52 DONDERDAG 20 AUGUSTUS 1896. houden van gebruikhet volkomen verklaarbaar is dat het Dag. Best. een aanslagbillet blijft zendenal wil dit nog niet zeggen, dat daarom de persoon belastingschuldig is gebleven. Wat betreft uwe opmerking M. d. Y.dat er last is gege ven om de muren op te ruimen, maar niet om de beeren op te ruimen en dat B. en W. het niet konden weten, dat de nieuwe muur zonder beeren was opgebouwd, daarop mag ik toch antwoordenwaar het geldt een gemeente-eigendom is het toch niet zoo zonderling te onderstellen, dat het Dag. Best. weet wat er met dat gemeente-eigendom gebeurt. Wat betreft de opmerking van den heer Juta, dat het onmogelijk is art. 2 van de verordening toe te passendaarop antwoord ik dat het dan moet veranderd worden; maar zoolang het bestaat moet het ook worden toegepast. De onmogelijke heid van de toepassing neem ik ook niet aan. Er staat niet in, dat de betaling moet geschieden een dag of week voor dat het nieuwe jaar begint, maar vooraf. Men kan dus alle vergunningen in Juli of November bijeenvoegen voor den termijn, die begint te loopen na November. En wanneer de heer Juta mocht zeggen, dat dit slechts moet geschieden voor "het eerste jaar, dan antwoord ik dat dit beweren in strijd is met art. 2 van de Verordening, want daarin wordt gespro ken van het volgende jaar. Ik blijf er bij, dat toepassing van art. 2 zeer goed mogelijk is, en dat moeilijkheden als waar voor wij nu staan best kunnen Worden voorkomen door toe passing van de verordening, zooals zij tegenwoordig luidt. De heer Juta beweert verder, dat het niet te controleeren zoude zijn of iemand al dan niet gebruik heeft gemaakt van eene vergunning. Daarop is een eenvoudig antwoord te geven. Hij, die beweert van eene vergunning geen gebruik meer te maken, zal dit moeten bewijzen. Het Dag. Best. zal niet hebben te bewijzen het voortdurend gebruikmaar het ophouden van het gebruik zal moeten worden bewezen door hem, die het gebruik heeft. In het geval van het Invalidenhuis kan evenwel geen twijfel bestaan aan het ophouden van het gebrnik. De beeren bestonden niet meer, dat kan niet worden betwist. Het komt mij dus voor, dat de billijkheid in elk geval medebrengt dat hier restitutie worde verleend. De Voorzitter. De heer Fockema Andreae zegt, dat het Dagel. Best. had moeten weten dat de beeren waren opge ruimd. Het verwondert mij wel eenigszins dat de heer Fockema Andreae, die reeds zoo lang lid is van den Gemeente raad, zoo weinig op de hoogte blijkt te zijn van de gemeente administratie. Wanneer wij ons moeten gaan bekommeren of gaan omzien naar allerlei kleinigheden, als beeren van gemeente-eigendommen die nogal, zooals dit gebouw, in onderhoud zijn bij den gebruiker, dan zou het getal ambte naren zeer zeker aanzienlijk moeten worden uitgebreid. De heer Fockema Andreae komt telkens op het door mij slecht geredigeerd genoemde art. 2 terug. Verdere discussie daar over kunnen wij ons echter besparen nu de Raad van Administratie restitutie vraagt van de belasting, betaald over i895. Van verder betalen der recognitie is geen sprake meer. Zoodra wij op de mededeeling van den Raad van Administratie hebben geconstateerd, dat de beeren niet meer bestonden, hebben wij voorgesteld de recognitie voor 1896 van het kohier te schrappen. B. en W. zijn dus geheel en règle geweest, want de inwoners moeten betalendaarop wijs ik den Raad nogmaals, dat is mijn hoofdargument, niet voor het gebruik maar voor het kunnen gebruiken. Of er gebruik van eene vergunning wordt gemaakt gaat ons niet aan; zoolang ons het gebruik niet is afgezegd, blijft de recognitie op het kohier. Elke andere beslissing leidt tot eene slechte administratie. Het voorstel van B. en W., op verzoek van den heer Fockema Andreae in hoofdelijke omvraag gebracht, wordt aangenomen met 15 tegen 3 stemmen. Voor stemden de heeren: Stadhouder, Cock, Hasselbach, Van Dissel, Van RhijnJuta, Dekhuyzen, Kaiser, Kerstens, Pera, De Vries, Driessen, De Sturler, Verhey van Wijk en Kroon. Tegen stemden de heeren: Fockema Andreae, De Goeje en Van Hamel. X. Suppletoire Staat van begrooting van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, dienst 1896. (Zie Ing. St. n°. 189.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. XI. Voorstel tot het uitvoeren van eenige werken in verband met de inning van de havengelden. (Zie Ing. St. n°. 191.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XII. Rekening van de ontvangsten en uitgaven van de ge meente, dienst 1895, met suppletoire staten van begrooting en staat Model A, dienst 1896. (Zie Ing. St. n<>. 160, 178 en 193.) De heer Juta. Een enkel woord naar aanleiding van het Rapport der Com. v. Fin. De Commissie vraagt een dergelijken staat, als voor de middelbare scholen is overgelegdook voor de scholen van het lager onderwijs op te maken. Ik twijfel zeer of dit voor 1896 gemakkelijk zal gaan wanneer althans de Commissie prijs stelt op een eenigszins nauwkeurige opgaaf, omdat het onderhoud der lagere scholen nu nog en bloc is aanbesteed. Indien echter in 1897 dat onderhoud op andere wijze wordt geregeld, dan zal voor dat jaar de verlangde staat waarschijnlijk wel kunnen worden overgelegd. Ik ben echter bereid mede te werken om ook voor 1896 zulk een staat te verschaffen, maar op groote nauwkeurigheid zal hij dan geen aanspraak kunnen maken. Wat betreft de quaestie van de 70 gedrukte kohieren der plaatselijke directe belasting, daarop moet ik antwoorden dat wij er niet buiten kunnen. Wij hebben de boekjes bepaald noodig. Ik hoopdat de Raad daarin geen verandering zal brengen; zij zijn bepaald noodig voor allerlei inlichtingen voor het opmaken van het kohier en ook voor inlichtingen, die wij soms aan anderen hebben te geven. De heer Veriiev van Wijk. Namens de Com. v. Fin dank ik den heer Juta voor zijne voorloopige toezegging van den staat betreffende de scholen van het lager onderwijs. Het is inderdaad eene oase in de woestijn van rekeningenwanneer men een staat ontvangt, waaruit men duidelijk kan zien hoe veel de eene of andere tak van dienst heeft gekost. Het is anders soms een reuzenarbeid te weten te komen wat de eene school heeft gekost in vergelijking met eene andere. Wat de gedrukte kohieren betreft, de zoogenaamde inkom stenboekjes, wij meenden dat het nemen van 70 exemplaren door het Gemeentebestuur iets had van eén bedekt subsidie aan den uitgever. Persoonlijk ben ik niet tegen openbaarheid der kohieren gekant, maar in de sectie-vergaderingen van den Raad, o a. in 1894, is er over gesproken om de boekjes niet meer voor het publiek verkrijgbaar te stellen. Ik weet ook niet of een getal van 70 exemplaren voor het Ge meentebestuur wel noodig is, want zoover ik weet krijgen de leden van den Raad het boekje niet gratis. Omdat het dus iets heeft van een bedekt subsidie en omdat er stem men zijn opgegaan om het boekje niet meer verkrijgbaar te stellen, meende de Com. v. fin. dat het wenschelijk was de uitgaaf te beperken. Zij heeft zelfs willen voorstellen, om indien het Dag. Best. aan die boekjes zooveel behoefte heeft, die dan voor eigen rekening te doen drukken en aan de ambtenaren voor zooveel noodig en aan de leden van den Raad een exemplaar te geven, mogelijk ook aan Prof. Van Geer voor de statistiek, die hij jaarlijks maakt. Er rest mij nu nog om namens de Com. v. fin haar rap port eenigszins te completeeren door aan den Raad voor te stellen dank te betuigen aan B. en W. voor de accurate wijze, waarop de rekening over 1895 is opgemaakt en over het zuinig beheer, waarvan die rekening blijk geeft. Wanneer wij toch zien, dat de inkomsten-belasting over 1895 I5/l00 minder is geweest dan de raming, dan geeft dit, al is die gunstige uitkomst voor een deel aan de gasfabriek te danken, toch blijk van een uitmuntend beheer. Teekenen van instemming en applaus). De rekening wordt in stemming gebracht en met algemeene stemmen goedgekeurdwaarbij de wethouders zich van stem ming onthielden. XIII. Rekening van de Stedelijke Werkinrichting, dienst 1895. (Zie Ing. St. n°. 180.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd, waarbij de heeren Driessen, Juta en Verhey van Wijk tijdelijk de Vergadering hebben verlaten. XIV. Suppletoir kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1896. (Zie Ing. St. n°. 195.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. Niemand verder het woord verlangende, wordt de verga dering gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 6