GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
85
N°.
Datuin.
Uur.
Aantal.
Gemiddelde Eng.
1
Nov.
10
5.15—7.15
7
16.6
2
11
5.15—7.—
8
16.4
3
12
5.15—7.15
7
16.8
4
13
5.15—7.15
8
16.6
5
14
5.15—7.—
7
16.8
6
15
5.15—7.15
8
16.4
7
16
5.15—7.15
8
16.4
INGEKOMEN STUKKEN.
N®. 280. Leiden. 18 November 1805.
In ons voorstel van 15 November jl. (Ing. Stukken n\ 270) aan
gaande eene eventueele onbcwoonbaarverklaring van perccelen in de
Slagerspoort en in de Daniclspoort werd abusievelijk vermeld dat
slechts ten aanzien van enkele perccelen in die poorten vermoed werd
dat de bewoning daarvan nadcclig zoude zijn voor dc openbare ge
zondheid, als n®. (5 en 16 in de Slagerspoort en n'. 7, 8 en 11 in de
Daniclspoort, terwijl dat vermoeden bestond ten aanzien van alle pcr-
ceelcn in die poorten gelegen als n°. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11,12
en 13 in de Daniclspoort en n®. I, 2, 3,4,5,6,7,8,0,10,11,12,13,14,
15, 16, 17, 18, 19 en 20 in de Slagerspoorl.
Het oorspronkelijk voorstel behoort alzoo in bovenstaanden zin te
worden aangevuld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden.
N*. 281. Leiden, 18 November 1895.
Onder overlegging van nevensgaand rapport van Commissarissen der
Bank van Leening geven wij Uwe Vergadering in overweging te
besluiten om aan de Regccring te verzoeken de tarieven van de rente
en het administratieloon wederom voor een termijn van drie jaren,
aanvangende op 1 Januari 1896 te bestendigen.
Aan den Gemeeuteraad. Burg. en Welh. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Met 31 December a. s. zal de termijn verstreken zijn voor welken
de Regeering laatstelijk machtiging gaf om aan de Bank van Leening
rente en administratieloon te heffen tot een bedrag in de artikelen
17 en 18 van ons Reglement bepaald. -
Wij stellen U voor der Regeering te verzoeken de twee genoemde
artikelen opnieuw voor een tijdvak van drie jaren te bevestigen, en
zijn van oordeel, dat eene verwijzing naar de zeer lage renten, welke
de gemeente in de jaren 1892 en 1893 van het kapitaal genoten
heelt, en naar het verlies, dat zij zich over het jaar 1894 heeft
moeten getroosten, een alleszins voldoende reden is om dergelijk
verzoek volkomen te rechtvaardigen.
Commissarissen van de Bank van Leening,
Leiden, 18 November 1895. H. Van der Hoeven, Voorzitter.
De Bruïn, Secretaris.
N®. 282. Leiden, 18 November 1895.
Door de Commissarissen der Bank van Lccning is ons medegedeeld
dat het hun wenschelijk voorkomt dat, Ier blussching van onver-
hoopten brand, eene brandkraan worde aangebracht in het midden
van de gebouwen van de Bank, hetgeen ook ons met het oog op
eene spoedige blussching noodig toeschijnt. Aan het aanbrengen
van eene brandkraan in het midden van de gebouwen zal voor het
leggen van de buizen evenwel eene uitgave van ongeveer 140 verbon
den zijn, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven ons daartoe
te machtigen, zullende alsdan te zijner tijd zoo noodig een voorstel
worden ingediend tot verhooging van den bclrekkelijkcn post der
begrooting.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N*. 283.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
1016 November 1895.
N®. 285.
Leiden, 28 November 1895.
9
9
9
9
9
9
N®. 284. Leiden, 21 November 1895.
Ter vervulling eener vacature aan de Jongensschool 2e klasse hebben
wjj de eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht aan te bieden
ter benoeming van een derden onderwijzer op een aanvankelijk
salaris van 600. Die voordracht is opgemaakt in overleg met den
Arrondissemenls-Schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd
der school, en als volgt samengesteld:
1®. M. M. Kleerkoper, onderwijzer te Amsterdam
2'. S. Broekhuizen, onderwijzer te Leiden en
3®. L. J. Den Hartog, onderwijzer te Sliedrecl.t.
Onder medcdeeling dat de betrekkelijke stukken ter itizage van de
leden in de leeskamer zijn nedergelcgd, verzoeken wij U tol eene
benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Door het Bestuur van de Drie-Oclóber-Vereeniging is bij nevens
gaand adres om de daarbij vermelde redenen verzocht met wijziging
van het Raadsbesluit van 20 December 1894 ie bepalen dat aan de
genoemde vcreeniging een jaarlijksch subsidie uit de gemeentekas
ten bedrage van 1000 lot wederopzeggens wordt toegezegd.
Het komt ons voor dat door adressant duidelijk is uiteengezet dat
het bovenaangehaald Raadsbesluit, waarbij tot wederopzeggens een
jaarlijksch subsidie uit de gemeentekas is toegezegd van /800, onder
bepaling dat van dit bedrag zooveel zal worden uitgekeerd als na
overlegging van de rekening der afgeloopen feestviering zal blijken
benoodigd te wezen, inderdaad bezwarend is voor dc vcreeniging.
Daardoor toch wordt het onmogelijk gemaakt dat de rekening een
batig saldo oplevert.
Hoezeer wij het nu niet raadzaam achten dat de verceniging suc
cessievelijk een reservekapilaal gaat vormen van eenig aanbelang, zoo
is het toch ontwijfelbaar in bet belang van een geregelden gang van
zaken dringend noodig dat de verceniging steeds over eenige gelden
kan beschikken voor het doen van buitengewone uitgaven en voor
het gevnl de financieelc resultaten van de feestviering ongunstig zijn.
Het is dus in alle opzichten gcwenscht dat de rekeningen een zeker
batig saldo opleveren, hetgeen, zooals in het adres wordt aangetoond,
bij de bestaande regeling van het subsidie niet wel doenlijk is, terwijl
aan de andere zijde bij eene gewijzigde regeling van hel subsidie
moet worden voorkomen dat dc verceniging tengevolge van het sub
sidie, in staat wordt gesteld een kapitaal te vormen van meerderen
omvang. i
Hieraan zou kunnen worden te gemoet gekomen door te bepalen
dat wanneer het reservefonds meer dan b. v. 1500 bedraagt het
subsidie der gemeente niet geheel wordt uitgekeerd doch wordt ver
minderd met zoodanig bedrag als het reservefonds 1500 te boven gaat.
Wat verder het verzoek betreft om het subsidie van f 800 met
200 te verhoogen en mitsdien te brengen op f 1000. ook dit ver
zoek achten wij alleszins gerechtvaardigd.
Sedert aan de vcreeniging voor hare feestvieringen door de ge
meente geen werkvolk en materiaal meer wordt verstrekt, heeft de
ondervinding aangetoond dat tengevolge van dat besluit de uitgaven
der vcreeniging meer worden verzwaard dan vroeger vermoed werd.
Wanneer men nu verder bedenkt dat de Drie October-vereeniging
op loffelijke wijze telken jare een waar Volksfeest organiseert, ter
herdenking van Leiden's Ontzet en dat, wanneer de Vereeniging die
taak niet op zich nam, de gemeente met eene niet onbelangrijke uit
gave ter zake zoude worden belast, vinden wij volle vrijheid lot in
williging ook van dit verzoek te adviseeren.
Wij geven Uwe Vergadering op grond van een en ander in over
weging met wijziging van het Raadsbesluit van 20 December 1894
te besluiten dat aan dc Drie-Oetober-verecnigiug lol wederopzeggens
een jaarlijksch subsidie uit de gemeentekas ten bedrage van duizend
gulden wordt toegezegd, onder bepaling dat jaarlijks de rekening der
vereeniging aan Burg. en Weth. wordt overgelegd en dat, wanneer
het batig saldo of wel de reservekas meer bedraagt dan 1500, alsdan
hel uit te keeren subsidie wordt verminderd met zoodanig bedrag
als het batig saldo of de reservekas de som van f 1500 overschrijdt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Het Bestuur der 3 Octoher-Vereeniging heeft de eer het volgende
aan Uwe overweging te onderwerpen:
Nu wij voor de eerste maal gereed slaan dc toepassing te vragen
van het Raadsbesluit van den 20 December 1894, betreffende dc aan
onze vereeniging te verleenen subsidie, gevoelen wij ons verplicht U
onze meening over dal besluit kenbaar te maken en U te verzoeken
het in nader voor te stellen zin te wijzigen.
Volgens dat besluit wordt aan de vereeniging een jaarlijksch sub
sidie uit de gemeentekas, tot een maximum van 800 tol weder
opzeggens toegezegd, onder bepaling dat van dit bedrag zooveel zal
worden uitgekeerd als na overlegging van de rekening der afgeloopen
feestviering zal blijken benoodigd te wezen.
Naar onze innige overtuiging staat deze bepaling den financieclcn
bloei onzer verceniging in den weg.
Wij hebben altijd gemeend en onze ervaring heeft ons ia deze
mcening versterkt, dat wij niet alleen moesten zorg dragen dat de
uitgaven voor de feestviering binnen hel bedrag der ontvangsten
bleven, maar tevens dat het wenschelijk was met een batig saldo te
sluiten, dat langzamerhand aangroeiende, zou kunnen dienen ten
eerste voor den kwaden dag, als inkomsten, waarop wij rekenden ons
ontvielen, ten tweede: wanneer buitengewone uitgaven uit dc gewone
inkomsten niet bestreden zouden kunnen worden.
Toen de traditioncele bijdrage van onze leden in Amerika wegbleef
deed zich een dergelijk eerste geval voor.
Als slecht weêr een bres schiet in onze enlrée-onlvangslen, zooals
dit jaar het geval was, slaan wij voor dezelfde zwarigheid.
De feestviering van dit jaar kan als voorbeeld van het tweede
gelden.
De tiende feestdag, die met wat meer luister gevierd moest worden
zou die meerdere onkosten niet hebben mogen na zich sleepen, indien
het batig saldo van vorige jaren ten bedrage van plus minus 800,
ons niet hiertoe in staal had gesteld.
Met deze duurdere feestviering viel samen de noodzakelijkheid van
de aanschaffing van eigen materieel, ten bedrage van ongeveer f 1660.
Wanneer wij nu in het genot gesteld worden van het maximum
der subsidie, zal nog een schuld van 800 op de vcreeniging drukken,
die wij niet alleen zoo spoedig mogelijk moeten afdoen, maar voor
wier herhaling wij ons ^verplicht achten te waken.
Volgens een matige berekening zal dit materiaal even als dat voor
den dansvlonder enz. enz. niet langer dan een vijftal jaren kunneu