DINSDAG 1 SEPTEMBER 1896. 55 XIV. Verzoek van D. A. J. Hoogenstraaten, ter bekoming in eigendom van een strookje grond aan de Kerksteeg. (Zie Ing. St. n°. 208.) De heer Eerstens. M. d. V.! Ik meen mij in deze zaak te moeten scharen aan de zijde van de Commissie van fabricage, waar zij verklaart dat naar haar oordeel tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaar bestaat. De grond voor deze meening opgegeven, nl. dat de breedte van de steeg, ook na onttrekking van de strook grond, daar ter plaatse nog 2 cen timeter meer zal bedragen dan het nauwste gedeelte op andere plaatsen in de steeg, komt mij zeer afdoende voor. Ook geloof ik niet, dat de onttrekking van zulk een klein strookje grond de passage aldaar schaden zal en hoop dus dat de Raad er toe zal kunnen besluiten om het verzoek van den heer Hoogen straaten in te wiligen. De Voorzitter. Ik vind het motief, door de Commissie van fabricage tot inwilliging van het verzoek aangevoerd en door den heer Eerstens overgenomen, vrij zonderling. Er is n.l. een nauwe steeg, waardoor echter tamelijk veel en steeds toenemend verkeer is; een steeg, die de kortste verbinding is tusschen Plantsoen langs Zijdgracht naar de Breestraat, en langs het Gangetje naar de Botermarkt, Nieuwe Rijn, enz., dus naar het hart der stadWat is nu de redeneering van adressant en van de Comm. van fabric.? «Die steeg is op een «punt nu toch slechts 1.80 M. breed, dus komt het er niet «op aan of de steeg over circa 20 meter ook nog vernauwd zal worden tot 1.82 M." Dat dunkt mij al eene zeer onlogi sche redeneering. Ik kan mij begrijpen, dat men zegt: laat ons zorgen een toch al nauwe steeg met druk verkeer niet nog nauwer te maken. Bovendien wordt die steeg druk be reden met wagens en handkarren, waardoor het personen verkeer toch al bemoeielijkt wordt. Er komt nog bij dat de heer Hoogenstraaten zeer goed zijn zijmuur kan vernieuwen; alleen zal hem dit, dat geef ik toe, wat meer geld kosten en wellicht wat meer last veroorzaken. Maar ik vraag: waar strijd is tusschen gemeentelijk en particulier belang, mag daar het particulier belang voorgaan Het geldelijk bezwaar kan bovendien voor iemand als de heer Hoogenstraaten, die zich mag verheugen in vrij groote jaarlijksche inkomsten, niet zwaar wegen. En de meerdere last? Ik herinner er slechts aan, dat het perceel den geheelen zomer' heeft leeggestaan en nog leegstaat; de heer Hoogenstraaten heeft dus den geheelen zomer gelegenheid gehad, om zonder er veel last van te hebben den muur te doen vernieuwen. In elk geval zal afwij zing van zijn verzoek den heer Hoogenstraaten niet zoo erg schaden; de overlast, dien hij van het bouwen van een nieuwen muur alsnog kan hebben, zal waarschijnlijk wel niet zoo groot zijn err waarom zullen wij dan nog een stuk van die reeds zoo nauwe steeg, waardoor veel verkeer is, afnemen? De heer Van Dissel. Ik schaar mij geheel aan de zijde van B. en Ws. Ik kom de steeg geregeld een paar malen per dag door en ik moet verklaren, dat zij veel te nauw is in evenredigheid van de passage, ook met handkarren, welk laatste vervoer voor een goed deel een gevolg is van de fa briek van den heer Hoogenstraaten. Voortdurend toch rijden er handwagens door de steeg, die van of naar die fabriek gaanen nu zijn er plaatsenwaar men met de grootste moeite slechts passeeren kanwanneer zulk een wagen niet precies vlak tegen den muur staat of daar vlak langs rijdt. En dat nauwe gedeelte zal men nu gaan uitbreiden over nog 24 meters! Het is werkelijk een verzoek, waarvan het mij heeft verbaasd, dat de Commissie van Fabricage het nog heeft kuunen steunen: Het praeadvies van B. en W. om afwijzend op het verzoek te beschikken wordt aangenomen met 16 tegen 5 stemmen. Voor stemden de heeren: De Vries, Pera, Van Hoeken, Kroon, Fockema Andreae, Siegenbeek van Heukelom, Van Lidth de .leude. Verster van Wul verhorst, Van Hamel. Van Rhijn, Van Dissel, Raiser, Zaayer, Dekhuyzen, Drucker en deVoorzitter. Tegen stemden de heerenEerstensDe SturlerZillesen Driessen en Stadhouder. XV. Verzoek van J. C. Spaargaren ter bekoming van grond en water aan de Haarlemmertrekvaart. (Zie Ing. St. n°. 209.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwij zend op beschikt. XVI. Verzoek van J. Eortekaas te Oegstgeest, omtrent even- tueele aansluiting aan de Gasfabriek. (Zie Ing. St. n°. 210.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig liet voorstel van B. en W. gunstig op beschikt. De Voorzitter. Alvorens tot het volgende punt der agenda over te gaan, wensch ik den Raad mede te deelendat wij genoodzaakt zijn geworden te beschikken over de lokalen in het zoogenaamde Soephuis ter plaatsing van 122 leerlingen van scholen 3de klasse. Zooveel mogelijk hebben wij getracht de leerlingen te plaatsen op de scholen 3de en 4de klasse, maar er schieten nog 122 leerlingen over, afkomstig uit Eeiderdorp en Oegstgeest van verschillende klassen. Voorloopig wordt in den dienst voorzien door kweekelingenonder toezicht van een onderwijzer, maar bij de nieuwe October-inschrijving zal er natuurlijk een andere verdeeling van klassen komen; dan zullen er geheele klassen moeten worden gevormd en in het Soephuis waarschijnlijk drie klassen moeten worden geplaatst. Deze vermeerdering van leerlingen zal natuurlijk een vermeer dering noodig maken van onderwijzend personeel. XVII. Verdeeling van den Raad in sectien. Bij loting worden de sectien als volgt samengesteld Eerste Sectie: Voorzitter de wethouder De Sturler, tevens voorzitter van de Commissie van fabricage, lid van de Com missie van finantiën de heer Verhey Van Wijk, en verder als leden de heeren: Verster van Wul verhorst, Zillesen, Van Rempen, Fockema Andreae, Eroon, Van Hamel en de Vries. Tweede Sectie: Voorzitter de wethouder Dekhuyzen. voor zitter van de Commissie van financiën de heer Drucker, lid van de Commissie van fabricage de heer Stadhouder, en verder als leden de heeren: Cock, van Dissel, Eaiser, Van Rhijn, Pera en Van Lith de Jeude. Derde Sectie: Voorzitter de wethouder Juta, lid van de Commissie van financiën de heer Driessen, lid van de Com missie van fabricage de heer Hasselbach, en verder als leden de heeren: Du Rieu, De Goeje, Zaayer, Van Hoeken, Eer stens en Siegenbeek van Heukelom. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord? De heer De Vries. M. d. V.! Ik zou gaarne nog een wensch uitspreken, nl. dat in volgende jaren op den verjaardag van onze geëerbiedigde Eoningin het Dag. Best. kon goedvinden aan de kinderen op de openbare scholen den geheelen dag vrij af te geven en daarvan vooraf kennisgeving te doen. Ik ge loof, dat daardoor ouders en kinderen meer genoegen zal worden gedaan dan wanneer alleen des middags vrij wordt gegeven en dit eerst 's morgens op de school wordt meegedeeld, zooals gisteren is gebeurd. Wanneer de kinderen tot 12 uur op school moeten blijven, kunnen zij o. a. de parade niet bijwonen. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Zonder voor den heer De Vries onder te doen in eerbied voor onze Eoningin, hoop ik zeer dat aan zijn wensch geen gevolg zal worden gegeven, omdat het, mijns inziens, veel beter is dat de kinderen 's morgens op school zijn dan dat zij den geheelen dag rond- loopen. De Voorzitter. De heer De Vries moet niet zoo heel licht tellen dat rondloopen van al die kinderenwanneer de scholen den geheelen dag worden gesloten. Dat zou misschien de feest vreugde meer storen dan verhoogen. Wij meenen, dat een halve dag al lang genoeg is, vooral na de pas geëindigde lange zomervacantie. Overigens zal ook de wenk van den heer De Vries een punt van overweging uitmaken bij B. en Weth. De heer Pera M. d. V. Ik acht mij verplicht het vriendelijk verzoek tot het Dag. Best te richten om een toestand, zooals Zondag 8 dagen geleden geweest is op den Hoogen Rijndijk, bij gelegenheid van den wielerwedstrijd, voortaan te willen voorkomen. Onderscheidene keeren heeft daar reeds de afrit plaats ge had van een dergelijken wedstrijd, doch noch nimmer hebben de bewoners daar in den omtrek er zooveel last van gehad als bij deze gelegenheid. De oorzaak van deze meerdere hin dernis voor de bewoners, waarvan sommigen door de afsluiting niet eens hunne woningen konden bereiken, moet gezocht worden in de bijzondere zorg, aan de bescherming der wiel rijders besteed. Nimmer te voren is het noodig geacht om heiningen te maken, waarmede onderscheidene stadswerklieden hun Zondag hebben moeten doorbrengen. En al is het nu ook M. d. V dat de Zondagswet vrij wel tot een wassen neus is geworden, dat Zondagsheiliging, waarvoor ik strijd, geen al- gemeerie instemming vindt, toch meen ik, dat Zondagsrust een genoegzaam algemeen erkend maatschappelijk belang is om er rekening mede te houden, en het allerminst op den weg van een gemeentebestuur ligt om onnoodig op deze rust inbreuk te maken. Doch nog afgezien van dit alles, gaat het niet aan in een buurt van Leiden stoornis in het verkeer te brengen, metal de gevolgen daaraan verbonden, zooals nu heeft plaats gehad. Ik hoop, dat ons Bestuur zal kunnen besluiten om, mochten deze wedstrijden weder voorkomen, den afrit niet meer op Leidsch grondgebied te doen plaats hebben, Verder zou ik nog gaarne vragen of het bij het Dag. Best. ook een punt van overweging uitmaakt om eenige bepalingen te maken omtrent het wielrijden en wel opzichtens; 1°. de snelheid. 2°. het gebruik van de voetpaden. 3°. het bij avond voorzien zijn van een lantaarn, en goed hoorbaar waarschuwen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 3