68 DONDERDAG 29 OCTOBER 1896. ook werkelijk den 19en Maart 1896 heeft plaats gehad dat crediet is evenwel ongebruikt gebleven, omdat Commissa rissen meenden het niet noodig te hebben. Ik vind het veel meer in overeenstemming met den feitelijken toestand, dat Commissarissen, wanneer zij meenen in het vervolg meer bedrijfskapitaal noodig te hebben dan tegenwoordig, zij nu over het crediet beschikken, of wanneer zij dit niet willen, telkens aan den Raad de beschikking vragen over zooveel kapitaalals zij noodig hebbeu. En ik voeg er bijdat daar toe vooral op dit oogenblik volstrekt geen noodzakelijkheid bestaatwant op dit oogenblik is nog altijd 5000 bij den gemeente-ontvanger in depót. Dus er is geen behoefte en waarschijnlijk zal die behoefte in den loop van het jaar 1897 niet rijzen. Mocht dat wel het geval zijn, welnu, dan kan altijd aan den Raad vermeerdering van bedrijfskapitaal worden gevraagd. De heer Drucker. Het is gebleken en het is reeds door U gezegd, dat in normale omstandigheden het bedrijfska pitaal ruim hoog genoeg is, en dat het zeer onwaarschijnlijk is, dat in den eersten tijd dat kapitaal niet groot genoeg zal blijken. Maar het kan wezen, dat eene enkele week iets meer geld noodig is dan op dat oogenblik voor het bedrijf aanwezig is. Evenals men daarvoor in Maart van dit jaar plotseling stond, kan dat in 1897 ook gebeuren. Dat is het eenige doel, waartoe Commissarissen gaarne een dergelijken post op de begrooting hadden. Wanneer dat niet het geval is. dan moet een raadsvergadering worden afgewacht, en wanneer dan het kapitaal ontoereikend is, zou men intusschen in groote moeie- lijkheden kunnen geraken. Voor het dubbele gebruik maken zal in de praktijk wel niet veel gevaar bestaan. De Voorzitter. Het is gebleken, dat de nood in Maart 1896 werkelijk niet bestond, maar dat de aanvrage het gevolg was van eene verkeerde berekening van den boekhouder. Men vreesde, dat men te kort zou komen, maar bij nadere bere kening is gebleken, dat vermeerdering van het kapitaal vol strekt niet noodig was. Maar gelijk ik reeds heb gezegd, ik vind het niet goed, dat aan eene corporatie bedrijfskapitaal gegeven wordt, wanneer zij dat volstrekt niet noodig heeft, terwijl de Raad dikwijls genoeg bijeenkomt om in de behoefte te kunnen voorzien. De heer Drucker. Nog een enkel woord, M. d. V. Gesteld, dat in de kas nog 50.— is, dan durven Commissarissen niet verder gaanwant het kan evengoed zijndat er den volgenden dag vermeerdering van uitgaven is als vermeerde ring van inkomstenmen weet dat niet vooruit. Naderhand kan wel gezegd worden, dat het is gebleken, dat vermeer dering van kapitaal niet noodig was, maar er is niemand, die dat vooruit weet. Men kan de menschen, die beleenen willenniet terugzenden zeggendedat de kas het niet toelaat. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter. Volgens gewoonte zal ik eerst de uitgaven en daarna de inkomsten in behandeling brengen. De volgns. 56—75 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over volgn. 76, luidende: s>Kosten van ver teringen ten behoeve van het huishoudelijk bestuur, bureau van stemopneming en van de commissiën, 550. De Voorzitter. Deze post moet worden verhoogd met 450.— ten gevolge van een opmerking in de sectiën gemaakt, welke door B. en W. gegrond wordt geacht. De heer Van Hoeken. M. d. V! Het moge wenschelijk zijn dezen post eenigszins te verhoogen; ik betwijfel of daar voor echter wel 450,— noodig is. De Voorzitter. Wanneer het geld niet noodig is, zullen wij het niet gebruiken: het is altijd slechts eene raming. Ik doe evenwel opmerken, dat bij de invoering van de nieuwe Kieswet er waarschijnlijk 8 stemdistricten zullen komen; B. en W. hebben dat ten minste de Regeering voorgesteld. Die vermeerdering van stembureaux zal natuurlijk groote uit gaven vorderen. Volgn. 76 wordt aldus gewijzigd zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. De Volgns 77 en 78 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 79: Kosten van de kiezerslijsten en van het uitoefenen der kiesverrichtingen f 500, De Voorzitter. Hoewel deze post feitelijk niet is verlaagd omdat een gedeelte daarvan op een anderen post voorkomt, zooals wij in de Mem. v. Toel. hebben uiteengezet, achten B. en W. het toch, in overeenstemming met de opmerking in het verslag gemaaktbeter den post op het vorig bedrag van 600,te handhaven, en verhoogen dus dit Volgn. met f 100, Wordt aldus zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Volgn. 8086 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 87, luidende: Onderhoud van straten en pleinen f 32838, De heer Kroon. M. d. V.! In de secties werd de aandacht gevestigd op de vele jonge boomendie dood gegaan zijn, waarop B. en W. antwoorden, dat zij te zijner tijd gaarne met den gpgeven wenk om in schrale voorjaarsdagen meer water te verstrekkenrekening zullen houden. Nu heb ik van een deskundige in het vak over deze zaak eene opmerking gehoord, die ik gaarne aan het Dag. Best. in overweging zoude willen geven. Dit advies was, dat men niet, zooals hier geschiedt, de jonge boomen moet doen planten door de stadswerkliedendie daarvan geen verstand hebben, maar door de leveranciers van de boomen zelf, zooals in den Haag geschiedt, en daarbij een jaar garantie eischen. Het planten van jonge boomen wordt daardoor wel iets duurder, maar er is ook veel meer kans, dat zij in het leven blijven. De heer Kerstens. M. de V.Het komt mij ook voor, dat in de wijze van planten zooals die nu geschiedt, verande ring moet worden gebracht. Tot. nog toe wordt gewoonlijk het gat, waarin de jonge boom komt te staan, weder aan gevuld met den uitgegraven grond Die grond nu is zuur en slecht en wanneer inplaats daarvan andere grond wordt ge bezigd, b.v. gewoon duinzand, dan zouden de resultaten geheel anders zijn. Dit is mij medegedeeld door iemand, die van ondervinding kan spreken. De Voorzitter. Ik zal gaarne de denkbeelden van de heeren Kroon en Kerstens bij het College van Dag. Best. in overweging geven. De heer Van Hoeken. Ik geloof, dat de opmerkingen van de heeren Kroon en Kerstens juist zijn. Maar ik geloof toch, dat er nog eene andere oorzaak is, waardoor de boomen zoo vroeg dood gaan. Ik houd het er voor, dat die veel meer hierin ligtdat de beschadiging door de straatjeugd den groei der boomen belemmert. De jeugd ontziet zich niet, hier en daar takken enz. af te trekken, waardoor de boomen niet groeien kunnen. Werd daarop meer toegezien, dan geloof ik, dat de boomen wel beter zouden groeien. De Voorzitter. Daartegen wordt zooveel mogelijk ge waakt, en ik geloof ook, dat men over het algemeen niet ontevreden kan wezen over het in orde houden onzer plant soenen. Maar zoolang er straatjeugd is zal zij wel zondigen tegen boompjes. Volgn. 87 wordt hierna ongewijzigd en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, evenals zonder discussie volgn. 88. Beraadslaging over volgn. 89: Onderhoud van plantsoenen en wandelplaatsenƒ5300. De Voorzitter. Dit art. zal moeten worden verminderd, ten eerste met ƒ20.voor twee zwanen, die wij minder noodig hebben; en ten tweede met ƒ200 voor herstel van het plantsoentje aan de Morschpoort, hetgeen B. en W. meenen te kunnen laten vervallen. Wanneer de Raad zich daarmede vereenigt, wordt het art. dus verminderd met ƒ220. en gebracht op ƒ5080. De heer De Goeje. M. d. V. Bij dit art. is in de sectie, waartoe ik behoordede aandacht gevestigd op den ellendigen toestand, waarin sommige gedeelten der buitensingels zich bevinden. Door het lid der Commissie van Fabricage is toen geantwoord: al wat wij daar nu zouden kunnen doen zijn slechts palliatieven. Maar sedert dien tijd is ten gevolge van den geweldigen regen de toestand zoo erg gewordendat men medelijden hebben moet met de menschen die daar wonen en door het slijk moeten waden. Wanneer het mogelijk is den toestand met palliatieven beter te maken, zou ik daarop gaarne aandringen. Het is dus niet een kwestie, welke de begrooting betreft, maar ik breng haar ter sprake naar aanleiding van dit art. De Voorzitter. Bij de begrooting is daarop gerekend, maai er is zeker niet op gerekend de singels dadelijk in goeden staat te brengen; wel die te onderhouden. Dat hangt af van de principieele beslissing wat er eigenlijk met de singels zal gebeuren. De een wil de singels bestraten, de ander wenscht alleen een straatpad in het midden, terwijl een derde de slooten wil dempen en een trottoir aanleggen tusschen de boomen en de huizen; het laatste verdient wellicht zeer in aanmerking te komen. Zeer spoedig zal daaromtrent eene principieele be slissing kunnen worden genomenmaar voor dien tijd, meenen wij, zou het niet wenschelijk zijn heel veel kosten aan de singels te besteden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 2