26 DONDERDAG 19 MAART 1896. De heer Drucker. De strekking van het voorstel van het Dag. Bestuur is deze, dat Burg. en Weth., na eene zeer uitvoerige toe lichting, waarvoor wij hun dankbaar mogen zijn, coneludeerende zaak behoort niet tot de bevoegdheid van den Raad, maar tot die van ons College; wij geven dus den Raad in overweging, de requesten terug te zenden aan Burg. en Weth. ter afdoening. Men kan daar alleen legen stemmen, wanneer men meent, dat de zaak niet is ter competentie van Burg. cn Weth., maar van den Raad. Nu zal de heer Van Kempen waarschijnlijk aan zijn stern tegen het voorstel niet die beteekenis willeu gebecbt hebben. Ik kan mij voorstellen, dat inen in den gedaehlengang van dien geachten spreker komt tot het doen van een of ander voorstel. Maar ik zie werkelijk het nut niet in van eene stemming over de voordracht, gelijk ze voor ons ligt. Stemde de meerderheid deze af, dan zou men niet weten, wat de beteekenis daarvan zou zijn. De heer Van Kemaen. De heer Drucker heeft het wel op een aardige manier uiteengezet, maar als dal de bedoeling van het Dag. Bestuur was geweest, dan had het moeten zeggen: wij stellen voor, aangezien deze zaak niet bijden Raad behoort, te rcnvoyeeren aan Burg. en Weth. De heer Drucker. Dat staat aan het einde der toelichting van Burg. en Weth. De Voorzitter. In de laatste zinsnede staat: »Wij geven Uwe Ver gadering ten slotte in overweging, op grond van de aangehaalde wetsbepalingen, de verzoeken aan ons College te renvoieeren ter af doening". De heer Van Kempen. Maar als iets niet bij den Raad behoort, behoeft het toch niet in den Raad te worden gebracht. Dan kunnen Burg. en Weth., waar de zaak van zelf komt, haar buiten den Raad om verder behandelen. De Voorzitter. Dat ben ik niet met den heer Van Kempen eens. Wij zijn verplicht adressen die aan den Raad gezonden worden, bij dezen te brengen. De Raad zou zeer terecht ontstemd kunnen zijn wanneer wij dat niet deden. De heer Van Kempen. M. d. V.! U zult toch in den regel zeggen: ik wensch mij over deze zaak niet uit te laten, want zij behoort niet by den Raad tehuis, maar bij Burg. en Weth. De heeren zullen bet zeker niet ten kwade duiden wanneer deze verzoeken naar Burg. en Weth. gerenvoyeerd worden ter afdoening. Was dit ook hier geschied, dan zou het geheel iets anders zijn. De Voorzitter. Burg. en Weth. verdienen, dunkt mij, meer wel willendheid bij de behandeling van deze zaak. Wij hadden er ons zeer kort van kunnen afmaken door te zeggen bij bet inkomen dier adressen: deze behooren niet by den Raad thuis; wij stellen voor ze te renvoyecren naar Burg. en Weth. ter afdoening. Burg. en Weth. rekenden er op dat de gemoedsbezwaren der adres santen ook door enkele leden van den Raad zouden gedeeld worden, cn uit égards voor dezen aarzelden zij niet zelfs eenigszins uitvoerig uit een te zetten welke hunne opvatting is. Dat kan Burg. en Weth. toch niet kwalijk genomen worden. De heer Van Kempen. Ik ben niet gewoon Burg. en Weth. iets kwalijk te nemen, maar er kan, zooals hier, verschil van opvatting zijn. Indien u zegt dat de zaak niet bij den Raad behoort en u haar alleen uit welwillendheid hier ter sprake gebracht hebt, en het dus de gewoonte is dergelijke zaken naar Burg. en Weth. terug te zenden, waar zij eigenlijk thuis behooren, kan ik natuurlijk officieel niet om stemming vragen. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VIII. Verzoeken van de Buffetmaatschappij en anderen in zake ver laging van de pachtsom van de bediening der buffelten der Gehoorzaal. (Zie Ing. St. n®. 50.) De heer Zillesen. Ik wensch over deze zaak een enkel woord te spreken. Burg. en Welh. stellen den Raad voor afwijzend te beschikken op bet verzoek der Nederlandsehe Buiïelmaaischappij te Amsterdam om vermindering der pachtsom en terugbetaling van het door haar aan de gemeente betaald schoonmaakloon. De gronden voor die afwijzende beschikking door hen opgegeven zullen door ons allen gebillijkt worden. Van verlaging der pachtsom, hetzij met een belangrijk, hetzij met een min belangrijk bedrag, kan, zoolang dit contract loopt, dunkt mij, evenmin sprake zijn als van terugbetaling van schoon maakkosten, omdat eenmaal bij de overeenkomst bepaald is dat die ten laste der pachters komen, hoewel deze bepaling, evenals vele andere mij veel te bezwarend voorkomt. De Raad heeft intusschen die voorwaarde aangenomen en hij zal niet spoedig op dat eenmaal genomen besluit terugkomen. Er is echter ééne zaak, die ik onder de aandacht van Burg. en Weth. wensch te brengen. De Maatschappij brengt in haar adres de slechte acustiek der Gehoorzaal ter sprake, die volgens haar, het plan tot het geven van abonnementsvoorstellingcn niet deed slagen. Dit is misschien wel wat sterk uitgedrukt. Voor zoover ik kan beoordeelen en velen denken er met mij zoo over voldoet deze zaal zeer goed bij het geveu van muziek uitvoeringen, niet echter bij het houden van voordrachten of het geven van tooneelvoorstellingen. De Buffetmaatschappij heeft in het eerste jaar getracht de zaak te doen mousseereu door een groot deel der burgerij in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een 20-tal voorstellingen, waaraan de noodige variatie niet ontbrak. Het denkbeeld was dus niet te mis prijzen. Toch hebben vele bezoekers het tegendeel van genot ge smaakt; zy moesten zich wegens de slechte acustiek inspannen om den loop van het stuk geregeld te volgen. Het gevolg was, dat een tweede poging om iets dergelijks tot stand te brengen, fiasco heeft gemaakt. Het aantal personen dat voor het nemen van een abon nement inteekende is niet alleen niet even groot gebleven, maar be duidend minder geworden. Naar aanleiding daarvan veroorloof ik mij de vraag of het niet mogelijk is een onderzoek in te stellen in hoever verandering in dien toestand te brengen is, hetzij door het spannen van draden, gelijk wel meer gebeurt, hetzij door toepassing van andere middelen. De belangen van de tegenwoordige, van de toekomstige pachters en niet het minst die van de gemeente zouden er door gebaat worden. Wel is waar zijn bij de begrooting geen gelden daarvoor uitgetrokken, maar ik mag aannemen, dat, wanneer mijn denkbeeld bij Burg. en Weth. eenige adhaesie vind en zij een onderzoek doen instellen en eventueel met een voorstel bij .den Raad koinen, deze in het groote belang der zaak wel geneigd zal zyn het gevraagde crediet mettertijd toe te staan. De Voorzitter. Ik ben volkomen bereid het denkbeeld van den heer Zillesen in de vergadering van Burg. cn Weth. ter sprake te brengen. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik dank u voor uwe welwillendheid. Op deze verzoeken wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkom stig het voorstel van Burg. en Weth. beschikt. IX. Voorstel omtrent den aankoop van het perceel Nieuwsteeg n®. 10 en de voormalige drukkerij daaraan grenzende. (Zie Ing. St. n®. 54 en 62.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. X. Verzoek van de Wed. H. Pelles, om terugbetaling van schoolgeld lager onderwijs. (Zie Ing. St. n®. 53.) Op dit verzoek wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. beschikt. XI. Voorstel tot overname van een strookje grond aan den Middel weg, van de Gemeente-Commissie van het Nederd. Hervormd Kerk genootschap. (Zie Ing. St. n®. 52.) XII. Voorstel omtrent de aanstelling van een commies-redacteur ter Secretarie. (Zie Ing. St. n°. 57.) Worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Verzoek van Mej. L. Drost, om het gebruik van de school aan de Mare ten behoeve van de Zondagsschool »de Vier en twintig huizen." (Zie Ing. St. n®. 55.) XIV. Idem van de Wed. Muys van de Moer, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n®. 56.) Op deze verzoeken wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Welh. beschikt. XV. Voorstel omtrent het kosteloos gebruik van de Gehoorzaal ten behoeve van de Tentoonstelling van leekeningen en werkstukken van Mathesis Scientiarum Genitrix. (Zie Ing. St. n®. 58.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XVI. Staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1895, van de Bank van Leening. (Zie Ing. St. n®. 60.) XVII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1895, van het Roomsch- Kath. Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Ing. St. n®. 59.) Worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. XVIII. Rekening over 1895 van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (Zie Ing. St. n®. 51.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Tijdens de behandeling van dit punt hadden de heeren Juta en De Sturler de Vergadering verlaten. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leideu ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 4