GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 65 I BT« lllillll l'.\ NT I It K1. N°. 193*. Leiden, 18 Augustus 1896. De Commissie van Financiën heelt de in hare handen ge stelde rekening der ontvangsten en uitgaven der Gemeente, voor den dienst 1895, met de overgelegde bescheiden verge leken en heeft dit onderzoek tot geene bedenkingen geleid. Met genoegen heeft de Commissie gezien, dat aan een vroeger uitgesproken wensch was gevolg gegeven en heeft zij bij de uitgaven onder Hoofdstuk VII eene recapitulatie gevonden der kosten voor de beide middelbare scholen, waardoor overzicht en vergelijking worden vergemakkelijkt. Zou nu voortaan voor de scholen van het lager onderwijs een dergelijke staat niet kunnen worden overgelegd? Met dezelfde ingenomenheid werd bij Hoofdstuk II onder N°. 1065 der uitgaven een overzicht van de kosten van hot Park nagegaan; hoe meer zulke verzamelingen in de rekening worden aangetroffen, met des te meer belangstelling zal de met het onderzoek der rekening belaste Commissie zich van hare omvangrijke taak kwijten. Slechts eene vraag wenscht de Commissie te doen en wel met betrekking tot Hoofdstuk IV. Onder N°. 1391 is eene kwitantie voor 70 gedrukte kohiertjes der plaatselijke directe belasting en nu wenscht onze Commissie te vragen, waartoe dit groot aantal exemplaren heeft moeten dienen. Onze Commissie heeft ten slotte de eer te adviseeren in overeenstemming met het voorstel van Burg en Wetli. (Ing. Stukken N°. 178) de rekening 1895 goed te keuren in Ontvangst' adf 918.913,83' en Uitgaaf 885.133,565 alzoo batig saldo f 33.780,27; zijnde over een gedeelte van dat saldo en wel ad f 18.887,92 (lng. Stukken N°. 160) beschikt, zoodat het zuiver batig saldo der rekening 1895, bedraagt f 14.892,35. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 194. Leiden, 18 Augustus 1896. De Commissie van Financiën, kennis genomen hebbende van het voorstel van Uw College, 6 dezer, N°. 186, betrekkelijk beschikbaarstelling van kapitalen voor de Stedel. Gasfabriek, heeft de eer U in overweging te geven dit punt op de eerst volgende vergadering van den Gemeenteraad niet in behan deling te nemen. Het onderzoek der gemeenterekening 1895 toch heeft onze Commissie verscheidene uren doen samenzijn, doch heeft ons nog geen tijd gelaten het voorstel met die aandacht te over wegen, die het verdient; daarbij komt dat bij eene vluchtige becijfering de prijs der muntgasmeters op ruim ƒ52 komt en bij eene vorige geldaanvrage de prijs op bijna f43 werd begroot. Doch, zooals wij zeggenons heeft de gelegenheid ontbroken de zaak goed te overzien, ook in verband met de voorgestelde aflossing. Kan Uw College besluiten, dit punt tot eene volgende ver gadering uit te stellen, dan is waarschijnlijk de Voorzitter onzer Commissie weder in de gelegenheid zijn advies in deze uit te brengen. In allen gevalle komt uitstel ons thans ge- wenscht voor. Aan Burg. en Weth. van Leiden. De Commissie van Financiën. N°. 195. Leiden, '18 Augustus 1896 Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden het door ons opgemaakt 1ste Suppletoir kohier der Plaatselijke Directe belasting voor 1896, met 204 aanslagen en eene op brengst van f 2537.35. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 196. Leiden, 17 Augustus 1896. Ten aanzien van nevensgaand verzoek van A. Bontenbal, pachter van de opbrengst der bruggelden aan de Spanjaards- brug, om eenige vermindering van pacht ten gevolge van de verandering van de Spanjaardsbrug, hebben wij de eer U het volgende te berichten. Blijkens de hierbij overgelegde schets- teekening van den val der brug, waarop met roode lijnen de vroegere toestand is aangegeven en met zwarte lijnen de tegen woordige toestand, blijkt dat in het midden de hoogte was 2.02 M. en na de verandering nog 2.02 M. Schepen dus, waar van het hoogste punt 2.02 boven water ligt, konden dus vroeger in het midden onder de brug door en kunnen dit thans nog,terwijl schepen, waarvan het hoogste punt 2.15 M. is, thans desnoods nog naast de aangehaalde balken A kunnen passeeren. üf echter de bestuurder van een dergelijk groot schipal komt dit met nog zoo geringe snelheid aan, het zoude durven wagen naast de balken A te passeeren met het oog op beschadiging van het schip of de brug, moet zeer in twijfel worden getrokken. Het komt ons daarom voor dat de verandering van de brug geene noemenswaardige vermindering van de opbrengst der bruggelden zal ten gevolge hebbenzoodat wij Uwe Vergaderng in overweging geven afwijzend op het verzoek te beschikken en alzoo den adressant te kennen te geven dat er geen termen bestaan om tot vermindeaing van de verschuldigde pachtsom over te gaan. Ten slotte zij medegedeeld dat het door adressant ingediende schetsje geen beeld geeft van den vroegeren en den tegen- woordigen toestandomdat het niet op schaal is geteekend. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Wel Ed. Achtbaren lleeren. Naar aanleiding van mijn aanvragen dato 17 Juni 1896 aan Burgemeester en Wethouders om schadevergoeding voor het verhoogen der Spanjaardsbrug en het daarop door mij ontvangen Éxtract uit de Notulen, gehouden ter kamer van Burgemeester en Wethouders van Leiden: Maandag den 22 Juni 1896 wordt gelezen: 1° enz. Rapport van den Gemeente Architect dd. 19 Juni omtrent verzoek van A. Bontenbalpachter van de Spanjaardsbrug om schadevergoeding, wegens verhooging van de Spanjaardsbrug. Is besloten aan den pachter, bij extract dezer, te kennen te geven, dat zijne klacht ongegrond is bevonden, zoodat aan zijn verzoek niet kan worden voldaan. De Sec. enz. Neemt ondergeteekende de vrijheid zich tot U Hoog Ed. College te wenden om een billijke restitutie voor de geleden schade, en een billijke pacht vermindering voor de nog te lijden schade. Hopende dat op deze mijn aanvrage een gunstig besluit zal genomen worden. Verblijve Hoogachtend Uw Dienstw. Dienaar, Schipluiden, 30 Juli. A. Bontenbal, Pachter der Spanjaardsbrug. N°. 197. Leiden, 17 Augustus 1896. Op 31 December 1896 eindigt de onderhoudstijd der volgende gebouwen en scholen: 1°. Het Raadhuis. 2°. Het Waaggebouw met Boterhuis. 3°. De Stads Gehoorzaal met pachterswoning. 4° Het IJkkantoor. 5°. Het Stedelijk Museum met de Kunstzaal en Conciërge woning. 6°. De Koornbeurs. 7°. De verschillende gebouwen behoorende tot den Burgt, waartoe ook behoort de Kegelbaan. 8°. De Inëntingslokalen en verhuurde huizen in het Elisa- bethshof. 9°. De Stadsbank van Leening. 10°. Het monument van Boerhaave aan de Steenstraat en het Gedenkteeken van Leiden's Ontzet in het Park. 11°. De Fontein met omkasting op de Vischmarkt. 13°. De gebouwen behoorende tot het Caecilia Gasthuis met de lokalen in gebruik bij de Maatschappij van Wel dadigheid en de verhuurde huizen in de Vrouwen kerksteeg. 14°. De beide verhuurde huizen op de Aalmarkt. 15°. De Stads Apotheek. 16°. Het Gymnasium. 17°. De meubelen van het Gymnasium. 18°. De beide Hoogere Burgerscholen, benevens de voormalige Oost-Indische Inrichting aan de Lokhorststraat en de meubelen in deze gebouwen. 19°. De Jongensschool le klasse aan de Aalmarkt. De Meisjesschool le Boommarkt met woning. De Jongensschool 2e Pieterskerkstraat. De Meisjesschool 2e Breestraat met af zonderlijk Gymnastieklokaal. De tusschenschool aan de Oude Vest met de woning. De Scholen voor minvermogenden aan Plantsoen, V.-d.-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 1