8
DONDERDAG 9 JANUARI 1896.
De Voorzitter. In art. 10 wordt het woord «meerdere" in den
tweeden regel vervangen door: meer.
Art. 10 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De Voorzitter. In art. 11 wordt het woord «inhouden" in den
zesden regel vervangen door: heslaan.
De artl. 11 en 12 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
De heer Drdcker. M. d. V.! Ik zou nu willen voorstellen, tus-
schcn de artt. 12 en 13 te voegen een nieuw artikel, luidende: De
aannemer is verplicht gelegenheid te geven tot het nemen van abon
nementen op de Ingekomen Stukken en de Handelingen, tot een
prijs door Burg. en Weill, goed te keuren. De Stukken en Hande
lingen zullen den abonnés bezorgd moeten worden uiterlijk twee
dagen nadat de voor de gemeente bestemde exemplaren zijn afgeleverd.
De Voorzitter. Dit nieuwe voorgestelde artikel wordt door Burg.
en Weth. overgenomen.
Art. 13 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 14 (13 oud), luidende:
«De aannemer is verplicht ter zake van deze aanneming
te stellen twee borgen ten genoege van Burg. en Weth. Deze borgen
zullen zich ieder hoofdelijk en voor het geheel aansprakelijk stellen
en afstand doen van de voorrechten van uitwinning, scbuldsplilsing
en dergelijke bij de Wet aan borgen toegekend."
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik zou willen voorstellen om
de woorden «en dergelijke" te doen vervullen.
De Voorzitter. Het is de oude gewone formule, opgenomen met
het oog op de mogelijkheid, dat een nieuw burgerlijk wetboek meer
voorrechten aan borgen toekent, doch wij hebben geen bezwaar aan
den wensch van den beer Fockema Andreae te voldoen en de woorden
«en dergelijke" weg te laten.
De heer Fockema Andreae. Die oude formule heeft een zeer*
slechten naam, zij heeft in andere bepalingen reeds tot velerlei moeie-
lijkheid aanleiding gegeven. Hel komt mij voor dat het beter is dit
woord te laten vervallen.
De Voorzitter. Ik heb er geen bezwaar tegen.
Het gewijzigde art. 14 wordt zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De artt. 15—21 (1420 oud) worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd,
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik zou nu wel willen voor
stellen om, aangezien verschillende artikelen zijn gewijzigd, ook door
aanneming en overneming van amendementen, de slot redactie over
te laten aan Burg. en Weth.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Het voorstel in zijn geheel wordt aangenomen zonder hoofdelijke
stemming.
(De lieer Zaajjer verlaat de Vergadering.)
IX. Verzoek van W. J. D. Van Voorthuysen, om terugbetaling van
schoolgeld, lager onderwijs.
(Zie Ing. St. n*. 1.)
Op dit verzoek wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
gunstig beschikt.
X. Voorstel tot het verleenen van eene toelage aan den eervol
ontslagen agent van politie F. Fridsma.
(Zie Ing. St. n0, 321.)
De heer Van Rhijn. M. d. V.! Uit de stukken heb ik gezien dat
de agent van politie in zijn request vermeldt dat hij moeielijkheden
heeft ondervonden bij het overbrengen van een dronken man naar
het politiebureau op 24 Juni. Die moeielijkheden hebben daarin be
staan dat toen hij gekomen was op de Haarlemmerstraat dicht bij
de Bakkersteeg, een 6-tal mannen den dronken man wilden ontzetten
en wegtrekken. Doordat de agent hein stevig vasthield is hij met
hem gevallen en na dien tyd heeft de agent haemoploë (bloed
spuwing) gekregen en is voortdurend sukkelend gebleven. Nu heb
ik uil de verklaring van de doktoren gezien dat zij den agent onge
schikt achten voor den dienst wegens in en door den dienst ontstane
gebreken. Verder heb ik nog nagegaan wat de stukken vermelden
omtrent het onderzoek door u, M. d. V., ingesteld. Dit onderzoek is
opgedragen aan een ambtenaar van politie, die echter weinig omtrent
het geval op de Haarlemmerstraat heelt kunnen constateeren omdat
er op dat oogenblik geen ander politieagent tegenwoordig was.
Zooals Fridsma aan mij heeft verteld is bij met den man gevallen,
hij heeft daarop op zijn signaalhoorn geblazen maar er was geen
politie in de buurt; de mannen die het hem lastig maakten zijn op
het hooren van den signaalhoorn op den loop gegaan. De ambtenaar
van politie heeft dus weinig inljchling kunnen geven, maar ten slotte
zegt hij in zijn rapport: «Fridsma zal wellicht de symptomen der
ziekte van zijne vrouw overgenomen hebben die een paar jaren ge
leden aan tering gestorven is."
Uit die zinsnede blijkt al dadelijk dat de beambte van politie rap
porteert over iets waarvan hij geen kennis heeft, anders zou hij niet
spreken over het overnemen der symptomen eener ziekte. En als hij
zegt dat de vrouw van Fridsma een paar jaren geleden is gestorven,
is dit ook onjuist, want zij stierf 29 Februari 1888. Nu is het kras
om aan te nemen dal Fridsma eerst zoovele jaren na de infectie aan
tuberculose begint te lijden. Ik zou u dus, M. d. V., wel willen ver
zoeken om nog eens nader te overwegen of er geen termen zijn den
agent te ontslaan wegens in en door den dienst ontstane gebreken.
De Voorzitter. Tot mijn leedwezen kan ik aan den wensch van
den heer Van Rhijn niet voldoen. De heer Van Rhjjn maakt zich
schuldig aan dezelfde fout als heeren doktoren in hun rapport, waarin
zij verklaren dat Fridsma ongeschikt is geworden wegen in en door
den dienst ontstane gebreken. Dat zeggen dikwerf geneeskundigen
met een onderzoek belast. Of iels is gebeurd door den dienst is
evenwel eene volkomen feitelijke quaeslie en kan niet geconstateerd
worden door geneeskundigen, die later de kwaal moeten onderzoe
ken. Dat wordt zoo overgenomen uit den mond van den man zelf
die onderzocht moet worden. Het kan wel zijn dat iemand onge
schikt is geworden in den dienst, maar dat die ongeschiktheid door
den dienst is veroorzaakt, kan de dokter in den regel niet verkla
ren; dat is eene feilelijke quaestie. Meestal blijkt dat die verklaring
van het ontstaan van een gebrek door den dienst wordt overgenomen
uit de verklaring van den betrokken persoon zelf. Met hetgeen de
heer Van Rhijn heeft medegedeeld is het hetzelfde geval; wat hij
mededeelt is eigenlijk niets anders dan eene mededeeling van Fridsma.
Volgens de pensioensverordening behoort deze zaak geheel bij
Burg. en Weth. Omdat ik deze quaestie haarfijn heb onderzocht
wil ik echter het volgende mededeelen. Waar men eene pensioens
verordening heeft toe te passen, slaat men meestal voor gevallen
waarin men met de betrokken personen veel medelijden heeft, wat
ook het geval was met Fridsma, en dan wordt het geval dal iets
door den dienst is geschied, zoo ruim mogelijk genomen. Nu hadden
wij er ook werkelijk naar gestreefd dit te doen ten aanzien van den
agent Fridsma, een beklagenswaardig man, maar met geen mogelijk
heid hebben wij hier de verordening zoo kunnen uitleggen, dat bij
ontslagen kon worden wegens ongeschiktheid veroorzaakt door den
dienst.
Bij een nader onderzoek is mij gebleken dat Fridsma Ijjdende was
aan dezelfde ziekte waaraan hij nu nog lijdt, eene ziekte ontstaan
vóór dat die moeielijkheden met de bewuste arrestatie hadden plaats
gehad. De heer Van Rhijn zegt wel dat niemand van de politie
getuige is geweest van de zaak, maar een controleur en een agent
lste klasse hebben verklaard Fridsma te zijn tegengekomen met den
arrestant op de Haarlemmerstraat en dat er geene enkele reden was
om hulp te bieden, zoo gewillig ging de man mede. Als het eenigs-
zins had kunnen gaan waren wij geneigd geweest Fridsma zijn volle
pensioen te geven. Een bewijs van onze goede gezindheid is dan
ook dit voorstel van Burg. en Weth., want volgens de pensioens
verordening heeft hij alleen recht op f 125. Ik moet daarom be
zwaar maken om de zaak nog eens nader te onderzoeken, want zij
is reeds zorgvuldig onderzocht en een ander resultaat is niet te
wachten. Wat wij nu voorstellen is het gunstigste wat voor Fridsma
gedaan kan worden.
De heer Van Rhijn. M. d. V.! Ik kan niet toegeven dat ik mij
zou hebben schuldig gemaakt aan een fout en ik ontken ook dat de
heeren doktoren dat gedaan hebben. Wat u gezegd hebt dat een
controleur en een agent geen reden gevonden hebben om Fridsma
te adsisteeren, bewijst niets tegen hetgeen ik heb medegedeeld over
de moeielijkheid, met de zes mannen ondervonden. De arrestant
zelf is kalm medegegaan, maar Fridsma heeft moeite gehad met die
zes mannen die den arrestant wilden bevrijden, bij welke gelegen
heid hij gevallen is. Vroeger heb ik, die met zijn gezondheidstoe
stand bekend was, nooit verschijnselen van longljjden bij hem waar
genomen, en heeft hij ook, voor zoover ik weet, geregeld zijn dienst
kunnen doen; na 24 Juni heeft hij haemoptoë gekregen en daarna
heeft zijn longlijden zich ontwikkeld.
De Voorzitter. De fout zit hierin dat uwe verklaring omtrent de
gebeurtenis is gegrond op de mededeeling van den persoon die pen
sioen vraagt, en men gaat toch niet uitsluitend af op de verklaring
van den betrokkenen zelf. Hoe konden heeren doktoren bij moge
lijkheid verklaren dat de ongeschiktheid door den dienst was ont
staan, dat hing weder af van een feitelijk ouderzoek. En zulk een
feilel(jk onderzoek door mij ingesteld is uitgevallen ten nadeele van
den agent. Waar gij u beroept op feiten, daar deelt u feiten mede
vernomen uil den mond vau Fridsma, maar wier juistheid door Burg.
en Weth. werd betwijfeld. Ware de juistheid van het door hem
medegedeelde door ons aangenomen, dan zou Fridsma zijn volle pen
sioen hebben verkregen.
De heer Van Rhijn. M. d. V.! Uit het request en uit de verkla
ringen van Van Wijngaarden, die bij de overbrenging van den arres
tant heeft geadsisteerd, blijkt mijns inziens overtuigend dat eene
worsteling heeft plaats gehad. Wat de doktoren beweren is dus niet
onjuist.
De Voorzitter Wij zouden den man gaarne zijn volle pensioen
hebben gegeven, maar het kon niet omdat van hetgeen hjj beweerde,
dat hij nl. ongeschikt was geworden door den dienst bijna het tegen
deel is gebleken.
De heer Van Riiijn. Waaruit is dit gebleken?
De Voorzitter. Uit het onderzoek door mij medegedeeld. Aan
het pensioen valt niets te veranderen, u kunt alleen voorstellen de
voorgestelde toelage aan Fridsma te verhoogen. inaar van eene pen-
sionneering behoort de beslissing bij Burg. en Weth. en wordt alleen
mededeeling gedaan aan den Raad.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XI. Concept-Verordening houdende Reglement op het beheer en be
stuur van het Krankzinnigengesticht.
(Zie Ing. St. n'. 2.)
De heer Cock. M. d. V.! Zou het met het oog op het reeds ver
gevorderde uur en op de afwezigheid van de heeren Zaajjer en
Sicgenbeek van lleukelom, leden van de Commissie voor het Gesticht
terwijl de heer Zaaijer tevens lid is van de Commissie voor de Huis
houdelijke Verordeningen, niet wenschelijk zijn dit punt heden niet