DONDERDAG 29 OCTOBER 1896.
69
De heer De Goeje. Ik begrijp wel, dat men op ditoogen
blik niet klaar is met een geheel plan en er nog geen afdoend
middel kan worden aangewend. Maar wanneer het mogelijk is
tijdelijk eenige verbetering aan te brengen, zou ik dat zeer
wenschelijk achten.
De Voorzitter. Daarop is gerekend en dat zal ook gebeuren.
De heer De Goeje. Dank u, M. d. V.
De heer Hasselbach. M. de V.! Ik wensch in de eerste
plaats te vragen, of het plantsoentje aan de Morschpoort,
waarvoor eerst 200,was uitgetrokken waarvan ik
echter niet begrijp, hoe dat in de begrooting gekomen is
nu geheel prijs zal worden gegeven
De Voorzitter. B. en W. stellen dat voor.
De heer Hasselbach. Dat zal daar een verschrikkelijk ge-
meene toestand wordenmen zal dat dienen te bestraten
wil men niet, dat daar een poel van onreinheid en onge
rechtigheid ontstaat.
In de vergadering van fabricage is juist besloten daar geen
plantsoen te behouden, maar er een soort boschje van te
maken voor de minste kosten. Toen is voorgesteld en dat
is vrij algemeen in de commissie aangenomen daartoe
boomen te nemen uit onze kweekerijdie hebben tijd om
groot te worden en het zal betrekkelijk weinig kosten. De
toestand zal dan wat oogelijker zijn dan dat men een plein
heeft, zonder bestrating, vol met kuilen en gatenbij regen
achtig weder met water gevuld Wanneer men verder niets
meer aan het plantsoen doet, zal men op den duur, geloof
iktot nog veel grootere onkosten komen.
Wat de opmerking van den heer De Goeje over de singels
betreft, ja. overal waar boomen staan, ook in de stad, is op
het oogenblik de toestand niet zoo aangenaam. De boomen
laten hunne bladeren vallen, door den regen wordeu zij glib
berig en men glijdt er over. Op de singels, waar een dubbele
rij boomen staat, is dit euvel natuurlijk nog erger en lastiger.
Wanneer de regen ophoudt en de bladeren niet meer zoo
vallen, kan echter de boel worden weggeveegd en schoonge
maakt; de toestand wordt dan van zelf beter. Maar om nu
met dit weder afdoende verbetering aan te brengenis niet
doenlijk.
De Voorzitter. Naar aanleiding van de gemaakte opmer
kingen ben ik zelf het plantsoen aan de Morschpoort nog
eens gaan bezien, en werkelijk het ziet er onoogelijk uit. Het
schijnt ook, dat tegen vernieling niet te waken istenzij men
er een vasten politiepost ging stellen, wat natuurlijk niet
mogelijk is. B. en W. meenen dus dat het beste is de 200.
niet uittegeven, omdat het plantsoen het volgende jaar er
weder zoo zal uitzien als nu. En of men nu boomen plaatst,
ik geloof niet dat daardoor iets gewonnen zal worden; de
toestand zal er niet beter dooi' worden. De Raad kan echter
een andere beslissing nemen. B. en W. hebben oorspronkelijk
overgenomen het voorstel van de Comm. v. Eabr., maar door
de opmerkingen in de afdeelingen gemaakt, zijn wij overtuigd
geworden, dat het beter is het plantsoen daar te doen ver
vallen.
(De heer Yan Hamel komt ter vergadering).
De heer Hasselbacii. M. d. V. Ik ben het niet met U eens,
dat het planten van boomen niet zoude helpen. Overigens
wijs ik op het Pieterskerk-plantsoen. Onder uw voorganger
werd voorgesteld dit plantsoen op te heffen, ook omdat het,
naar het scheen, niet doenlijk was het in goeden staat te
houden. Men heeft het evenwel eerst nog eens een jaar ge
probeerd, met het gevolg dat het plantsoentje daar er nu nog
vrij goed uitziet Nadat de politie eenige weken hare bijzon
dere aandacht aan dit plantsoen had geschonken, kwam be
schadiging niet meer voor. De plantsoenen aan de uiteinden
van de stad worden, wat politie betreft, naar het mij voor
komt, nog al erg stiefmoederlijk bedeeld; de straatjeugd heeft
daar vrij spel. Ik geef gaarne toe, dat niet overal een vaste
politiepost kan gevestigd worden, maar eiken dag eene kleine
surveillance is toch wel mogelijk.
Ik stel dus voor om den post te behouden op 200.
hoewel wellicht f 100.reeds voldoende zal zijn om het
plantsoen in goeden staat te krijgen.
Het amendement wordt voldoende ondersteund en kan
derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De Voorzitter. Het schijnt, dat de heer Hasselbach nogal
spoedig tevreden is over het aanzien van een plantsoen. B.
en W. zijn het met de ledendie in de sectie de opmerking
hebben gemaakt eens, dat de toestand nu zeer onoogelijk
is, en zij meenen, dat verbetering niet afdoende zal helpen.
De heer Hasselbach. Als ik nog even het woord mag,
M. d. V.! Ik vind den toestand ook affreus leelijk, en ben
zooeven daarover ook beginnen te spreken. Maar ik weet
zeker, dat wanneer het park, dat zooveel schooner is, en het
groote plantsoen, dat er1 zooveel beter uitziet, twee of drie
maanden zonder beheer werden gelaten, zij hetzelfde lot zouden
deelen als nu de kleine plantsoenen aan het uiteinde van de
stad. Ik vind ze nu ook zeer leelijk, maar zou er daarom meer
toezicht op gehouden willen hebben en ze niet zoo stiefmoe
derlijk daarmede bedeeld willen zien.
De heer Zillesen. M. d. V.Voor het geval dat besloten
wordt het plantsoen daar weg te nemenwensch ik de vraag
te stellen, wat daarvoor in de plaats komt? Wordt die plek
dan bestraat?
De Voorzitter. Dan komt er eene open ruimte, die waar
schijnlijk zal worden bestraat.
De heer Van Hoeken. M. d. V.Ik verwacht niet veel
vrucht van een beter toezicht daar. Ik voor mij ben niet
voor het voorstel van den heer Hasselbachen wensch het
plantsoen eenvoudig op te ruimen en de plek te bestraten.
Voor minder kosten zijn wij er dan misschien een tijdlang af.
In stemming gebracht, wordt daarna het voorstel-Hassel-
bach verworpen met 18 tegen 8 stemmen.
Tegen stemden de heeren Van Lidth de Jeude, Verster,
Juta, Van Kempen, Van Dissel, Drucker, Kroon, Cock,
De Vries, Pera, Kerstens, Van Hoeken, Van Hamel, Kaiser,
DriessenDekhuyzen, Zaaijer en Verhey van Wijk.
Voor stemden de heeren Van Rhijn, Stadhouder, Hassel
bach, De Sturler, Du Rieu, De Goeje, Fockema Andreae en
Zillesen.
Aldus gewijzigd wordt volgn. 89 hierna bij acclamatie
goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn 90: Onderhoud van bruggen en
overzetveer en ƒ10860.
De heer Zillesen. In het afdeelingsverslag lees ik bij dit
volgn. onder meer een klacht over het ontsporen der tram
wagens bij de Blauwpoortsbrug. Gaarne wil ik erkennen, dat
ik de klager ben mede uit naam van velen. In hun antwoord
beginnen B. en W. met te zeggen, dat zulks in den laatsten
tijd trouwens reeds veel minder veelvuldig voorkomt." Ik wil
gaarne aannemen, dat het ontsporen bij de Blauwpoortsbrug
veel minder geschiedt dan het geval geweest is, maar wat
het verder gedeelte van de lijn betreft is het tegenwoordig
aan de orde van den dag. Er gaat geen dag voorbij, dat op
de Breestraat niet een wagen uit de rails loopt, hetgeen is
toe te schrijven aan de slechte ligging zoowel van rails als
wissels. Ik heb daarom met genoegen gezien, dat B. en W.
in hun antwoord zeggen, dat »te dier zake reeds onderhande
lingen met de Directie der Tramweg-Maatschappij zijn aange
knoopt," en ik hoop, dat die onderhandelingen zullen mogen
leiden tot een alleszins bevredigend resultaat.
Tevens wensch ik nog de aandacht te vestigen op een ander
punt, en zou B. en W. met bescheidenheid willen verzoeken,
of zij bij het voeren dier onderhandelingen niet zouden willen
aandringen op het plaatsen van een wachthuisje voor de personen,
die de tram moeten afwachten bij de Utrechtsche brug. De
heer De Goeje heeft medelijden met de menschen, die de singels
moeten bewandelen, maar ik heb op mijn beurt medelijden
met de menschen, die in regen en wind op de tram moeten
staan wachten. De eenige gelegenheid om zich te beschutten
is de remise voor de tram, maar die plaats is voor dames niet
juist zoo aantebevelen. Nu die buitengedeelten ook tot de
gemeente Leiden behooren, zal, vertrouw ik, het Dag. Best.
voor de belangen van die menschen een wakend oog houden.
Vroeger had men ten minste nog gelegenheid in de politiepost
even te wachten, maar ook die gelegenheid is weggenomen,
en in dezen tijd van het jaar is het bijna ondoenlijk in de
open lucht op het vertrek van de tram te wachten. Ik beveel
düs nogmaals de belangen van de omwonenden daar in de
welwillende overweging van B. en W. aan.
De Voorzitter. Ik ben gaarne bereid deze zaak nogmaals
met de Tram maatschappij te bespreken. Zooals de heer Zille
sen weetis dat vroeger al eens gebeurdtoen was het de
heer Zillesen, die veel van de tram gebruik maakte. Ik zal
nu gaarne èn de belangen van de Singelbewoners èn die
van den heer Zillesen trachten te bevorderen.
De heer Zillesen. M. d. V.Ik ben u dankbaar voor uwe
toezegging. Wat uwe laatste opmerking betreft, dat is eene
interpretatie indertijd door de directie der Tramwegmaat
schappij gegeven naar aanleiding van het verzoek om een
wachthuisje. Er waren destijds niet zoovele belanghebbenden
als tegenwoordig, maar zeker toch meer dan de heer Zillesen
alleen.
Volgn. 90 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De volgn. 9195 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.