GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 19 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 43. Leiden, 24 Februari 1896. Wij hebben de eer U mede te deelen dat de heer J. Filippo Hzn., lid van het College van zetters van 's Rijks directe belastingen aan den Commissaris der Koningin als zoodanig eervol ontslag heeft ver* zocht en dat de Commissaris der Koningin ter voorziening in de daar door ontstane vacature ecne nadere voordracht van twee personen noodig acht, op grond waarvan Z.H.Ë.G. den Burgemeester heeft uit- genoodigd bij den Raad te willen bevorderen dat zoodanige voordracht binnen den tijd van dertig dagen door dat College worde opgemaakt. Gevolg gevende aan deze uitnoodiging bieden wjj O hierbij een aanbeveling van twee personen aan met beleefd verzoek om tot de vaststelling daarvan over te gaan, als: I'. Pieter Jacob Groen, geboren te Leiden den 24 September 1828, particulier, wonende te Leiden. 2'. Willem Frederik Van der Heyden, geboren te Leiden den 24 Juni 1843 architect, wonende te Leiden; Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 44. Leiden, 24 Februari 1896. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van W. J. C. Diepenbach, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs, geven wij Uwe Ver gadering in overweging aan adressant, wegens vertrek uit de ge meente, terugbetaling van schoolgeld te verleenen voor zijn zoon, leerling van de Jongensschool 2e klasse, over de maand Maart tot een bedrag van 1.33. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Met verschuldigden eerbied neemt de ondergeteekende Willem Frederik Karei Diepenbach de vrijheid U te verzoeken, hem terug betaling te verleenen over een maand schoolgeld van de Jongensschool tweede klasse, aangezien adressant en dus ook zijn zoon Willem, leerling van bovengenoemde school, in deze maand naar Den Haag vertrekken. Leiden, 19 Februari 1896. W. F. C. Diepenbach. N®. 45. Leiden, 27 Februari 1896. Door den Directeur der Maatschappij tot exploitatie van zuivelin- richtingen »Neerlandia" is bij nevensgaand adres verzocht den grond der gedempte Rijnsburgersingclsloot krachtens Raadsbesluit van 9 Juni 1891 tot wederopzeggens in gebruik gegeven aan de Leidsche Melkinrichting, tegen betaling van eene jaarlijksche recognitie van f 0.03* per centiare, in gebruik te mogen houden tegen betaling van dezelfde recognitie en niet tegen het bedrag van 0.05 per centiare daarvoor bepaald bij Raadsbesluit van 30 Januari jl. Het komt ons voor dat niet anders dan afwijzend op dit verzoek kan worden beschikt. Bij het aangehaald Raadsbesluit van 30 Januari jl. toch is overeen komstig ons voorstel van 14 Januari te voren (Ing. n°. 11) bepaald dat de in gebruik gegeven grond, ontstaan tengevolge van demping voor rekening van de eigenaren der aangelegen perceelen en onder de voorwaarde dat daarop niet mag worden gebouwd, opnieuw tot wederopzeggens aan de gebruikers in gebruik zoude worden ge geven onder bepaling dat de jaarlijks te betalen vergoeding voor het gebruik zal bedragen 0.05 per centiare. In ons betrekkelijk rapport werd duidelijk uiteengezet dat het vroeger bij analogie in deze gevallen toegepast tarief van f 0.03' per centiare voor het gebruik van openbare gemeentewerken en bezit tingen te laag was, doch tevens dat het niet van onbillijkheid zoude zijn vrij te pleiten, wanneer thans voor dit gebruik het nieuwe tarief van ƒ0.25 per centiare vastgesteld bij Raadsbesluit van 21 Februari 1895, zoude worden toegepast ook op grond van de kosten voor de demping door de belanghebbenden gemaakt en de bezwarende voor waarden dat niet mag worden gebouwd. Een bedrag van 0.05 werd uit dien hoofde voor het gebruik van deze gronden vastgesteld, welke regeling in alle opzichten billijk kan worden geacht, zoodat de belanghebbenden geenerlei aanleiding hebben zich daarover te beklagen, terwjjl er allerminst vrees behoeft te bestaan dat in deze regeling, na rijp beraad vastgesteld, weldra weder verandering zal worden aangebracht. Wjj geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan adressant mede te deelen dat er bezwaar bestaat aan zijn verzoek gunstig gevolg te geven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den EdelAchtb. Raad der gemeente Leiden. De ondergeteekende Jan Rinkes Borger, Directeur der Naamlooze Vennootschap: Maatschappij lot Exploitatie van Zuivelinrichtingcn «Neerlandia" voorheen genaamd »de Leidsche Melkinrichting", neemt met verschuldigde gevoelens, de vrjjlieid Uwe aandacht te vragen voor de volgende mededeelingen en voor hel daaraan verbonden verzoek. Bij Raadsbesluit dato 9 Juni 1891 werd aan bovengenoemde ven nootschap vergunning verleend om de Singelsloot, van af de Aloëlaan tot aan de Mare, voor zoover die sloot liep langs haar terrein, te dempen. Aan die vergunning werden verbonden eenige voorwaarden waaronder deze: dat de, door demping verkregen grond, tot weder opzeggens toe, aan adressante in gebruik werd afgestaan, alleen om te worden aangelegd als tuin, onder verplichting van, ter afscheiding te plaatsen een ijzeren hek en te betalen eene jaarlijksche recognitie van 10.85. Aan de verschillende voorwaarden en verplichtingen is door adres sante in alle opzichten voldaan en zij had verwacht dat ook de ge meente de door haar zelf gestelde voorwaarden zou gestand doen. In die verwachting is adrcssanle teleurgesteld. In den loop van 1895 werd, zonder eenige toelichting, voor de genoemde vergunning gevorderd eene recognitie ten bedrage van ruim 77. Die vordering is later teruggenomen. Heden werd echter bericht ontvangen dat de vergunning bij Raadsbesluit van 30 Januari jl. is ingetrokken. Aan die mededeeling wordt verbonden de toezegging dat op aanvraag, de grond wederom in gebruik zal worden gegeven, mits tegen eene hoogere recognitie. Adressante spreekt, met bescheidenheid de overtuiging uit dat de Gemeenteraad, bij het nemen van dit besluit, zich niet ten volle rekenschap heeft gegeven van de beteekenis daarvan. liet dempen van de sloot waarop de vergunning betrekking had was indertijd eene afdoende verbetering van een toestand, niet alleen ergerlijk voor het oog maar eveneens schadelijk voor de gezondheid. Adressante heeft zich voor die verbetering, die geheel op hare kosten werd uitgevoerd, zeer aanzienlijke geldelijke offers getroost en daar door ook het algemeen belang der ingezetenen bevorderd. Zy heeft zonder tegenspraak aanvaard alle voorwaarden door het Gemeente bestuur gesteld, maar mogt toen ook vertrouwen dat dat Bestuur de zedelijke verplichting zou gevoelen om die voorwaarden, zonder nood zakelijkheid niet te wijzigen. En die noodzakelijkheid bestaat ook thans in geen enkel opzicht. Wordt de grond door de gemeente teruggenomen dan ontstaat eene misstand. l)ie grond is voor geen enkel doel geschikt, heeft ook voor adressante niet de minste geldelijke waarde. Voor de opzegging kan geen ander motief worden aangevoerd dan het doel om eenige weinige guldens meer aan recognitiën te ontvangen. In deze richting kan adressant niet meegaan. Wordt toch gehandeld in den geest van het Raadsbesluit van 30 Januari jl., dan wordt daar mede erkend het zedelijk recht der Gemeente om ten allen tijde en zonder eenige aanleiding de recognitie te verhoogen. Dan bestaat altijd door het gevaar dat telkens en telkens weer, de vergunningen worden opgezegd uitsluitend met het doel om de inkomsten der ge meente te vermeerderen. Bij die onzekerheid verliest de vergunning alle waarde en directe afstand zou wellicht de voorkeur verdienen boven die onzekerheid. Op grond van bovenstaande mededeelingen en beschouwingen doet adressante U beleefd maar dringend het verzoek om de opzegging in te trekken en de gegeven vergunning in haar geheel te handhaven. 't Welk doende enz., Leiden, 22 Februari 1896. J. Rinkes Borger. Directeur der Maatschappij tot Exploitatie van Zuivelinrichtingcn »Neerlandia". N®. 43. Leiden, 2 Maart 1896. Onder overlegging van nevensgaand schrijven van Commissarissen der Bank van Leeniiig, geven wij Uwe Vergadering in overweging het kapitaal der gemeente in de Bank van Lcening met 8000 te vermeerderen, te vinden uit de Buitengewone Ontvangsten en den hierbij ovcrgelegden suppletoiren staat van begrooting vast te stellen. Het kapitaal der gemeente in de Bank van Leening bedraagt thans 67000, zoodat het bij aanneming van dit voorstel zal bedragen f 75000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan HH. Burg. en Weth. van Leiden. De operatien der Bank van Lcening zijn in den laatsten tijd we derom zóó beduidend toegenomen, dat wij op dit oogenblik dringend behoefte hebben aan kasgeld. Wij mogen Uw College herinneren, dat wij, na van het te onzer beschikking staande kapitaal in October 1893 /5000 te hebben terug gegeven, in September 1894 opnieuw f 8000 in de kas der gemeente hebben teruggestort. Bij die teruggaven stelden wij de uitdrukkelijke reserve, dat, wanneer de Bank later opnieuw behoefte mocht krijgen aan gemelde sommen of een gedeelte daarvan, wij dan ook daarover ten allen tijde geheel of gedeeltelijk zouden kunnen beschikken. Niettegenstaande deze reserve verzetten redenen van comptabiliteit er zich tegen, dat wij thans zonder Raadsbesluit de beschikking krijgen over het noodige bedrag. Wij hebben mitsdien de eer UEdel-Achtb. te verzoeken een Raads besluit te willen provoceeren, krachtens hetwelk het te onzer be schikking staande kapitaal wederom met een bedrag van ten hoogste f 8000 zal kunnen worden verhoogd. Commissarissen van de Stads-Bank van Leening te Leiden, Leiden, 29 Februari 1896. H. Van der Hoeven, Voorzitter. De Brütn, Secretaris. N*. 4Ï. Leiden, den 2 Maart 1896. Ter vervulling der vacature ontstaan door het aan Mejuffr. C. H. Slok verleend eervol ontslag, hebben wij de eer Uwe Vergadering hierby eene voordracht aan te bieden ter benoeming van een derde onderwijzeres aan de openbare school der 4de klasse n°. 1, op eene jaarwedde van f 500. Die voordracht, opgemaakt in overleg met den Arrondisseraents- Schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd der school, is. als volgt samengesteld: 1®. Mejuffr. J. Van den Bosch, onderwijzeres aan de rijkswerkin richting voor vrouwen bij Leiden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 1