GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 25 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 78. Leiden, 13 April 1896. Wij hebben de eer hiernevens over le leggen bet verzoek van l)r. A. E. J. Ilolwcrda, om ontslag als leeraar in de geschiedenis aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, met ingang van 28 April van dit jaar, onder bijvoeging van de daaromtrent door ons ingewonnen ad viezen van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs en van de Commissie van Toezicht op de scholen voor Middelbaar Onderwijs. Nu uit laatstgenoemd advies blijkt dat in de lessen op behoorlijke wijze kan worden voorzien, beslaat bij ons geen bezwaar tegen de inwilliging van het verzoek, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven aan Dr A. E. J. Holwerda eervol ontslag te verleenen als leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, met ingang van 28 April van dit jaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. EdelAchtbarc Heeren. Met gepasten eerbied verzoekt de ondergeteekende Or. Antonie Ewoud Jan Holwerda, U zijn eervol ontslag als leeraar aan de gemeente lijke Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus wegens zijne be noeming tot Hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit alhier en wel met ingang van 28 April dezes jaars. Met bescheiden vrijmoedigheid vraagt hij het op dien datum, omdat hij dan zijnen nieuwen werkkring op een geschikt tijdstip zou kunnen aanvaarden. Met verschuldigde hoogachting, Uw EdelAchtb. dienstw. dien., Leiden, 8 April 1896. A. E. J. Holwerda. N«. Leiden, 30 Maart 1896. Naar aanleiding van het hierbij overgelegd adres van het Bestuur der Afdeeling Leiden van de Vereeniging »Vergunning" waarbij wordt verzocht wijziging van art. 7 van het Raadsbesluit van 3 December 1885 tot regeling van het gemeentelijk recht te heffen voor het ver leenen der vergunning tot het uitoefenen van den kleinhandel in sterken drank, (Gcm blad n*. 1 van 1886) wat betreft de regeling van de betaling van de herschattingskosten, hebben wij de eer U rnedc te deelen dat het wenschelijk wordt geacht, de overweging van het door adressant bedoelde punt aan te houden totdat eene herziening van bedoeld Raadsbesluit, ook in verband met de aanhangige wetswijziging, in behandeling komt. In het algemeen schijnt er in het door adressanten aanbevolen stelsel wel iets aannemenlijks te zijn gelegen. Men verlieze evenwel niet uit het oog dat het recht om herschatting te vragen alleen toe komt aan de kleinhandelaars in sterken drank doch niet aan het Gemeentebestuur tegenover de door den schatter vastgestelde schatting. Vervolgens zouden, wanneer overeenkomstig bet verlangen van adressanten werd bepaald dat de zoogenaamd verliezende partij alle kosten moet betalen.de minder gegoede kleinhandelaren wellicht daardoor van het vragen van eene hersehatting worden afgeschrikt, terwijl zij bij de thans geldende regeling slechts met de helft der kosten aan de herschatting verbonden worden belast. Hoe dit zij, zooals boven werd medegedeeld, zal vermoedelijk tot eene geheele herziening der betrekkelijke Verordening binnen niet te lang verwijl moeten worden overgegaan, zoodat het minder wenschelijk schijnt thans eene parlieele wyziging daarvan in behandeling te nemen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de behandeling van bet onderwerpelijk adres aan te houden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekenden, tappers en slijters wonende te Leiden, leden van het Bestuur der Vereeniging «Vergunning" afdeeling Leiden goedgekeurd b|) Koninklijk besluit van den 22sten Maart 1894 (Stbl. n*. 32). dat volgens art. 7 der verordening van de gemeente Leiden op het recht van vergunning tot het uitoefenen van den handel in sterken drank in het klein, ingeval van herschatting de kosten dier herschat ting voor de eene helft door de gemeente, voor de andere helft door den belanghebbende worden gedragen, dat dit zonder twijfel strijdt met het rechtsbeginsel, dat de ver liezende partij de kosten draagt, en adressanten voor een afwyking van dat beginsel hier geen reden zien; dat zy het hoogst wenschelijk zouden vinden dat omtrent de kosten der herschatting een regeling werd verordend als bij voorbeeld die te Amsterdam en nog andere plaatsen waar de verliezende partij geheel de kosten betaalt, zijnde hier te Leiden f 2 aan elk der drie herschatters dus te zamen f 6 en den tapper dat bedrag van f 6 bij de aanvraag van herschatting moet deponeeren maar het terug er langt als bij de herschatting de schatting wordt verminderd, en hij dus in 't gelijk wordt gesteld worden alsdan aan de herschatters door de gemeente 6 betaald, terwijl in hel tegenovergestelde geval de herschatters worden betaald uit het door den lapper gedeponeerd bedrag. Redenen waarom adressanten zich eerbiedig tot Uw College wenden met het verzoek, zulke maatregelen te nemen als Uw College oorbaar zal achten om aan de grieven van adressanten te gemoet te komen. Jt Welk doende enz., A. C. M. v. Noort, Voorzitter. Joh. Heeheijer, le Secretaris. N*. 80. Leiden, 18 April 1896. Wij hebben de eer U hiernevens aan te bieden eene door de Com missie van Toezicht op de scholen voor Middelbaar Onderwijs in over leg met ons College opgemaakte Concept-Verordening voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, waarmede de Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs zich heeft gunnen vereenigen. Bij het ontwerpen van deze Verordening is zooveel mogelijk de Verordening voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens (Gein.blad n* 6 van 1895) gevolgd, terwijl de enkele afwijkingen gcene nadere toelichting zullen behoeven. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot de behande ling en vaststelling van de Verordening over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Concept-Verordening voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Art. 1. De Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden is eene school met vijfjarigen cursus. Art. 2. Er wordt onderwijs gegeven in de volgende vakken: de Nederlandscbe taal- en letterkunde; de Fransche taal- en letterkunde; c. de Engeische taal- en letterkunde; d. de Hoogduitsche taal- en letterkunde; e. de geschiedenis en de Nederlandscbe staatinstellingen: f. de aardrijkskunde; g. de wiskunde; h. de beginselen der natuur- en scheikunde; i. plant- en dierkunde; j. het schoonschrijven; k. het handteekenen en de kunstgeschiedenis; l. de handwerken; m. de gymnastiek. Art. 3. De cursus wordt den eersten Dinsdag in September geopend en den tweeden Zaterdag in Juli gesloten. Art. 4. Behalve deze vacantie staan de lessen nog stil omstreeks Kerstmis 14 dagen, de week vóór Paschen en de Paaschweek. Art. 5. In buitengewone gevallen kan de Directrice één dag vacantie geven. Zij zendt daarvan bericht aan Burg. en Weth. en aan de Commissie van Toezicht. Langere buitengewone vacantiën worden na ingewonnen advies van de Commissie van Toezicht door Burg. en Weth. gegeven. De leerlingen mogen eene les alleen verzuimen met vergunning van de Directrice, tenzij ziekte of andere wettige redenen, ter beoordeeling van de Directrice, eene afwijking van deze bepaling noodig maken. Een verzoek om vergunning tot verzuim van een lesuur of kennis geving van de reden eener afwezigheid, wordt schriftelijk door of namens het hoofd van het gezin, waartoe de leerling behoort, tot de Directrice gericht. Art. 6. De dagen en uren waarop de leerlingen onderwys ontvangen, de aanduiding der vakken en lessen, benevens de verdeeling van het onderwijs in de verschillende klassen tusschen de verschillende leer- aressen en leeraars worden bij programma vastgesteld. Art. 7. Dit programma wordt jaarlyks in de maand Mei door de leeraressen en leeraars, onder voorzitterschap van de Directrice, ont worpen; er wordt eene opgave bijgevoegd van de boeken, die zij bjj de lessen wenschen te gebruiken, met eene toelichting van de voor gestelde veranderingen. Iedere leerares en leeraar is bevoegd er op merkingen en voorstellen by te voegen. Deze stukken worden vóór 1 Juni door de Directrice aan de Com missie van Toezicht gezonden, die, na het oordeel van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs te hebben ingewonnen, ze, vergezeld van haar advies, ter vaststelling aan Burg. en Weth. aanbiedt. Daarna worden het programma en de lyst der te gebruiken boeken gedrukt en algemeen 'verkrijgbaar gesteld. Aan den Inspecteur wordt een afdruk toegezonden. Art. 8. Het Dagelijksch Bestuur der school is onder toezicht van de Commissie aan de Directrice opgedragen. Art. 9. De leeraressen en leeraars gedragen zich in alle zaken, die de inwendige huishouding der school of de tucht betreffen, voor zoover deze niet bij het in art. 30 bedoelde huishoudelijk reglement zyn geregeld, naar de beslissing van de Directrice, behoudens beroep op de Commissie van Toezicht. Art. 10. De Directrice belegt vergaderingen van de leeraressen en leeraars, zoo dikwijls zij dit noodig acht, of dit door ten minste drie hunner gewenscht wordt. Art. 11. Zij zendt, in samenwerking met de leeraressen en leeraars, het oordeel van dezen aan ouders of voogden, over het gedrag, de vlijt en de vorderingen der leerlingen in ieder vak van studie afzon derlijk, wat de laagste drie klassen betreft ten minste vijf malen per jaar en wat de hoogste twee klassen betreft ten minste drie malen per jaar. Art. 12. De Directrice houdt de Commissie van Toezicht op de hoogte van den gang van het onderwijs en doet bovendien van alle belangrijke voorvallen raededeeling aan Burg. en Weth. Zij zendt jaarlijks in Januari aan de Commissie van Toezicht een beredeneerd verslag over den locstand van het onderwys gedurende het afge- loopcn jaar. Art. 13. Het bestuur, aan de Directrice opgedragen, strekt zich uit niet alleen over alles wat de algcmeene orde aangaat, maar ook over het onderwijs in alle vakken op alle klassen. Zij is verantwoordelijk voor den goeden gang van het onderwijs. De overige leeraressen en de leeraars zijn verplicht haar al de door haar verlangde inlichtingen mede te deelen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 1