DONDERDAG 29
OCTOBER 1896.
77
jaar en niet voor zeven maanden. Wanneer nu het abonne
ment voor 5 maanden werd gerestitueerd, dan zouden de
bedoelde schepen gedurende de eerste 7 maanden veel te
weinig hebben betaald. Want het goedkoope abonnement wordt
door de gemeente verleend met het oog op bet volle jaar,
nooit op een gedeelte daarvan. Ik begrijp niet hoe de eigenaars
van. die schepen, die voortaan juist ten gevolge van de grens-
uitbreiding vrij van de betaling van havengeld zullen zijn,
nu nog komen vragen om restitutie van een gedeelte van het
abonnementsgeldin elk geval een miniem bedrag.
De heer Zillesen. M. d. V.! Het geldt hier eene quaestie
van principe. Dat een abonnement voor een geheel jaar moet
worden genomen is toch eene vreemde opvatting. Men nam
een abonnement, omdat dit veel voordeeliger uitkwam, in goed
vertrouwen heeft men dit gedaan, niet wetende dat met 1
Augustus de toestand zoo zoude veranderen. Nu zijn zij die
abonnement hebben genomen voor hunne grootere vaartuigen
in veel slechter conditie gekomen. Van te veel betaald schoolgeld
wordt immers ook wel restitutie verleend, waarom kan dit
dan ook hier niet geschieden?
De Voorzitter. Bij het betalen van schoolgeld abonneert
men zich niet, maar betaalt wat de Verordening aangeeft;
hier in het onderhavige geval heeft men niet betaald wat de
Verordening aangaf, maar heeft men abonnement gekregen.
Dat is een groot onderscheid. Dat de toestand nu is veranderd
door de grensregeling, daaraan kunnen wij niets doen, de
wet trekt de grenzen en het gaat niet aan op dien grond
restitutie over 5 maanden te verleenen.
De heer Zillesen. M. d. V.! IJ schijnt in de weigering
om restitutie te verleenen niets onbillijks te vinden, ik wel.
Ik zou alleen nog willen vragen, of ik dan zoo slecht van
gehoor ben geweest. De Voorzitter van de Commissie van
Fabricage heelt toch, toen de zaak in eene vorige vergade
ring ter sprake kwam, gezegd: de zaak is in orde.
De heer De Sturlkr. Ik heb gezegd: de zaak is geregeld.
De heer Zillesen. Nu ja, geregeld, en ik vertrouwde dus
ook in orde. De quaestie kan echter door den Raad worden
uitgemaakt.
De Voorzitter. Door het indienen van een amendement
kunt u niets aan de zaak veranderen. B. en W. hebben de
quaestie zeer ampel overwogen; ik heb zelf met den com
pagnon van den heer Zillesen uitvoerig over de restitutie ge
sproken, maar B. en W. zijn na rijp beraad tot de overtuiging
gekomen, dat aan het verleenen van restitutie niet te denken
valt, en van hen is een dergelijk voorstel dan ook niet te
wachten. Het eenige wat men zou kunnen doen is eene bur
gerlijke actie tegen de gemeente in te stellen.
De heer Zillesen. M. d. V.! Dat zal ik niet doenhet spijt
mij alleen dat de Voorzitter van de Commissie van fabricage
indertijd een zoo geheel verkeerd begrip aan de zaak heeft
gegeven.
Volgn. 9 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 10, luidende: Opbrengst der
wik-weeg meel- en keurloonen f 7000,—.
De heer Eerstens. M.d. V.! Ik wensch een enkel woord
in het midden te brengen over de keuring van vee en vleesch.
In art. 25 van de Verordening van 20 April 1893 werd aan
een verkooper van vee buiten de gemeente de bevoegdheid
toegekend om een afgekeurd stuk vee terug te nemennadat
het van een af keuringsmerk voorzien en onder toezicht van
de politie buiten de gemeente was gebracht.
Naar aanleiding van eene opmerking van den inspecteur,
voorkomende in het verslag over 1893, dat een afgekeurd dier,
aan den verkooper teruggegeven, door de aan de Singels,
die toen nog niet tot Leiden behoorden, wonende slagers kon
worden opgekocht en gemakkelijk binnen Leiden in consumptie
gebracht, is art. 25 bij de herziening van de Verordening in
Mei 1894 gewijzigd, in dien zin, dat het afgekeurde dier of
vleesch, voor menschelijk gebruik ongeschikt werd gemaakt.
Nu evenwel door de annexatie de Singels tot Leiden behooren, is
het bezwaar dus opgeheven en zou ik B. en W. wel in
overweging willen geven om de bevoegdheid in de Verordening
van 1893 gegeven weder in de thans geldende op te nemen,
want al is afgekeurd vleesch niet meer geschikt voor de
consumptie van menschen, het kan toch altijd nog wel strekken
tot voedsel voor dieren. Ik behoef u niet te zeggen welke hard
heid, ik zou haast zeggen onbillijkheid er in is gelegen, dat
iemand, die een schijnbaar gezond stuk vee verkoopende, in
plaats van de koopsom, zonder eenige schadeloosstelling on
bruikbaar vleesch in de plaats krijgt. Tegen die bepaling
bestaat dan ook groot bezwaar bij de veehouders.
De Voorzitter. Men zal zich herinneren, waarom die be
paling. is opgenomen. In 1894 is die wijziging aangebracht,
omdat vroeger het afgekeurde vleesch langs een anderen weg
weer in de gemeente Leiden terugkwam, althans kon komen.
Omdat geen cordon om de stad kon worden getrokken, kon
het afgekeurde vleesch, dat naar buiten gevoerd werd, bij
het beste toezicht altijd weer langs een anderen weg in de
stad worden gebracht. Dat gevaar werd weggenomenwan
neer het vleesch voor menschelijk gebruik ongeschikt werd
gemaakt. En wat wij ons zelf niet toedachtenwenschten wij
ook niet dat door de omwonenden zou worden gebruikt. Dat
is de voornaamste reden, waarom de Verordening gewijzigd is.
In zulk een geval is het zeker ongelukkig voor een boer,
wanneer blijkt dat het vleesch ongeschikt is voor gebruik.
Maar het is toch veel beterdat de boer schade lijdt dan dat
de menschen dat vleesch eten. Den eigenaar treft natuurlijk
de schade, maar nu is dat ook weer een minder bezwaar,
want men kan zich daartegen assureeren. Er is eene onder
linge verzekeringsmaatschappij tot stand gekomenhetgeen
lederen Vrijdag op de markt te zien is, waarbij men zich tegen
schade kan beveiligen.
Ik zou er werkelijk ernstige bedenkingen tegen hebben
onze Verordening, die heel goed werkt, nu weer te veran
deren. Wij kunnen onze ingezetenen niet blootstellen aan het
gebruik van afgekeurd vleesch.
De heer Eerstens. Ik vind, dat wij nog al ver gaan met
onze zorg uit te strekken tot buiten de grenzen der gemeente.
Dat wij voor de inwoners zorgen, is heel goed, maar waar
wij aan den eenen kant goed doen, moeten wij aan den
anderen kant geen groot nadeel doen. Daar komt bij, dat
wanneer het vee niet geslacht is, dit bij afkeuring wordt
terug gegeven, zoodat 't een halve maatregel is.
En overigens waartoe dient dan het toezicht op den invoer
van vleesch?
De Voorzitter. Om misbruiken te keer te gaandie vroeger
zeer talrijk waren, is de verordening zoo streng mogelijk
gemaakt; en niet alleen voor de omwonenden, met wie ik
toch ook wel medelijden hebmaar ook voor onze eigen in
gezetenen. In ieder gevalzoolang de verordening bestaat en
ongewijzigd is en B. W. zullen niet het initiatief nemen
onze zeer goed werkende verordening op dat punt te wijzigen
moeten wij ons daarnaar gedragen.
Volgn. 10 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volg. 11, luidende: Opbrengsten voor
banken of staanplaatsen in hallenop markten en dergelijke
openbare plaatsen f 16000.
De heer Eroon M. d. V.! In de sectie werd gevraagd of
de standplaatsen op de kermis konden verpacht worden of
aan de meestbiedenden gegund.
B. en W. antwoorden daarop dat dit denkbeeld reeds
meermalen een punt van overweging heeft uitgemaakt bij
het Dag. Best., maar dat hun tot nog toe de wenschelijkheid
van zoodanige regeling niet is gebleken. Misschien kan ik
er iets toe bijdragen om alsnog die wenschelijkheid in het
licht te stellen. Ik heb hier voor mij eerie opgaaf van de
gemeente Groningen, waaruit blijkt, dat waar bij de vroegere
regeling niet meer werd ontvangen dan 1000.bij ver
pachting was verkregen een opbrengst van 4400.—. Meer
dan viermaal zooveel voor dezelfde standplaatsen. Het is nu
de plaats niet om een voorstel te doen, maar wel zou ik
B. en W. in overweging willen geven om nogmaals eens
over de verpachting na te denken, waardoor men wellicht
zal komen tot het resultaat, waarnaar de heer Fockema
Andreae verlangt.
De Voorzitter. In andere plaatsen werkt de verpachting
anders, o. a. in Utrecht. In de eerste plaats echter acht ik
verpachting of verhuring eene ontduiking van de gemeente
wet men mag alleen helfen wat daarvoor bij verordening is
vastgesteld en door de hoogere autoriteit is goedgekeurd. In
Utrecht heeft men in de eerste jaren ook eene aanzienlijk
meerdere opbrengst gehad, maar wat gebeurt er nu? Nu
maken gegadigden voor eene plaats onderling uit, wie van
hen de plaats zal krijgen en door deze manoeuvre daalt de
opbrengst natuurlijk weder. Ik geloof dus niet, dat verande
ring van stelsel iets zal baten.
De heer Eroon. M. d. V. Ik dank U voor uwe inlichting.
Volgn. 11 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De volgns 12—14 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 15: Opbrengst van schoolgeld van het Gymnasium
(hooger onderwijsf 8600."
De Voorzitter. Dit volgn. moet worden verhoogd met ƒ760.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.