78
DONDERDAG 29
OCTOBER 1896.
Beraadslaging van volgn. 16, luidende: Opbrengst van
schoolgeld aan de Hoogere Burgerscholen Middelbaar onder
wijs) 17000."
De Voorzitter. Dit volgn. moet worden verhoogd met 45.
(De heer Siegenbeek van Heukelom verlaat de vergadering).
De heer Van Kempen. M. d. V. Ik heb de eer voor te stellen
om het schoolgeld voor de Hoogere Burgerschool voor meisjes
met 50% te verhoogen. Ik doe dit voorstel, omdat ik van
de billijkheid van die verhooging overtuigd ben. De gemeente
moet voorzien in de behoefte aan onderwijs, en zij moet dit
doen op deugdelijke en goede wijze. Maar het is niet de
roeping van een gemeentebestuur om het bijzonder onderwijs,
van welke richting ook, onmogelijk te maken. En dit nu
wordt gedaan door aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes
een schoolgeld te heffen van 60.of 20 cents per dag.
Nu weet ik wel, dat de Hoogere Burgerschool aan de gemeente
kost ƒ10700.of liever, dat elk ouder van een daar school
gaand meisje een subsidie krijgt van ƒ119.maar over die
zaak spreek ik niet. Ik bespreek alleen de twee bezwaren,
die zijn gemaakt tegen verhooging van het schoolgeld.
Het eerste daarvan is dat onder de ouders, wier kinderen
op de H. B. S v. M. gaan, er velen zijn, die geen hooger school
geld zouden kunnen betalen. Die opmerking is gemaakt niet
door B. en W., die de zaak zeer welwillend hebben opgenomen.
De door hen neergelegde lijst der namen heb ik hier voor mij
en ik geloof, dat niemand der heeren den moed zal hebben
voor te stellen deze personen te plaatsen op de lijst van on-
of minvermogenden; ik zie daar zelfs onder de vermogendste
menschen uit de stad.
Het tweede bezwaar is, dat verhooging van het schoolgeld
schadelijk zou zijn voor de gemeente-finantiën. Ook daarvan
heb ik eene berekening gemaakt., die precies uitkomt. Zij is
deze, M. d. V.dat wanneer het kwade geval zich voordeed,
dat b. v. twintig meisjes van de H B. S. afgingendoor die
verhooging en u wilt toestemmendat dat al eene erge
voorstelling is de stad daarbij dan nog voordeel hebben
zou. Zooals ieder zelf kan uitrekenen brengt de H. B. S. voor
96 kinderen, die 60.betalen, nu op ƒ5400.terwijl voor
70 kinderen tegen ƒ90.— de opbrengst zijn zou 6300.—.
En bij vermindering van het aantal leerlingen zou allicht
iets aan de andere zijde kunnen worden uitgewonnen. Wij
kunnen dus gerust aannemen, dat dat een verschil van 1000.
voordeel voor de stad zou geven. En dan moet men nog aan
nemen, dat twintig leerlingen van de school zullen afgaan;
en met eenigen grond is aan te nemendat dat niet gebeuren
zal. DaaromM. d. V.zie ik volstrekt geen redenwaarom
ik dit voorstel aan het oordeel der vergadering niet zou onder
werpen. Ik doe dat met volle vertrouwen, omdat ik staat maak
op het billijkheidsgevoel der leden van den Raad, die het zeker
met mij eens zijn, dat er goed openbaar onderwijs moet worden
gegeven maar dat het in hooge mate onbillijk zou zijn om
het particulier onderwijs kunstmatig tegen te houden.
De Voorzitter. Ik vind het zeer goed, dat over deze zaak
gesproken wordt; maar ik moet bezwaar maken uw voorstel
hier te laten behandelen. Dat kan niet worden behandeld, omdat
wij zijn gebonden aan onze verordening. Bij de behandeling
van eene begrooting kan niet rauwelijks het schoolgeld verhoogd
of verminderd worden; totdat de verordening veranderd is,
moet de Raad de verordening die hij zelf heelt gemaakt, na
leven Daar komt bij, dat de behandeling der begrooting voor
eene dergelijke principieele kwestie zeer ongeschikt is. Men
zal in de eerste plaats ook willen hebben het advies van de
Commissie van toezicht, die zich voor het middelbaar onderwijs
zooveel moeite geeft; de Raad zal toch zeker niet willen
beslissen zonder haar te hebben gehoord in een dergelijke
ingrijpende zaak. Ik geef dus in overweging het bij dit debat
te laten. Ik zou het voorstel niet in stemming kunnen brengen
hetgeen zou zijn in strijd met de verordening, die de Raad
zelf heeft gemaakt. Eerst moet die gewijzigd worden.
De heer Van Kempen. M. d. V. Dus wij kunnen bij de
begrooting wel spreken over het geld, dat de scholen zullen
opbrengen, maar wij kunnen dat geld niet vermeerderen of
verminderen? Indien b.v. nu de Raad aanneemt dat school
geld te vermeerderen of te verminderen, zou daarnaar natuur
lijk de verordening toch worden geregeld, die ook door den
Raad is goedgekeurd.
De Voorzitter. Ik zou uw voorstel niet in stemming mogen
brengen. Eerst moet de Verordening worden gewijzigd; zoo
lang in de Verordening het te heffen schoolgeld wordt bepaald,
is de Raad verplicht die Verordening na te leven. Zoo komen
er op de begrooting nog tal van andere uitgaven voor, uit
vloeisel van verordeningen. Stel dat bijv. men de tractementen
van onderwijzers wilde gaan verlagen dan zou men daarmede
toch niet beginnen bij de begrooting, maar zou men eerst
eene wijziging van de betreffende Verordening moeten voor
stellen.
De heer Van Kempen. Dus kan te zijner tijd een voorstel
worden ingediend, tot wijziging van de verordening op het
heffen van schoolgeld aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes? Ik hoop nader daartoe het initiatief te nemen.
De Voorzitter. Zeker, B. en W. hebben zich bovendien al
bereid verklaard de zaak nogmaals te overwegen. Is, na de Com
missie van toezicht gehoord te hebben, het resultaat van die
overweging, dat verhooging van schoolgeld billijk is, en zonder
schade voor die onderwijsinrichting kan plaats hebbendan
zal een voorstel in dien geest zeker worden ingediend. En
mochten B. en W. niet tot dit resultaat komen, en dus geen
voorstel indienen, dan kan de heer Van Kempenof ieder ander
lid van den Raad, gebruik maken van zijn recht van initiatief.
Volgn. 16 wordt nu zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De volgns. 1723 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 24: Huur van huizen en andere gehouwen ƒ13100.
De Voorzitter, Dit volgn. moet worden verhoogd met
ƒ175.ingevolge de verhuring van de bovenwoning van het
perceel Nieuwsteeg N°. 10.
De volgns. 24-29 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 30, luidende: Ontvangsten
residtaal van een afzonderlijk beheer ƒ56978.
De heer Fockema Andreae. M. d V.! Ik zou toch nog wel
eens willen vragen of het antwoord door B. en W. op pag.
8 van het sectieverslag gegevenspeciaal ten aanzien van het
gasverbruikniet wat al te pessimistisch is In de Mem. v.
toel. wordt verwezen naar het verbruik in de maanden Januari,
Februari, Maart en April, en in de Mem. v. antwoord naar
het verbruik in de maanden Januari tot en met Augustus.
Na dien tijd is er echter eene groote uitbreiding gegeven aan
het buizennet; is het nu ook niet te verwachten dat vele
particulieren van die uitbreiding gebruik zullen maken om
zich te doen aansluiten?
De heer Juta. Er waren vele particulieren aangesloten uit
de buitenwijken vóór de grensuitbreidingmaar bovendien
gaat de uitbreiding van liet buizennet buiten Leiden niet zoo
snel, omdat de toestemming van Rijk en Provincie, om ge
bruik te mogen maken van den grond, tot het leggen van
buizen zoolang op zich heeft laten wachten. Daardoor is de
gelegenheid benomen om nog dit jaar met het werk een aan
vang te maken; voor bijv. half Maart van het volgende jaar
kan men nu niet beginnenwant het gedeelte van de gemeente
waar men werkt, moet worden afgesloten; dat gaat natuur
lijk niet in een tijd, als zooveel gas voor licht en andere
doeleinden noodig is. Door afsluiting zou men veel te veel
ongerief veroorzaken en daarom kunnen in den winter geen
gasbuizen worden gelegd; nog afgezien van vriezend weer.
Daar komt dit bijdat de dagen zeer kort zijnen het dus
zeer onvoordeelig werken zou zijnals men de gasbuizen nu
wilde leggen. Daarmede zal dus eerst in Maart worden aan
gevangen, terwijl het werk waarschijnlijk het geheele jaar
door zal duren. Zijn de buizen er, dan zullen particulieren
zich voor gasverbruik kunnen aanmelden. Of dat geschieden
zal en in welke mate, moet de toekomst leeren. Wij moeten
afwachten of reeds in 1897, in de maanden die er na het
leggen der buizen nog overschieten, de aanmeldingen zoo
talrijk zullen zijn, dat het verbruik invloed zal kunnen uit
oefenen op de begrooting.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Deze inlichting, waar
voor ik den heer Juta dank zeg, heeft mij volkomen over
tuigd, dat er geen aanleiding is, om eene verhooging van
dezen post voor te stellen.
De heer Drucker. M. d. V.! Over het eerste gedeelte van
het schriftelijk behandelde zou ik gaarne een' paar woorden
willen zeggen. Wanneer men de cijfers vergelijkt, dan blijkt
dat wat de opmerker uit het oog heeft verloren min of meer
een gevolg hiervan is, dat bij de raming van het gasverbruik
voor terreinverlichting, van het gasverlies in dit jaar een
ander systeem is gevolgd dan het vorige jaar. Op die wijze
kan men nooit eene zuivere berekening maken. Daarom zou
ik wel willen verzoeken, dat wanneer men op dergelijk punt
van systeem verandert, dat aan den Raad in de toelichting
worde medegedeeld.
De Voorzitter. Commissarissen der gasfabriek zijn daarbij
niet van systeem veranderdmaar ik geloof, dat verleden jaar
een kleine fout in de berekening is gemaakt. En in het al
gemeen gaat de opmerking toch niet op, daar het gasverlies
zeer afwisselend is; het eene jaar is dat aanmerkelijk meer
dan het andere. In het gemeenteverslag is een staat opgenomen,
die het gasverlies aangeeft van het jaar 1848 af, uitgedrukt