12 DONDERDAG 30 JANUARI 1896. heeft om tot de Grofsmederij te zeggen: de brug mag niet verlaagd worden, want het behoud van de tegenwoordige brug is eene con ditie van het contract indertijd met u aangegaan, maar cenc andere vraag is of hel wel billijk zoude z(jn zoo streng daaraan de hand te houden, waar wij toch staan tegenover eene inrichting waarbij velerlei belangen van de gemeente en van tal van inwoners betrokken zijn en die van groole beleekenis voor deze stad is. Ik geloof dal het door het Dag. Oestuur niet zal worden tegengesproken wanneer ik beweer dat dit toch ook in aanmerking mag worden genomen, en dat wij zulk eene grootc nuttige inrichting de uitvoering van haar taak wel wat gemakkelijker mogen maken, wanneer dit kan ge schieden zonder veel nadeel voor anderen. Ik aarzel daarom niet als mijne overtuiging uit te spreken dat hel zeer wenschelijk zoude zijn wanneer de gemeente kou voldoen aan het verlangen van de Grofsmederij om de brug inet 112 cM. te verlagen. In dien zin wenseh ik dan ook een voorstel te doen, en ik meen dit niet beter te kunnen doen, behoudens betere terechtwijzing, dan door voor te stellen om in plaats van de woorden voorkomende aan het slot van het advies van Uurg. en Weill.: »en afwijzend te be schikken op hel verzoek wat betreft de gevraagde verlaging van de brug" te stellen deze woorden; »en tevens toe te staan dal de brug zoodanig wordt verlaagd dal de onderkant der brugliggers ter zelfder hoogte zijn zal als de eerstvolgende brug, voerende naar de Meel fabriek van de firma De Koster. De Voorzitter. Voor dat ik vraag of het amendement wordt on dersteund, moet ik er de aandacht op vestigen dat het wel aun eenig bezwaar onderhevig is de hoegrootheid der verlaging te be palen overeenkomstig de hoogte van de brug van den heer De Koster boven hel watervlak, daar die brug eene klepbrug is en derhalve niet te vergelijken is met eene vaste brug terwijl bovendien de ver gelijking zou vervallen, als ooit de biug van de fabriek De Koster werd weggebroken Is hel niet beter de verlagingen centimeters uit te drukken? De heer De Vries. Ik zou het cijfer van 12 cM. wel willen be houden, wanneer daarbij kon bepaald worden dal de brug zóó wordt verlaagd dal zij komt op die en die hoogte boven A. P., anders kan naderhand niemand meer conslateeren of er eene verlaging heeft plaats gehad met 12 cM. of met uieer. De Voorzitter. Ik geloof ook dat het beter is dit in het amen dement aan te geven, maar er staal niets van in. De heer De Vries. M. d V Het is beter, maar ik hen op 't oogenblik niet in staat een vast cijfer van de hoogte der brug boven A. P. aan te geven. Ik geloof echter niet dat dit een groot bezwaar is Wanneer de Raad zich met mijn amendement mocht vereenigen, dan kan er morgen reeds een opmeting geschieden en het cijfer daarna worden ingevuld. Het amendement wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer De Stürler. De heer De Vries rekende het een kleinen omweg wanneer de schepen voor de meelfabriek hun weg nemen door den Zuidsingel, omdat die slechts 231 meter lang is. Hij ver geet daarbij echter dat wanneer de kolenschepen die voor de fabriek kolen lossen in de Haven liggen, de kolenvletlen eerst moeten gaan tot aan den Zuidsingel, een verschil dus niet van 231 meter maar van 2 x 231 meter, want zij moeten weer terug ook. Oaarbjj komt dan nog de lengte van den Zuidsingel ook tweemaal af te leggen, in het geheel derhalve een omweg van 4 x 231 meter. Indertijd heeft de meelfabriek ook gevraagd de brug voor de fabriek te mogen verlagen en dit is toegestaan onder voorwaarde dat de brug moest worden, in plaats van vaste, beweegbaar. De heer De Vries zegt dat wij zulk eene belangrijke industrieelc onderneming als de Grofsmederij moeten helpen. Zeker, dat willen wij allen gaarne zooveel mogelijk doen, maar wij mogen toch niet de eene industrie gaan helpen ten koste van dc^andere. Wat zal het gevolg zijn als aan den wenseh van de Grofsmederij gevolg wordt gegeven om de vaste brug met 12 cM. te verlagen? Dat het voor de meelfabriek onmogeljjk zal zjjn om op de oude manier hare kolen in de fabriek te krijgen, de ledige vletten zullen dan een heel eind moeten omvaren. En waar de concurrentie toch al zoo sterk is, drukt natuurlijk elke vermeerdering van vletloon, welke vermeerde ring een gevolg zal zijn van het omvaren. Aan de Grofsmederij zal dus een voordeel worden gegeven ten koste van de meelfabriek. De Grofsmederij maakt bezwaar om van de vaste brug eene be weegbare te maken, omdat dan hare terreinen in twee deelen zullen worden gescheiden. Ik geloof niet dat die bewering zooveel gewicht in de schaal behoeft te leggen, omdat er bijna geen vaart is in dat slootje, als ik de tiinnenvestgracht zoo eens noemen mag. En waar de scheepvaart ontbreekt zal eene beweegbare brug ook geen hinder opleveren, want het zal dan slechts hoogst zelden voorkomen dal zij geopend moet worden. De heer De Vries. De heer De Sturler maakt de opmerking dat de omweg door den Zuidsingcl door mij gesteld op 231 meter, met volle en ledige vletten 4 maal zoo groot is. Ik heb ook niet beweerd dal de omweg 231 meter lang zoude zijn, maar alleen dal de omweg door den Zuidsingel van weinig belang was. Om dit aan te toonen heb ik gezegd dat de lengte van den Zuidsingcl slechts 231 meter bedroeg, welke omweg nog verkort kan worden wanneer de vletten hun weg kunnen nemen door de Kijfgracht. Daarenboven betwist ik hel ook dat de omweg zoude bedragen 4x23l meter. De kolen schepen voor de meelfabriek zullen dan niet gaan lossen in de Haven bij de Binnenvestgrachl, maar zullen gaan liggen in de Heerengracht en dan behoeven de vletten niet anders dan den Zuidsingel door te gaan. In de tweede plaats wees de heer De Sturler er op dat indertijd ook aan de meelfabriek de verplichting is opgelegd om eene beweeg bare brug te maken toen zij op verlaging aandrong. Ik vind niet dal dit argument veel kracht heeft, gedane zaken nemen geen keer; omdat eenmaal aan de meelfabriek die voorwaarde is opgelegd, be hoeft dit ook niet te worden gedaan aan de Grofsmederij, waar het blijkt dat zulk eene voorwaarde niet strikt noodig is. Wat de bezwaren betreft, door de Grofsmederij tegen eene beweeg bare brug aangevoerd, persoonlijk deel ik die bezwaren niet, maar ik kan ze niet goed beoordeelen. Voor mij echter ligt het groote bezwaar legen eene beweegbare brug iu de hooge kosten. De heer Siegenbeek van Heukelom. M. d. V.! Wat ik over deze zaak te zeggen heb, wenseh ik te doen voorafgaan door eene uiteen zetting van mijne positie in deze zaak. Ik ben daarin toch betrokken als C.ommissaris van de Grofsmederij en als lid van den Raad. Hoe wel het min of meer onaangenaam is dat ik bier voor belangen moet opkomen, die in zekeren zin mijne eigene zijn, ben ik na rijpe over weging lot de conclusie gekomen dat ik mij als lid van den Raad volkomen vrij mag voelen als ik het verzoek van de Grofsmederij steun, omdat hel algemeen belang, betrokken bij hel behoud van de onbelemmerde doorvaart door de Rinnenvestgrachl, volgens mijne over tuiging miniem is in vergelijking van hel voordeel dat de Grofsmederij bij verlaging van de brug beeft. Met volle gerustheid kan ik dus als Raadslid spreken en stemmen voor hel verzoek. De zaak is nu deze: De Grofsmederij heeft van de stad terreinen gekocht gelegen met betrekking tot hare werkplaatsen aan de over zijde van de sloot (om den terra van den heer De Sturler te gebruiken.) Zij heeft daarop een grooter magazijn gebouwd. Nu bestaat het voor nemen daarheen bet gebeele magazijn over te brengen en aan den anderen kant de ateliers te behouden. Nu zal het magazijn behalve kleine zaken ook bevatten de zeer zware dikke ijzeren platen en staven enz Voor de bewerking zullen deze dus ten allen tijde ver voerd dienen te kunnen worden naar de ateliers. Daarvoor zal de brug worden voorzien van rails, waarop de wagens van het magazijn naar de ateliers kunnen loopen. Hel spreekt van zelf dat eene be weegbare brug waarover telkens zeer zware vrachten vervoerd wor den veel te lijden zal hebben. Dat is reeds een bezwaar tegen een beweegbare brug. Veel grooter bezwaar is echter dat, zooals reeds in de stukken is gezegd, het terrein door de beweegbare brug in twee deelen zal worden gescheiden; van tijd tol tijd zal noodwendig door het openen der brug bel magazijn afgesneden zijn van de ateliers. Stel nu eens dat zulk eene beweegbare brug bestaat, dan zal er van de sloot, door andere vaartuigen dan die welke nu passeeren, gebruik gemaakt worden; bijv. door een hooiscliuil. Een dergelijk vaartuig kan in de brug bekneld raken, en wij welen allen dal zoo iets een langdurig oponthoud kan geven. Dat zoude de Grofsmederij bloot stellen aan vertraging in hare werkzaamheden en zelfs eene ver traging van een half uur kan bij deze industrie zeer nadeclig zijn. En mocht er naderhand eens meer gebruik van de sloot worden gemaakt dan nu, dan zal het bezwaar van hel meermalen openen van eene beweegbare brug ernstiger nadeel opleveren dan men daar van nu verwacht. Meer behoef ik er niet bij te voegen; en ik zal zonder mijn geweten als Raadslid in het minst bezwaard te voelen, stemmen voor het verzoek om verlaging. De heer De Sturler. De heer De Vries heeft zoo straks gesproken van een brief van den heer De Koster, waarin hy mededeelde geen be zwaar te hebben tegen eene verlaging van de brug bij de Grofsme derij. Van dien brief weet ik niets af, wel weet ik dat de heer De Koster persoonlijk by mij is geweest om my te vragen al het moge lijke in het werk te stellen om die verlaging niet te doen plaats hebben, omdat hij daardoor groote schade zoude lijden. De heer Van Hamel. M. d. V.! Eene enkele vraag slechts. De heer De Sturler doet hel voorkomen alsof de meelfabriek ais eenige com municatie met het overige water de Binnenvestgracht zou hebben. Als ik mij echter niet vergis dan heeft de meelfabriek de schoonste communicatie met het water die men zich denken kan, nl. aan de zijde van den Singel. Is dit niet zoo? De Voorzitter. Neen, want juist daar is een gedeelte van den Singel aangeplempt door de Grofsmederij. Er kunnen misschien sche pen langs dien weg bij de fabriek komen, maar zij kunnen dan niet meer weg Dit is mij bij een persoonlijk onderzoek gebleken. Eene enkele opmerking zij my hierbij tevens veroorloofd. Het is moeielijk uit te maken of er in de Binnenvestgracht veel of weinig vaart is of komen zal. Het spreekt van zelf dat Burg. en Weth. in hel algemeen geneigd zijn oin de industrie zooveel mogelijk te helpen en te bevorderen. Aanvankelijk was ik dan ook zelf ge zind om het verzoek van de Grofsmederij toe te staan, maar nadat ik gehoord had dat van verschillende zijden bezwaar legen verlaging van de brug werd ingebracht, heb ik mij persoonlijk naar het terrein begeven tot het instellen van een onderzoek. Het spijt mij zeer dat de Directeur van de Grofsmederij mjj toen niet den brief heeft ge toond van den heer De Koster waarop de heer De Vries doelde, want naderhand is de heer De Koster bij mij geweest om mij mede te deelen dat eene verlaging van de brug zeer hinderlijk voor hem zoude zijn, omdat wel de volle vletten onder de met 12 cM. verlaagde brug konden komen maar niet de lerugkeerende ledige vletten, zoodat de vletten zouden moeten omvaren en de kolenschepen zouden moeten gaan liggen in de Heerengracht, wat ten gevolge zou hebben dat de kosten van vletloon zouden worden verhoogd. En dat is de reden waarom ik mij vereenig met het voorstel van Burg. en Weth. zooals het aan den Raad is ingediend. Er is in de Binnenvestgracht vaart en dat is een publiek belang, hel andere is een privaat belang. En wanneer het publieke belang eiscbi dat die vaart behouden blijft, kunnen wij als Dag. bestuur dit niet tegenwerken. Wij hebben gemeend dat hier het publiek belang zwaarder moest wegen dan het zeer zeker groole belang van de Grofsmederij, maar de Raad kan er anders over oordeelen, ik laat de beslissing daaromtrent gaarne over aan den Raad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1896 | | pagina 2