46 N°. 157. Leiden, 13 Juli 1896 Op de begrooting voor dit jaar is op Volgn. 122, Kosten voor de Middelbare Scholen, Jaarwedden, een bedrag van f 58,33 uitgetrokken voor de periodieke tractementsverhooging van Mej. A. E. S. Michelsen, Leerares in de plant- en dier kunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, op grond dat deze leerares met 1 Juni van dit jaar op de eerste ver- höoging aanspraak zoude hebben. Tot, deze opvatting heeft aanleiding gegeven het feit dat Mej. Michelsen eerst met 1 Juni 1894 eervol ontslag heeft bekomen als tweede onderwijzeres aan de Leerschool, niet tegenstaande zij reeds sedert 7 Maart 1892 als leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes werkzaam was. Het is ons voorgekomen dat de bij het opmaken van de begrooting toegepaste opvatting onjuist was en dat het tijdstip van het ontslag als onderwijzeres bij het lager onderwijs in geenerlei verband behoort te staan met de aanspraak op de periodieke tractementsverhoogingen wegens diensttijd van de leerares aan de Hoogere. Burgerschool voor' Meisjes. Krachtens de Verordening regelende de jaarwedden der leeraressen en leeraars aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, ontvangt de leerares in de plant-en dierkunde tweemaal eene verbooging van jaarwedde van f 100, om de twee jaren. De eerste verhooging gaat in op den dag waarop zij een 2jarigen, de tweede verhooging op den dag waarop zij een 4jarigen diensttijd aan een Hoogere Burger school met öjarigen cursus volbracht heeft. Mej. Michelsen is den 7 Maart 1892 bij besluit van ons College als tijdelijk leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes aangesteld en bij raadsbesluit van 26 April 1894 defi nitief als zoodanig benoemd. Met 7 Maart 1894 bad zij der halve een tweejarigen diensttijd volbracht en van dien dag af aanspraak op een tractementsverhooging van 100, terwijl de aanspraak op de tweede verhooging ad f 100, is aange vangen 7 Maart 1896. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging aan Mej. A. E. S. Michelsen een toelage te verleenen van f 200, uit makende het bedrag der eerste periodieke tractementsverhoo ging ad 100 per jaar, wegens diensttijd van 7 Maart 1894 tot 7 Maart 1890, te voldoen uit Volgn. 122, Kosten voor de Middelbare Scholen, Jaarwedden, zullende alsdan de tweede periodieke verhooging gerekend worden te zijn ingegaan met 7 Maart 1896. Te zijner tijd zal zoo noodig een voorstel worden ingediend tot verhooging van het betrekkelijk begrootingsartikel. Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van loeiden. N°. 158. Leiden, 16 Juli 1896. Blijkens een door de Commissie van Fabricage ingesteld onderzoek is het urinoir geplaatst aan de Heerengracht bij perceel N°. 134 zeer hinderlijk voor de in die buurt wonende personen en is eene verplaatsing zeer gewenscbt, terwijl het plaatsen van eene omkasting de passage zoude belemmeren. Het voornemen bestaat het urinoir te verplaatsen naar de Scheluwbrug over den Ouden Rijn, in welke omgeving een urinoir, ook met het oog op de schippers, noodig is. De kosten zijn geraamd op ƒ80. Vermits geene gelden Ier zake op de begrooting zijn toe gestaan, geven 'wij Uwe Vergadering in overweging de ver- eischte machtiging te verleenen, zuMende later, zoo noodig, een voorstel worden gedaan tot verhooging van het betrek kelijk artikel der begrooting. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 159. Leiden, 20 Juli 1896. Onder overlegging van nevensgaand schrijven vari de Commissie van Toezicht op de scholen voor Middelbaar onder wijs, met, den inhoud waarvan wij ons geheel vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging machtiging te verleenen om met aanvang van den cursus 1896/97 tot de aanstelling van een tijdelijk leerares in het Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes over te gaan, zullende te zijner tijd, zoo noodig, een voorstel worden ingediend tot verhooging van het betrekkelijk artikel der begrooting Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 16 Juli 1896. Wij hebben de eer U mede tedeelendat— nog ongerekend den uitslag van eventueele na de vacantie te houden toelatings examens de 2e klasse der H. B. S. voor Meisjes in den volgenden cursus 31 (voor Fransch en Hoogduitsch 32) leer lingen, de 3e klasse 29 leerlingen zal tellen. Het zal, naar wij vertrouwen, overbodig zijn in den breede te betoogen dat splitsing dezer beide klassen der Meisjes school voor den goeden gang van het onderwijs niet alleen wenschelijk, maar dringend noodig is. Deze splitsing kan voor de meeste vakken ook zonder bezwaar geschieden alleen voor Hoogduitsch, Aardrijkskunde en Handwerken zou zij eenige meerdere uitgaven vereisehen. Splitsing dezer beide klassen zou het aantal lesuren voor het. Hoogduitsch op 21 brengen; en het is onze stellige overtuiging dat aan de Directrice eener Hoogere Burgerschool niet meer dan circa 14 lesuren mogen worden opgedragen. In de overschietende 6 a 7 uren zou derhalve moeten voor zien worden door de aanstelling eener tijdelijke leerares in het Hoogduitsch, evenals dit eenige jaren geleden is geschied. Wanneer aan de leeraressen Mej. Hoestra en Mej. Soer onderscheidenlijk 3 en 6, te zamen 9 lesuren in de aardrijks kunde worden opgedragen, waardoor beiden het maximum dei' lesuren die haar kunnen worden opgedragen, bereiken dan schieten er nog 4 uren in dit vak over, waarmede Mej. Michelsen belast zou kunnen worden; deze geeft echter zoodoende 12 uur les, d. i. 2 uur boven het voor haar gestelde maximum, en verkrijgt daardoor aanspraak op eene vergoeding van 200,boven hare jaarwedde. Desgelijks zou Mej Schiitt, die 12 uur zou moeten geven, d. i. 2 uur boven baar maximum, aanspraak verwerven op eene buitengewone vergoeding van f 100,—. Wij meenen U deze regeling te mogen aanbevelenmocht zij Uwe goedkeuring verwerven, dan geven wij U in over weging de noodige maatregelen te nemen voor de aanstelling van eene tijdelijke leerares (voor één jaar) in het Hoogduitsch tegen eene vergoeding van /'500,voor 6a 7 lesuren 'sweeks, opdat deze, zoo mogelijk, dadelijk na de vacantie kunne optreden. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs: E. F. van Dissel, Voorzitter. J. W. Muller, loco Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 160. Leiden, 20 Juli 1896. Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen de door den gemeente-ontvanger ingediende rekening en verantwoor ding van de Ontvangsten en Uitgaven der gemeente over het jaar 1895. De Ontvangsten bedragen f 918913.83®, de Uitgaven 885133 56s; de rekening wijst derhalve een batig saldo aan van f 33780.27. In dat saldo zijn de navolgende sommen begrepen a. f 17.75 wegens onbetaald gebleven coupons in de geldleeningen der gemeente. b. 1322.48" als restant van het voor stichting en inrichting van het Archiefgebouw bestemde kapitaal. c. 1242.90® het in 1885 ongebruikt gebleven bedrag der 4000.door den Gemeenteraad, bij besluit van 3 Sept. 1895, aangewezen voor kosten in zake de oprichting van een krankzinnigen gesticht. d. 533.33 wegens eene onbetaald gebleven vordering in zake pensioen aan de erven van Dr. H. W. I). Suringar. e. 15771.45 zijnde eenige voor belegging bestemde ont- f 18887.92 vangsten, voortspruitende uit de opbrengst van verkochte eigendommen en afgeloste ka pitalen als: 44734.90 uit het saldo der rekening van 1894 in de begrooting van 1895 overgebracht. 19143.55 in het jaar 1895 afgeloste kapitalen en voor belegging aangewezen som men, vermeld in volgn. 171 der begrooting. 4143.als opbrengst van verkochte gemeente eigendommen en afgeloste obliga- tiën in de geldleening van andere gemeenten. 68021.45 waarvan is gebruikt f 48250.— en 4000.bij Raadsbesluiten van 18 Tuli 1895 en 3 Sept. 1895 aan gewezen voor de op- en inrichting van een krankzinnigengesticht. Deze sommen hadden uit geldleening moeten worden gevonden, doch blijkens het vorenstaande was vol doend kapitaal aanwezig om in deze f 52250.buitengewone uitgaaf te voorzien. /T5771.45 -• Ti -'."Mi t issi 5 - j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 2