72 N°. 218. Leiden, 11 September 1896. Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen een adres van Mejufïr. W. C. J. Hepp, houdende verzoek om ontslag uit de betrekking van tweede onderwijzeres aan de school der 2e klasse voor jongens en meisjes (Leerschool) met het daaromtrent ingewonnen rapport van het hoofd der school. Ons geheel met den inhoud van dat rapport kunnende vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging het gevraagd ontslag eervol te verleenen met ingang van 1 November e. k.op grond van ongeschiktheid voor de verdere waarneming van hare betrekking uit hoofde van ziels- en lichaamsgebreken, blijkens de overgelegde verklaringen bedoeld bij art. 38, alinea 3, der Wet op het Lager Onderwijs. Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden. Leiden, 9 September 1896. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verscliuldigden eerbied te kennen W. C. J. Hepp, onderwijzeres der tweede klasse aan de openbare school der tweede klasse voor jongens en meisjes (Leerschool verbonden aan de Kweekschool)dat zij om redenen van ge zondheid ontslag verzoekt tegen 1 November e. k. Hetwelk doende, enz. W. C. J. Hepp. Leiden, 10 September 1896. Ter voldoening aan de uitnoodiging, vervat in Uwe Apostille van hedenn°. 4432heb ik de eer U te berichtendat Mejuffrouw W. C. J. Hepp gedurende eene reeks van jaren met onverdeelde toewijding haren plicht heeft vervuld zoodat zij ten volle verdient, dat haar het gevraagd ontslag eervol gegeven wordt. De datum, tegen welken het ontslag wordt gevraagd, is in overeenstemming met art. 10 der Verordening van den 25sten Januari 1894 (Gem.bl. v. Leidenn°. 7). Het Hoofd der Leerschool, J. A. van Dijk. Aan den Heer Burgemeester der Gemeente Leiden. N°. 219, Leiden, den 12 September 1896. Onder overlegging van bijgaande stukken, hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er ook bij ons geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van A A. Dikshoorn, om eervol ontslag uit de betrekking van derden onderwijzer aan de school der 3e klasse n°. 4. zoodat wij U in overweging geven hem dat ontslag eervol te ver leenen met ingang van 1 November e. k. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Edelachtb. Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekende, 3e onderwijzer aan de Openb. School 3e kl. N°. 4 alhier, verzoekt, ter aanvaarding van een werk kring buiten het onderwijs, uit zijne tegenwoordige betrek king eervol te worden ontslagen met ingang van 1 Nov. 1896, 'tWelk doende enz. Leiden, 10 Sept. 1896. A. A, Dikshoorn. Leiden, 11 Sept. 1896 Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Ter beantwoording Uwer aposiille dd. 10 Sept. 1896 n°. 4431, heb ik de eer U te berichten, dat tegen de inwilliging van het verzoek van den Heer A. A. Dikshoorn bij mij geen be zwaar bestaat. Het hoofd der school 3e kl. N°. 4, H. C. Van der Heijde. N°. 220. Leiden, 15 September 1896, De Commissie van financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat zij geene bedenkingen heeft tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van volgnummer 167 der begrooting van het loopende dienst jaar: Aandeel der gemeente in de kwade posten der directe belastingen, met /"618.495, met welk bedrag de post te laag is geraamd. Zij stelt U derhalve voor den overgelegden staat van af- en overschrijving tot vinding van het te kort vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Comm. v. Financiën. N°. 221. Leiden, 15 September 1896. Naar aanleiding van de in hare handen gestelde voordracht van Burgemeester en Wethouders van 7 dezer heeft de Com missie van Financiën de eer het volgende te rapporteeren. De Commissie betreurt het, dat eene zoo belangrijke uit gave als die tot herstel der Morschpoortsbrug midden in het jaar, buiten de gewone begrooting om, wordt voorgesteld. Nu intusschen door Burgemeester en Wethouders wordt ver zekerd, dat de uitvoering van het werk niet tot het volgende jaar kan worden uitgesteld, adviseert de Commissie U, de voordracht aan te nemen en den daarbij overgelegden staat van af- en overschrijving vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 222. Leiden, 17 September 1896. Blijkens bericht van de Commissie van Toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs bedraagt het aantal leer lingen in den cursus 1896/97 als volgt: le klasse33 2e 49 3e 44 4e 34 5e 36 Totaal196 Uit deze getallen vloeit de noodzakelijkheid voort alle klassen in tweeën te splitsendientengevolge wordt in de eerste plaats in overweging gegeven de tijdelijke benoeming van den leeraar H. H. Breuning wederom te verlengen voor den cursus 1896/97, voor het geven van 4 lesuren in het Hoogduitsch in de le klasse. In de tweede plaats zal het noodig zijn Dr. E A. Klobbie weder op denzelfden voet als het vorige jaar aan te stellen. In de raadszitting van 28 October 1895 werd n. 1. de heer Klobbie benoemd tot practicum assistent voor het onderwijs in de scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens voor den cursus 1895/96 tegen eene belooning van 400, en zulks ingevolge raadsbesluit van 26 September 1895 (zie Ing. stukken n°. 231 en 250 van dat jaar), Wel zal thans de 4<J« klasse voor de theoretische lessen in scheikunde niet gesplitst worden, maar met de 5de zal dit wel het geval zijn; het aantal lesuren van den heer De Loos zal dan even groot blijven als in den vorigen cursus en het wordt noodig geacht dat hem opnieuw bij de practische oefeningen de heer Klobbie ter zijde staat. Tevens wordt het door de Commissie van Toezicht wenschelijk geacht dat de heer Klobbie, terwijl zijn werkzaamheden en zijne bezoldi ging onveranderd blijven, eene aanstelling ontvangt niet als assistent maar als tijdelijk leeraar en wel met het oog op de aanbeveling die hierin voor hem kan gelegen zijn bij eene eventueele sollicitatie naar eene andere Hoogere Burgerschool. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging den heer Dr. Klobbie voornoemd aan te stellen tot tijdelijk leeraar in de practische scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens voor den cursus 1896/97 op eene jaarwedde van 400. In de derde plaats zullen een aantal leeraren wederom meer lessen te geven hebben dan het voor hen vastgestelde maximum en dus aanspraak verkrijgen op de bij de veror dering bepaalde belooning. Het aantal dezeu lessen boven het maximum zal bedragen, voor de leeraren: Kunst. i 2 Werkman4 De Jong2 Rijk2 Massink4 Kosters3 Al het bovenstaande betreft den toestand die gedurende den geheelen tegenwoordigen cursus bestaan zal. Sedert den aanvang van dezen cursus zijn echter nog bijzondere maat regelen noodig geworden, daar de heer Rijk, de opvolger van den heer Seipgens, eerst met 1 November a. s. in functie zal kunnen treden. Voor de lessen die de heer Rijk zal hebben te geven, zijn opgedragen 8 uren in de le, 3e, 4e en 5e klassen aan den heer Breuning en 0 uren in de 2e klasse aan den heer Draaijer, terwijl de overschietende uren zooveel mogelijk door leeraren in andere vakken zullen worden vervuld. Onder mededeeling ten slotte dat ten aanzien van de rege-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 2