DONDERDAG 20
AUGUSTUS 1896.
51
te maken, ook weder moet betalen. Zegt hij dan, ik betaal
niet, dan verliest hij zijn recht om van de vergunning ge
bruik te maken.
Gebeurt er dan wat nu met het Invalidenhuis gebeurd is,
wordt er eerst betaald maar daarna gereclameerd en terug
gaaf verzocht van het betaaldeomdat er verder geen gebruik
meer wordt gemaakt van de vergunning, dan zie ik niet in
waarom geen restitutie zou worden verleend. Wanneer het
art. wordt toegepast zooals het daar ligt, dan wordt geheven
voor het gebruik en niet voor de vergunningzonder dat men
daardoor in moeielijkheden komt. U zegt ondertusschen, dat
in November 1895 is geheven de recognitie, over 1895 ver
schuldigd. Maar wij zijn het immers eens. dat over 1895 geen
gebruik heeft plaats gehad. Nu voegt U er echter bij: er
moet toch over 1895 betaald worden, want er had kunnen
gebruik worden gemaakt; men had vooraf dienen mede te
deelendat men verder geen gebruik van de vergunning
wenschte te maken. Hierbij mag men echter niet uit het
oog verliezendit herhaal ikdat het hier geldt een zeer
bijzonder geval, volstrekt niet te vergelijken met het geval
van rijtuigverhuurders, die willekeurig geen gebruik maken
van eene verleende vergunning. Het geldt hier een ge
meente gebouw, waarvan de muur, gestut door de beeren,
waarvoor recognitie moest worden betaald, op last van ge
meente ambtenarende rooimeestersis vervangen door een
anderen muur, waarbij de beeren niet meer voorkwamen. De
gemeente heeft dus door hare eigen ambtenaren den nieuwen
toestand in oogemchouw doen nemen en was bekend met
den veranderden toestand, waardoor het betalen van recognitie
niet meer noodig was. In elk geval was die toestand niet
moeielijk te constateeren en daarom komt het mij niet alleen
rechtmatig maar ook billijk voor, dat van de recognitie over
dit eene jaar restitutie worde verleend. Wanneer U zegt, dat
er personen zijn, die misschien wel 40 jaren zonder grond
recognitie hebben betaald, dan wijs ik weder op art. 228 der
Gemeentewet, dat ik bij analogie ook hier zou willen toe
passen, en dat uitgaat van het beginsel dat betaling van
gelden op gesloten diensten niet wordt toegestaan.
De Voorzitter. Het is niet juist dat op last van gemeente
ambtenaren de beeren zijn verwijderd. Rooimeesters hebben
alleen proces-verbaal opgemaakt, omdat de muur bouwvallig
was, maar nooit gelast dat de beeren zouden worden afgebroken.
Men had dus, na den muur vernieuwd te hebben, de beeren
weder kunnen aanbrengen. Dat ligt niet op den weg van de
rooimeesters, zij hebben alleen toe te zien of iets bouwvallig
is. De Administratie van het Invalidenhuis heeft daarop een
muur gebouwd zonder beerenmaar dat wisten wij niet en
behoefden wij niet te weten; daarvan heeft de Administratie
niets gezegd. En juist dit had zij moeten doenwant dit ligt
op den weg van personen, die eene vei gunning verkregen hebben
Wat het opzeggen betreft van eene vergunning in den loop
van een jaar voor het volgende jaar, men heeft hij de verschil
lende vergunningen niet te doen met het gewone kalenderjaar.
Op allerlei data tusschen 1 Januari en 31 December worden
vergunningen verleend. Voor de eerste maal, vóór dat men
van de vergunning mag gebruik maken, moet vooruit worden
betaald, maar ve>der worden alle recognitiën eens per jaar
ingevorderd. In Juli wordt het kohier opgemaakt van alle
recognitiën, op welk tijdstip van het jaar de vergunning ook
is aangevangenwilde men voor elke recognitie een afzonderlijke
tijd van invordering vaststellen, dan zou men wel 10ambte
naren noodig hebben. In Juli 1896 wordt dus het kohier op
gemaakt voor '1896 en in de tweede helft van het jaar worden
alle recognitiën geïnd. Het is niet mogelijk om voor een vol
gend jaar te doen betalen, want alle recognitiën vervallen op
verschillende data. Alleen voor de eerste maal wordt vooruit
betaald en vervolgens eens per jaar voor het loopende jaar.
Wij kunnen niet iedereen, die vergunning heeft tot het gebruik
maken van gemeentegrond gaan vragenof hij ook van die
vergunning gebruik maakt Wie daarvan geen gebruik wil
maken, moet er zelf op bedacht zijn daarvan kennis aan ons
te geven. Ik blijf er bij, dat de interpretatie van den heer Fockema
Andreae niet te verdedigen is.
De heer De Goeie. M. d. V.Het is mij evenals den heer
Fockema Andreae voorgekomen, dat in deze het recht was aan
de zijde van de Administratie van het Invalidenhuis. Stel dat
B. en W. bepaald weten, dat iemand geen gebruik meer maakt
van gemeentegrond, moeten zij dan toch maar wachten, totdat
hun eindelijk daarvan kennis wordt gegeven, en inmiddels maar
doorgaan met het hellen der recognitie? Dat zou toch eene
vreemde houding zijn U hebt gewezen op het in gebruik
nemen van gemeentegrond door rijtuigverhuurders. Doch dat
is een geheel ander geval. Daar is het meer de hand leggen
op een stuk gemeentegrond, zoodat een ander er geen gebruik
van kan maken. Bij de beeren van het Invalidenhuis geldt
het een klein stukje grond, waarvan door geen ander gebruik
kan worden gemaakt.
Bovendien moet men eene zaak ook niet vergeten. Men
betaalt veelal de recognitiën zonder reclameeren, omdat men
zoo groot, vertrouwen heeft in de accuratesse van het stad
huis. Wij worden aangeslagen, dus zullen wij ook wel moeten
betalenzegt men. Dat is ook het geval geweest met de Admi
nistratie van het Invalidenhuis; eerst bij de aanzienlijke ver
hooging van de recognitie is men gaan onderzoeken, en toen
bleek dat de beeren reeds lang verdwenen waren. Ik laat de rechts
vraag evenwel geheel rusten; ik acht mij niet bevoegd daarover te
spreken. Maar waar geen recht is, kan men dikwerf de bil
lijkheid toepassen. Het hoogste recht is dikwerf het grootste
onrecht, zegt de bekende uitdrukking. Ik geloof dan ook, dat
tegenover deze Instelling het onbillijk zoude zijn, wanneer
geen restitutie werd verleend.
De Voorzitter Ik ben den heer De Goeje dankbaar voor
zijne gunstige opinie ten aanzien van de accuratesse op
het stadhuis. Ik zou echter meenen, dat de inaccuratesse van
de betalers, in casu van de Administratie van het Invaliden
huis, er toe zoude leiden dat de gemeentelijke administratie eén
werkkring kreeg, die bijna niet vol te houden is. Het gaat niet
aan om zich maar te beroepen op de accuratesse ten stadhuize.
Ik heb een zeer accuraten kleermaker, maar zou er toch niet aan
denken al de rekeningen, door hem gezonden, zonder verder
onderzoek te betalen met de gedachte: hij is zoo accuraat,
het zal wel in orde zijn.
En wat billijkheid betreft in belastingzaken ken ik geen
billijkheid. Wij moeten de regels toepassen, die voor allen
gelden. Of het hier nu geldt eene philantropische instelling
doet niets ter zake. Wanneer de Raad overeenkomstig den
wensch van den heer Fockema Andreae besluit, dan stuurt
hij de geheele administratie in de war. Dan zullen wij telkens
last krijgen van menschen, die zoo inaccuraat zijn, dat zij,
op de accuratesse van het stadhuis vertrouwende, hun recog
nitie betaald hebben en dan restitutie komen vragen.
De heer Juta. M.d. V.! Door U is al duidelijk in het licht
gesteld, hoe het met het innen der recognities gaat. Bij het
verkrijgen eener vergunning wordt de recognitie vooruit be
taald en vervolgens worden eens per jaar alle oude recognitiën
geïnd in de tweede helft van het jaar. En dat kohier van de
recognitiën is vrij groot, want hun getal beloopt eenige hon
derden.
Nu komt het Invalidenhuis ongeveer tegen het einde van
November reclameeren, omdat de beeren niet meer bestaan
en op dien grond restitutie vragen van de betaalde recognitie
over 1895. Indien de Raad dit verzoek toestaat, welk antece
dent zal men dan scheppen? Dan zullen allerlei personen,
die recognitiën moeten betalen in de maanden November of
December bij B. en W. komen en zeggen: wij hebben in het
afgeloopen jaar van de vergunning geen gebruik gemaakt,
wij verzoeken dus restitutie van de recognitie. En of werkelijk
al dan niet van eene vergunning gebruik is gemaakt, is dan
niet meer te controleeren. Hoe zullen B. en W., wanneer men
in de tweede helft van bet jaar komt zeggen, dat men van
eene vergunning geen gebruik heeft gemaakt, controleeren
of men bijv. in de eerste helft van het jaar geen gebruik er
van heeft gemaakt. Dat is eenvoudig niet te doen. De Raad
zou door het verzoek van het Invalidenhuis toe te staan
werkelijk een zeer slecht antecedent, stellen, want, zooals ik
zeide, er zullen dan meerdere verzoeken om restitutie komen
ook op billijkheidsgrondenen de Raad zal dan niet anders
kunnen beslissen dan hij nu heeft gedaan.
De heer Pera. Vooral ook naar aanleiding van eene opmer
king, ten gunste van het verzoek van den Raad van Admini-
tfatie voor het Invalidenhuis door een mijner medeleden van
deze vergadering mij een paar dagen geleden gemaakt, heb
ik met alle aandacht een en ander overwogen. Met den besten
wil kan ik mij niet begrijpen, hoe men voor het toestaan
van het verzoek kan pleiten, gelijk hier plaats heeft.
Wanneer toch iemand toestemming tot het gebruik van
gemeentegrond ontvangen heeft, en hij hier later geen gebruik
meer van wenscht te maken, dan is hij verplicht, er kennis
van te geven aan B. en W.
Bedoelde Raad heeft dit niet gedaanen nu is de slotsom
van de redeneering ten voordeele van het toestaan van het
verzoek zoo ongeveerdat de nalatigheid van den Raad v. Adm.
van het Invalidenhuis het Dag. Bestuur tot schuld wordt ge
maakt. Men beweert tochdat het Dag. Bestuur dan maar
moet wetendat de recognitie niet meer verschuldigd is.
Mij dunkt, dat het standpunt door 't I). B. in deze zaak inge
nomen, geheel juist is, zoodat wij niet anders kunnen doen
dan het advies volgen en het voorstel aannemen.
De heer Fockema Anrreae vraagt en verkrijgt voor de
derde maal het woord.
M. d. V. In de eerste plaats moet ik opkomen tegen de
bewering van den heer Pera, dat men de schuld voor de nalatig
heid van den Raad van Administratie zoekt te werpen op de
schouders van het Dag. Best. Neen, ik ben zelf begonnen met
te zeggen, dat wanneer iemand geen kennis geeft van het op-