogen en dus te brengen
op ƒ100.Ik geloof niet dat dit te veel is; ik heb van den
Majoor-Commandant vernomen, wat die man te doen heeft,
en het bleek mij toen, dat eene betaling van 100.— voor
elke betrekking werkelijk niet te hoog is.
Ik blijf derhalve aanneming van het amendement van de
Comm. van Fin. ontraden.
Het amendement van de Commissie van Financiën, in
stemming gebracht, wrnrdt met 22 tegen 5 stemmen ver
worpen.
legen stemden de heeren: Verster, Stadhouder, Van Kem
pen, Van Dissel, Juta, De Sturler, Du Rieu, Fockema
Andreae, Kroon, Cock, De Vries, Pera, Van RhijnKerstens,
Hasselbach, Van Hamel, Siegenbeek van Heukelom, Kaiser,
De GoejeDekhuyzenZillesen en Zaaijer.
Voor stemden de heeren: Van Lidth de Jeude, Drucker,
Van Hoeken, Driessen en Verhey van Wijk.
De Voorzitter. Dan stel ik nu voor, de begrooting voor
de schutterij voorloopig goed te keuren in ontvangst en
uitgaaf fot een bedrag van 9494 waaruit vervallen is
de memorie-post voor de oprichting van een schietbaan.
Dienovereenkomstig wordt bij acclamatie besloten.
Verhoogd met 569wordt nu volgn. 113 bij acclamatie
goedgekeurd.
De volgns. 114121 worden achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 122y>Kosten voor de middelbare
scholen."
De Voorzitter. Bij dit art., dat nu voor het eerst gesplitst
ismoet in afd. I Jaarwedden met 200.worden verhoogd
voor het traktement van den heer Kosters, volgens raads
besluit van 25 Januari 1894. Verder komt op hetzelfde art.,
maar bij afd. VI Kosten van parallelkosten f 500.— verhoo
ging, volgens raadsbesluit van 24 Sept. 1896.
De heer De Goeje. Wordt door B. en W. geen andere
verhooging voorgesteld op dit art. n. 1. op afd I Jaarwedden?
De Voorzitter. Dat is gedaan, n. 1. eene verhooging van
200.—.
De heer De Goeje. Juist, M. d. V. Maar ik bedoel de
verhooging van dit art. met het bedrag, dat noodig is om
de traktementen voor de leeraren in de talen gelijk te maken
met die voor de leeraren in andere vakken?
Ik wenschte dit voor te stellen, indien het niet door B.
en W. geschiedt.