40
DONDERDAG 2 JULI 1896.
De Voorzitter. Zooals de heeren weten, heeft de Comm.
v. fin. rapport uitgebracht. Zij kan zich met de zaak zelve
wel vereenigen, maar stelt voor om in plaats van het bedrag
te vinden uit de Buitengewone Ontvangsten, opbrengst van
geldleening, B. en Ws. uit te noodigen een nader voorstel
te doen om de uitgaaf te kwijten uit de gewone middelen
van 1896. B. en Ws. hebben voorgesteld het bedrag te vinden
uit de opbrengst van leening, omdat als het kleinste stukje
grond wordt verkocht, hoe gering ook de opbrengst is, dit
toch op kapitaal-rekening wordt verantwoord. Consequent
redeneerende hebben wij dus gemeend, dat, wanneer uitgaaf
wordt gedaan tot aankoop van grond, die uitgaaf op dezelfde
rekening moet voorkomen Het geldt hier wel is waar eene
kleine som, maar het was ons meer om het principe te doen.
De heer Drucker M. d. V. Indien hetgeen U daar aanvoert
het eenige bezwaar is van B. en Ws. tegen ons voorstel, dan
geloof ik dat dit gemakkelijk uit den weg te ruimen is.
Wanneer de gemeente grond verkoopt, heeft die grond waarde,
hetgeen wel blijkt uit het feit, dat de menschen er geld
voor geven. Verkoopen wij dus een stuk grond, voor ons
een kostbaar bezit, dan krijgen wij de waarde daarvan in
den vorm van geld terug, en dit mogen wij niet opmaken.
Hier is het echter een ander geval. Hier wordt f 300.uit
gegeven voor een, de Commissie erkent het gaarne, nuttig
doel, maar wat wij voor die 300.terugkrijgen is voor de
gemeente absoluut niets waard. Door dat pleintje wordt de
gemeente geen cent rijker. Uit dien hoofde behoort de uit
gaaf dus niet te worden gedekt uit de Buitengewone Ont
vangsten, opbrengst van geldleening. Wat het principieele
van de zaak aangaat, ik geloof niet dat het noodig is hier
over thans in beschouwingen te treden; in dezen Raad is
over die quaestie reeds zooveel gesproken. Wanneer het geldt
dergelijke kleine uitgaven voor zaken, waarvoor de gemeente
geen ander productief bezit terug ontvangt, dan is het wenschelijk
deze dadelijk te betalen, maai' de betaling niet te verdeelen
over 70 jaren, want daarop komt feitelijk het voorstel van
B. en Ws. neder.
De Voorzitter. Ik moet er tegen opkomen, dat hetgeen de
gemeente in ruil ontvangt voor de 300.— voor haar niets
geen waarde zoude hebben. Immers door het verkrijgen van
het pleintje wordt de gezondheidstoestand bevorderd; Leiden
ontvangt een long meer, en dat is toch zeker ook wel iets
waard.
De heer De Goeje. Wanneer de bedoeling ware geweest
om door dezen aankoop het gemeente-grondbezit te vermeer
deren, dan zoude ik met het voorstel van B. en Ws. kunnen
medegaan. Maar hier geldt het meer het bijstaan van de
Commissie tot bevordering van den bouw van werkmans
woningen, en mij komt het dus voor dat de uitgaaf zoude
vallen onder het artikel, waarbij een zekere rente-garantie
aan die Commissie is verleend. Dat artikel is wel pro memorie
uitgetrokken, maar het geld kan worden verstrekt uit de
Onvoorziene uitgaven. Wel geldt het hier geene eigenlijke
rente-garantie, maar die post is inderdaad bestemd om ge
noemde Commissie te steunen en te helpen.
De heer Dekhuijzen. Het. komt mij niet wenschelijk voor
het bedrag van de uitgaaf buiten bespreking te laten. Zoodra
men gaat zeggen: wij zullen ditmaal van de gewoonte af
wijken, omdat het bedrag zoo klein is, raken wij inmoeielijk-
heden. Ik zal een voorbeeld noemen. Stel dat de gemeente
huizen wil aankoopen om verkeerswegen te scheppen of te
verb'reeden. Zal men dan, zoodra daarvoor een uitgaaf wordt
gevorderd van een f 20000. - zeggendat moet gevonden
worden uit de opbrengst van leeningen, maar wanneer de
uitgaaf bijv. een f 400.— is, deze vinden uit de gewone
middelen? Wij staan op veel zuiverder standpunt, als wij
handelen bij de uitgaven zooals wij bij de ontvangsten doen.
Wij hebben onlangs op het Rapenburg enkele vierkante
centimeters gemeentegrond verkocht aan iemand, die deze
gaarne wenschte te hebben om aan zijn gevel een weinig
relief te geven. De weinige stuivers, die de grond opbracht,
zijn toen als kapitaal in rekening gebracht. Zeer terecht;
daar is niet gelet op het bedrag, maar op het principe.
Evenzoo moet dit ook hier geschieden, het is hier evenmin
om het bedrag te doen maar om het beginsel.
De heer Drucker. Bij de vraag, of een uitgaaf zal worden
gekweten uit. den post van leeningen, komt het natuurlijk
in de eerste plaats aan op den aard der uitgaaf; dit ben ik
met den heer Dekhuyzen eens. In principe doet het er niets
toe, of het bedrag groot of klein is. Maar juist in dit geval
is de uitgaaf van dien aard, dat daarvoor zeker niet mag
geleend worden, omdat wij iets terugontvangen dat geen
waarde heeft. De heer Dekhuyzen kan toch niet beweren, dat
hetgeen wij voor die f 300.- terugkrijgen iets is wat aan
waarde daarmede gelijkstaat. De Comm. v. fin. heeft, na dit
argument op den voorgrond te hebben gesteld, nog een enkel
woord over het bedrag gezegd. Het geval zou zich toch kunnen
voordoen, dat eene uitgaaf moest gedaan worden, die niet
uit de opbrengst van leening zoude moeten worden gevonden,
maar die te groot was om ze uit de gewone middelen van
een jaar te kwijten, bijv. een uitgaaf van 50000.Dan
moet voor zulk een groote uitgaaf wel geleend worden en
komt het bedrag dus wèl in aanmerking. Nu zal men evenwel
niet kunnen zeggen, dat een uitgaaf van 300.niet uit
de gewone middelen kan gevonden worden.
Voor zooveel noodig wil ik thans nog mondeling het voorstel
van de Comm. v. fin. indienen. Wij hebben ons voorstel in
dien vorm gedaan, omdat wij meenen, dat B. en Ws. veel
beter dan wij kunnen aangeven, welke wijziging hun voorstel
zal dienen te ondergaan.
Het amendement van de Comm. van fin. wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
In stemming gebracht wordt het daarna aangenomen met
16 tegen 3 stemmen.
Tegen stemmen de heerenDekhuyzen, Kaiser en De Sturler.
De Voorzitter B. en Ws. stellen alsnu voor de f 306.
te vinden uit den post voor Onvoorziene uitgaven.
Het in dien zin gewijzigde voorstel van B. en Ws. wordt
in stemming gebracht en met algemeene stemmen aangenomen.
VIII. Verzoek van A. C. Van den Berg, om terugbetaling
van schoolgeld, lager onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 148.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
op beschikt.
IX. Voorstel tot het uitgeven van permissiën voor het jagen
naar waterwild op de Vroonwateren.
(Zie Ing. St. n°. 150.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
X. Rekening over 1895 van de Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Ing. St. n°. 138.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
Gedurende de behandeling van dit punt hebben de heeren
De Goeje, Pera en Kroon tijdelijk de vergadering verlaten.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering
1 gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.