89
gemeente- wateren als verblijfplaats is gebruik gemaaktmaar
veeleer dat de schuit geacht moet worden rechtstreeks te
zijn doorgevaren, werd alzoo door de Rechtbank niet aan
genomen. Integendeel vatte de Rechtbank de Verordening in
denzelfden zin op als daaraan sedert de vaststelling steeds
door het Gemeentebestuur was toegekend.
Uit een en ander blijkt dat de beschouwing van adressanten
omtrent de betrekkelijke verordening der vaartuigen geacht
moet worden onjuist te wezen.
Aan het subsidiair verzoek van adressanten, dat de ver
ordening in dien zin moge worden gewijzigd dat mede geen
havengeld is verschuldigd, wanneer de vaartuigen gedurende
eenige uren aan den wal worden vastgemaakten niet gelost
of geladen wordt, kan mede uit den aard der zaak niet
worden voldaan, omdat dan afgeweken zoude worden van
het beginsel waarop de verordening is gegrond dat n.l alleen
de rechtstreeks doorvarende vaartuigen hij uitzondering van
havengeld zijn vrijgesteld.
Bovendien zoude eene uitbreiding van de vrijstellingen als
door adressanten verlangd, tot velerlei moeielijkheden in de
uitvoering aanleiding geven.
Wij geven Uwe vergadering alsnu in overweging aan adres
santen te kennen te geven dat de vaartuigen die aan den
wal worden vastgemaakt, geacht moeten worden van de
gemeentewateren gebruik te maken als verblijfplaats dat wat
hun bezwaar betreft ten aanzien van het doen van inkoopen
door de schippers daaraan door de wijze waarop de verorde
ning wordt toegepast, wordt tegemoet gekomen en dat er
overigens geen termen bestaan om tot wijziging van de
verordening in den door hen aangegeven zin over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Hoofd
bestuur der Schippersvereeniging »Schuttevaer", dat voort
durend klachten inkomen van de schippersdie uwe gemeente
binnen komen aan de Schrijversbrug of aan de zijde van het
Galgewaterhet territoir der gemeente Leiden in de richting
Schrijversbrug, Haven, Oude Vest en Galgewater of omge
keerd rechtstreeks doorvaren en van de gemeentewateren
geen gebruik maken als los- of laadplaats of als verblijfplaats
Wanneer toch bedoelde schippers zich aan wal begeven
tot het inslaan van levensmiddelen of scheepsbenoodigdheden,
wanneer een boot of schuit in het ongereede geraakt en een
kleine reparatie moet plaats hebben en men legt daartoe
het vaartuig vast, moet men havengeld betalen.
Of alsdan kan gezegd worden, dat men van de gemeente
wateren gebruik maakt als los- laad- of verblijfplaats, be
twijfelen wij ten zeerste, en ook art. 5, alin. d van de ver
ordening voor het heffen van havengelden in uwe gemeente
wijst dit niet uit.
Dat men de vaartuigen door een der opvarenden gedurende
zekeren tijd aan den wal kan houden met een boom aan de
buitenzijde van het schip, of een haak aan de binnenzijde,
is niet altijd doenbaar, te meer daar vele schuiten zoodanig
zijn bemand, dat alleen de vrouw of een jongen aan boord
blijft, die toch ook andere werkzaamheden hebben.
Bovendien is het toch zeker zeer gemakkelijk te consta-
teerenof een vaartuig dat in de genoemde wateren vast
maakt, deze gebruiken als los-, laad- of verblijfplaats.
Redenen, waarom adressant Uw college beleefd verzoekt
mildere toepassing van art. 5 alin. d der verordening op het
heffen van havengeld in uwe gemeente, waarin toch zeker niet
te lezen is het verbod om vast te maken aan den walof de
vergunning om daaraan vast te houden met een haak,
of zoo daartegen overwegende bezwaren bestaan, wijziging
dier verordening, zoodanig, dat het den schippers vergund
worde in genoemde waterenwanneer zij daarvan geen gebruik
maken als laad-, los- of verblijfplaatsaan den wal te mogen
vastmakenb. v. tot een maximum van eenige uren.
't Welk doende
Namens het Hoofdbestuur der
Schippersvereeniging Schuttevaer
H. Smeenge, Voorzitter
J. Varekamp, Secretaris.
N°. 261. Leiden 9 November 1896.
In de raadszitting van 26 September 1895 werd de jaarwedde
van den Geneesheer-Directeur van het Krankzinnigengesticht
Endegeest vastgesteld op ƒ4000, met genot van vrije woning
en tevens bepaald dat de benoemde zoude in functie treden op
een nader door Burgemeester en Wethouders, in overleg met
de Commissie voor het krankzinnigengesticht, te bepalen tijd
en dat den benoemde wordt opgedragen vóór zijne in functie
treding de noodige adviezen te geven aangaande den bouw
en de verdere inrichting van het gesticht, waarvoor hem eene
nader te regelen billijke vergoeding zal worden toegekend.
In dezelfde raadszitting werd tot Geneesheer-Directeur be
noemd Dr. J. L. Dobberke te Rosmalen, die den Isten Sep
tember jl. als zoodanig is in functie getreden,
(Zie raadszitting van 16 April j. 1.)
De heer Dobberke heeft onverwijld na zijne benoeming vele
en belangrijke adviezen gegeven, zoo wat betreft den bouw
als wat aangaat de verdere inrichting van het gesticht, en
heeft zich te dien einde herhaaldelijk naar Leiden moeten
begeven.
Na overleg met de Commissie voor het Ivrankzinnigengsticht
komt het ons in alle opzichten billijk voor dat de bovenbe
doelde vergoeding worde bepaald op 1000,—.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te be-
sluiten dat aan Dr. J. L. DobberkeGeneesheer-Directeur van
het Krankzinnigengesticht Endegeest eene vergoeding zal
worden toegekend ten bedrage van 1000,wegens de door
hem vóór zijne in functietreding gegeven adviezen aangaande
den bouw en de verdere inrichting van het gestichtde ver
goeding te voldoen uit de voor de op- en inrichting van het
gesticht toegestane gelden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 262. Leiden, 9 November 1896.
Door de firma J. Van Weizen Jr. en andere huiseigenaren,
huurders en bewoners van panden in de Lange en Korte
Pieterskerkchoorsteeg zijn bezwaren ingediend bij Uwe Ver
gadering omtrent de plaatsing van een telefoonpaal in ge
noemde steeg.
Wij hebben de eer U daaromtrent mede te deelendat voor
de plaatsing van bedoelden paal door ons College aan conces
sionarissen vergunning is verleend krachtens de bepalingen
van de concessie voor den aanleg en de exploitatie van de
telefoon in deze gemeente, nadat gebleken was dat geen
andere geschikte plaats met het oog op de noodige aanslui
tingen voor de plaatsing van den paal te vinden was.
Wel hadden de concessionarissen aanvankelijk het voornemen
den paal te plaatsen op de Langebrug, doch van dit plan is
moeten worden afgezien, omdat de Langebrug is overwulfd,
en er alzoo daartegen onoverkomelijke bezwaren bestonden.
Overigens is door de Commissie van Fabricage aangaande
de klachten van adressanten een nader onderzoek ingesteld
en daaruit is gebleken dat deze zeer overdreven zijn.
De passage toch wordt niet belemmerd, terwijl de plaats
zoodanig is gekozendat de paal voor geen bedrijf of winkel
hinderlijk kan zijn.
"Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan
adressanten mede te deelen dat vooralsnog aan hun verzoek
tot wegneming van den paal geen gunstig gevolg kan worden
gegeven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven eerbiedig te kennen, de ondergeteekendenalle
huiseigenaren, huurders en bewoners van panden in de Lange
en Korte Pieterskerkchoorsteeg, alhier;
dat zij tot hun groot leedwezen gezien hebbendat door
de Telephoonmaatschappij in de Korte Pieterskerkchoorsteeg
een buitengewoon dikke paal is geplaatst;
dat zij, aangezien de steeg voor de drukke passage, toch
reeds te nauw" is, zich door deze plaatsing in hun nering
en bedrijf bedreigd zien en voor zooverre zij huiseigenaren
zijn, hunne panden belangrijk in waarde verminderd achten
dat zij vermeenen, dat ook uit een oogpunt van schoon
heid, de toestand niet zoo kan blijven, daar het aardige
kijkje vanaf de Breestraat in de drukke Choorsteeg geheel
benomen is;
reden waarom zij UEdelAchtb. met aandrang verzoeken,
te willen beslissen, dat de paal elders geplaatst worde.
Leiden, 16 October 1896.
De firma J. van Welzen Jr.
W. Koppesciiaar.
M. J. Bernsen.
II. den Hoed.
G. B. J. Simonis.
W. Landberg.
J. J. Wachtendonk.
M. H. van Waveren.
H. Sasse.
J. C. de Jong.
J. Huge.
W. Vermeij.
G. S. Popp.