67
Mejuffrouw L E. Ter Meer hare schoolplichten met liefde en
talent betracht en een eervol ontslag ten volle verdiend heeft.
Tegen den in het adres genoemden datum heb ik geen bezwaar.
Het Hoofd der Leerschool,
J. A. Van Dijk
Aan den Heer Burgemeester der Gemeente Leiden.
N°. 200.
Leiden, 24 Augustus 1896.
Onder overlegging van nevensgaand schrijven van de Com
missie van Toezicht op de scholen van Middelbaar Onderwijs,
geven wij Uwe Vergadering in overweging tot de benoeming
van twee leden dier Commissie over te gaan>
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 22 Augustus 1896.
In antwoord op Uw schrijven van eergisteren, N°. 936,
hebben wij de eer, U mede te deelen dat, behalve in de
vacature, ontstaan door het ontslag van den Heer Van Dissel,
op 1 September a. s. nog in eene tweede vacature in onze
commissie zal moeten worden voorzien. Wij hebben nl.in
overeenstemming met de voorlaatste zinsnede in Uwe missive
van 31 Maart jl.N°. 382, eenigen tijd geleden den volgenden
rooster van aftreding opgemaakt:
Dr. T. Zaaijer
L. C. Quant
Dr. H. A. Lorentz
Dr. J. W. Muller
Mr. E. De Vries
Dr. E. F. Van Dissel.
1 September 1896,
1 1897,
1 1898,
1 1899,
1 1900.
1 1901.
De Heer Zaaijer heeft verklaard dat hij wegens zijne vele
andere werkzaamheden niet voor eene herbenoeming in aan
merking wenscht te komen.
Wij hebben thans de eer, IJ de volgende dubbeltallen aan
te bieden:
Voor de vacature Zaaijer:
1°. Mr. H. L. Drucker,
20. Dr. P. J. Blok,
en voor de vacature Van Dissel:
1°. Dr. R. Horst.
2°. Dr. Th. W. Van Lidth de Jeude.
De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs.
L. C. Quant Waarn. Voorzitter.
H. A. Lorentz, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
No. 201.
Leiden24 Augustus 1896.
Onder overlegging van nevensgaand schrijven van Commis
sarissen der Stedelijke Gasfabriek, houdende voordracht voor
de benoeming van een Commissaris, ter vervulling van de
vacature tengevolge van de periodieke aftreding van den heer
Dr. P. J. Kaiser, hebben wij de eer U mede te deelen dat
ingevolge art. 3 van het Reglement op het beheer en bestuur
der Stedelijke Gasfabriek, aan het voorgedragen dubbeltal
door ons worden toegevoegd de raadsleden W. F. Verhey
van Wijk en W. Pera, met voorstel om alsnu tot een benoe
ming aan te gaan.
Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 24 Augustus 1896.
De ondergeteekenden Commissarissen van de Stedelijke
Gasfabriek hebben de eer U ingevolge art. 3 der Verordening
van den 28 September 1882 (Gem.blad n°. 17 van dat jaar),
houdende Reglement op het beheer en bestuur der Stedelijke
Gasfabriek, gewijzigd den 29 December 1887 (Gem.blad
n°. 2 van 1888) voor eene benoeming van een Commissaris,
in plaats van Dr. P. J. Kaiser, aftredend lid, voor te dragen
het volgend dubbeltal: Dr. P. J. Kaiser, P. L. C. Driessen.
Commissarissen voornoemd
H. C. JuTA.
P. ZlLLESEN.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 202.
Leiden24 Augustus 1896.
Blijkens ingesteld onderzoek wordt het dringend noodig
geacht dat de grintweg van de Heerenstraat tot den Staats
spoorweg in orde worde gemaakt, waarvan de kosten onge
veer f 150. zullen bedragen. Vermits ter zake geen gelden
op de begrooting van dit jaar zijn beschikbaar gesteld, geven
wij Uwe Vergadering in overweging de noodige machtiging
voor dit werk te verleenen, zullende later, zoo noodig, een
voorstel tot verhooging van het betrekkelijk artikel der begroo
ting worden ingediend.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 203.
Leiden, 24 Augustus 1896.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat door concessiona
rissen voor den aanleg, en de exploitatie van een Telefoon in
deze gemeente verzocht is, eenige veranderingen te brengen
in het Waaggebouw, waarheen het centraalbureau wordt
overgebracht, ook ten einde een beteren toegang te verkrij
gen voor de bovenlokalen. Eene schetsteekening wordt hierbij
overgelegd waarop aangeduid is het maken van een toegangs-
trap naar het telefoonbureau boven het Waaggebouw, aan
geduid met de letters A B en bestaat uit een rechte steek-
trap met bordes en een kwartrond. De kosten zijn geraamd
op f 450, welke komen voor rekening van concessionarissen,
tot de voldoening waarvan deze zich hebben bereid verklaard.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging ons college
te machtigen de bovenbedoelde veranderingen in het Waag
gebouw te doen aanbrengen, onder bepaling dat de kosten
door concessionarissen worden voldaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
No. 204.
Leiden, 24 Augustus 1896.
Be vee- en vleeschkeuring is thans in werking van 1 October
1893 af, dus ongeveer drie jaren en steeds onder leiding van
den Inspecteur, opgedragen aan 8 a 10 keurmeesters, tevens
ambtenaren bij de Rijksbelastingenterwijl in het begin van
1894 tevens is aangesteld een eerste keurmeester, buiten het
corps der Rijksambtenaren. Gedurende dien tijd is gebleken
dat de bestaande regeling te wenschen overlaat en dat de
dienst, dus ook de gemeente, meer gebaat zal zijn met
ambtenaren die uitsluitend in dienst der gemeente zijn, dan
met de genoemde commiezen.
Al moge erkend worden dat onder hen verschillende zijn
die hun functie van keurmeester zeer goed vervullen en die
geschikt zouden zijn uitsluitend als keurmeester onder lei
ding van den Inspecteur werkzaam te zijn, zoo ligt het in
den aard der zaak dat het tegenwoordige stelsel tot velerlei
bezwaar aanleiding geeft.
Men is n. 1. verplicht de in Leiden gestationneerde com
miezen als keurmeesters te accepteeren, onverschillig of zij
de vereischte capaciteiten bezitten of niet. Het uitsluiten
van de ongeschikten zou tengevolge hebben dat ook de
anderen moesten bedanken, omdat alleen dan de commiezen
keurmeesters kunnen zijn wanneer zij allen worden aangesteld.
Een andere regeling is met hun plichten als Rijksambte
naar niet overeen te brengen.
Verder is voor de commiezen-keurmeesters de Rijksdienst
steeds het eerste veld van plichtsbetrachting; de stedelijke
keuringsdienst komt iri de tweede plaats in aanmerking,
hetgeen een zeer ongewenschte 'toestand is. Het keuren toch
wordt als bijzaak beschouwdzelfs door de commiezen die
als keurmeester zeer geschikt zijn.
De Inspecteur kan verder niet naar goedvinden over het
personeel beschikkenwaaronder de dienst moet lijden en
de surveillancedienst niet naar behooren kan worden geregeld.
Het maken van een rooster van dienst is niet mogelijk.
De werkzaamheden van de keurmeesters kunnen door den
Inspecteur der vee- en vleeschkeuring niet worden geregeld.
Dat geschiedt door den commies verificateur-dienstgeleider,
die ook den dienst der commiezen regelt en tusschenpersoon
is tusschen den Inspecteur der Belastingen en de commiezen.
Een ander bezwaar is de wisseling waaraan dit personeel
onderhevig is en waarmede men steeds genoegen moet nemen.
Verplaatsingen komen veelvuldig voor. En zoo kan men
geschikte personendie van de keuring goed op de hoogte
zijnplotseling verliezen om daarvoor in elk geval niet
geoefend personeel in de plaats te bekomen.
De Inspecteur der vee- en vleeschkeuring heeft op deze
gronden reeds meermalen op eene reorganisatie aangedrongen
en wij gevoelen thans volle vrijheid IJ voor te stellen daartoe
over te gaan.
Bovendien vordert, de grensuitbreiding vermeerdering van
personeel, ook al mocht de tegenwoordige organisatie besten
digd blijven. In het aan Leiden toegevoegd gebied van de