33
ontslag, hebben wij de eer ingevolge art. 29 der Wet op het
Middelbaar Onderwijs, aanbevelingslijsten van benoembaren,
vergezeld van de betrekkelijke rapporten van de Commisie
van Toezicht en van den Inspecteur van het Middelbaar
Onderwijs hierbij over te leggen met de stukken van de sollici
tanten. Uit de rapporten blijkt dat in de eerste plaats worden
aanbevolen voor leerares in de natuur- en scheikunde aan
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, Mej. F. J. Eldering,
leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Rot
terdam, en voor leeraar in de Geschiedenis aan de Hoogere
Burgerschool voor Jongens, J. Kunst, leeraar aan de Hoogere
Burgerschool met vijfjarigen cursus te Rotterdam, met welke
aanbeveling wij ons geheel kunnen vereenigen.
Mocht eene aanvulling van deze aanbeveling noodig worden
geacht, dan wenschen wij, wat de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes betreft, de aandacht te vestigen op Mej. E. J. Eiebert
alhier en, wat de Hoogere Burgerschool voor Jongens betreft,
op Dr. W. van Everdingen te Delft en Dr. C. Te Lintumte
Enschedé.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot de
benoemingen over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 108. Leiden, den 18 Mei 1896.
Bij raadsbesluit van 22 Februari 1894 werd bij de regeling
van de vee- en vleeschkeuring o. m. bepaald, dat zullen worden
aangesteld acht keurmeesters, tevens ambtenaren bij de Rijks
belastingen, welk cijfer gegrond was op het destijds aanwezig
aantal ambtenaren bij de Rijksbelastingen. Inmiddels is dat
aantal ambtenaren veranderlijk, en bedraagt dit nu eens minder
en dan eens meer dan acht, terwijl er thans negen als zoo
danig in functie zijn
Zoolang het keurmeesterschap wordt opgedragen aan de
Rijksambtenaren, moeten, met het oog op een geregelden
dienst, zoowel wat den Rijksdienst als de keuring betreft, uit den
aard der zaak allen met de keuring van vee en vleesch worden
belast. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging
met wijziging in zooverre van het aangehaalde raadsbesluit
van 22 Februari 1894, te besluiten dat zullen worden aan
gesteld acht a tien keurmeesters van vee en vleesch, tevens
ambtenaren bij de Rijksbelastingen. In de Raadszitting van
22 Juni 1893 werd dan ook reeds bepaald, dat zouden worden
aangesteld negen a tien keurmeesters.
Overigens kunnen wij U mededeelen, dat door den Inspec
teur der Vee- en Vleeschkeuring op eene reorganisatie van
dien tak van dienst is aangedrongen, welk plan door ons
College in overweging wordt genomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 109. Leiden, den 18 Mei 1896.
Wij hebben de eer U hierbij over te leggen het verzoek
van den heer E. A. H. Seipgens, om ontslag als leeraar in
het Duitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens,
wegens ziekte, met de rapporten van de Commissie van Toe
zicht op de scholen voor Middelbaar Onderwijs en den Inspec
teur van het Middelbaar Onderwijs. Wij geven Uwe Vergadering
in overweging, aan adressant het gevraagd eervol ontslag te
verleenen met ingang van 1 Juni a. s.
In de tweede plaats kunnen wij U mededeelen dat de heer
Seipgens na bekomen eervol ontslag, slechts aanspraak kan
maken op een pensioen ten bedrage van ƒ470.55 'sjaars, ten
gevolge waarvan hij in zeer zorgvollen, geldelijken toestand
zou gebracht worden. Met de Commissie van Toezicht komt
het ons voor, dat er in dit bijzonder geval alleszins termen
bestaan tot het verleenen van eenige toelage uit de gemeentekas
en wel tot zoodanig bedrag, dat hem, met inbegrip van het
pensioen, een jaarlijksch inkomen van ƒ1100.worde ver
zekerd, zijnde de helft van zijn tegenwoordige jaarwedde.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in de tweede plaats
in overweging, aan den heer Seipgens voornoemd, tot weder-
opzeggens eene toelage van 629,45 per jaar uit de gemeentekas
te verleenen, ingaande 1 Juni a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Hoezeer ondergeteekende gehoopt en verwacht had, dat na
het hem zoo bereidwillig verleend verlof van drie maanden
zijne gezondheid en werkkracht zouden zijn teruggekeerd,
moest bij toch tot de smartelijke en voor hem verpletterende
overtuiging komen, dat zijne krachten gebroken zijn, die hem
moesten in staat stellen om de verplichtingen zijner betrek
king als leeraar aan de Hoogere Burgerschool na te komen.
Niet dan na ernstig en herhaald aandringen van zijn me
dicus, doch met diep leedwezen en met een bang hart voor
de toekomst, ziet hij zich genoodzaakt den Gemeenteraad
met verschuldigden eerbied te verzoeken om eervol ontslag
uit bovengenoemde betrekking.
Leiden, den 6<ien Mei 1896. E. A. H. Seipgens.
N°. 110. Leiden, 18 Mei 1896,
In de Verordening van 11 November 1880, regelende het
getal, de jaarwedden, de benoeming en het ontslag der lee-
raressen en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes alhier (Gem. blad n°. 2 van 1881), gewijzigd bij ver
ordening van 25 Augustus/6 September 1881 (Gem. blad. n°.
13 van 1881) is bepaald sub. c 2°. voor 1 leeraar in de
natuur- en scheikunde ƒ1000.
Vermits het wenschelijk is de bevoegdheid te behouden
om ook een leerares voor dit vak te kunnen aanstellen
(zooals blijkt uit onze voordracht van heden voor de benoe
ming van eene leerares in de natuur- en scheikunde aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes) geven wij Uwe Verga
dering in overweging de aangehaalde bepaling der Verorde
ning te lezen als volgt:
Art. I c 2° voor een leeraar of leerares in de natuur-
en scheikunde 1060.
Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden.
N°. 111. Leiden, 18 Mei 1896.
De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen de
rekening van de dd. Schutterij over 1895 en adviseert U die
voorloopig vast te stellen, in ontvangst en uitgaaf op 8945.42*.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 112. Leiden, 18 Mei 1896.
Bij de behandeling van de Concept-Verordening voor de
I Hoogere Burgerschool voor Meisjes, in de raadszitting van
7 Mei j.l., werden op voorstel van den heer Van Dissel in
art. '15 achter de woorden: »In geval van eene vacature
wordt voor elk waargenomen lesuur een honorarium verleend,
berekend naar den maatstaf in ƒ100 per jaar," toegevoegd de
woorden: »of van ƒ2.50 per wekelijksch lesuur." De voor
deze aanvulling aangevoerde redenen gelden mede ten aanzien
van de onlangs vastgestelde Verordening voor de Hoogere
Burgerschool voor Jongens, waarvan art. 16 gelijkluidend is
aan art. 15 der bovenbedoelde Concept-Verordening.
Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging aan
art. 16 der Verordening voor de Hoogere Burgerschool voor
Jongens, vastgesteld in de raadszitting, van 3 September 1895
(Gem. blad n°. 6" van dat jaar) in de derde zinsnede achter
de woorden: )^100' per jaar" toe te voegen de woorden: »of
van ƒ2.50 per wekelijksch lesuur."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 113. Leiden, 21 Mei 1896.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van W. II. Van
Oordt te Valkenburg, hebben wij de eer U mede te deelen
dat de dochter van adressant op 13 April j.lvoor het eerst
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes heeft bezocht.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan
adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school
geld voor zijne dochter, leerlinge der Hoogere Burgerschool
voor Meisjes, over de eerste twee kwartalen van den cursus
1895/96.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Valkenburg (Z. H.), '12 Mei 1896.
Aan den Gemeenteraad van Leiden
Geeft met verschuldigde gevoelens te kennen:
De ondergeteekende Willem Hendrik van Oordt, Burge
meester van Valkenburg (Z. H.),
dat hij voor schoolgeld voor een zijner kinderen op de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden is aangeslagen
voor vier kwartalen of 60.—,
dat zijne dochter Christine Albertine Louise, die school
vóór het eerst bezocht heeft den 13d™ April j.l.