GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
89
INGEKOMEN STEKKEN.
Ter vervanging van de opgave vermeld op bladz. 88 van de Ing.
Stukken n®. 299.
N'. 290.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
1723 November 1895.
Ne.
Datum.
Uur. Aantal.
Gemiddelde Eng. Standkaarsen.
1
Nov.
17
5.7.—
2
18
5.6.45
3
19
5.7—
4
20
5.7.—
5
21
56.45
6
22
5.7.—
7
23
5. 7
7
8
7
8
7
8
8
16.8
16.6
16.4
16.8
16.6
16.8
16.8
N®. 300. Leiden, 5 December 1895.
Wij hebben de eer U biernevens over. te leggen de 8e lijst van
reclames tegen het kohier der plaatselijke directe belasting van dit
jaar.
Wij stellen U voor omtrent deze reclames te beschikken overeen
komstig ons advies opgenomen in kolom 9 van dien staat, en dien
tengevolge af te wijzen de bezwaarschriften van:
L. Aalbersberg, (no. 155)
W. Biben, (No. 181)
F. A. Biencn, (No. 156)
D. Braaksma, (No. 208)
F. A. Van Brederode, (No. 161)
A. G. C. Van Brugge, (No. 201)
W. Collet, (No. 198)
C. Dieben, (No. 190)
G. A. Van Dongen, (No. 169)
P. J. B. Engels. (No. 160)
A. Francken, (No. 187)
Wed. J. J. Godijn, (No. 186)
J. G. Grundemann, (No. 219)
Wed. J. J. Gijzeng, (No. 202)
C. Van Haasteren, (No. 228)
F. F. W. Heintz, (No. 208)
G. J. v. d. Heuvel, (No. 158)
H. J. Heuzen, (No. 204)
J. N. v. d. Heyden, (No. 192)
J. Horree, (No. 217)
J. Kan bier, (No. 209)
J. A. G. Koppcschaar, (No. 165)
H. A. Krüger, (No. 184)
J. J. Laman, (No. 220)
P. J. Lezwijn, (No. 212)
F. Lohmann, (No. 207)
D. Lovink, (No. 166)
Wed. J. C. Meysing, (No. 179)
J. G. Moquette-Jonquière. (No. 189)
A. v. Niekerk, (No. 191)
F. Peeperkorn, (No. 200)
J. Pekelharing, (No. 163)
B. F. Ramakers, (No. 196)
E. W. Reuser, (No. 171)
W. Rombout, (No. 218)
J. W. Rotteveel, (No. 176)
J. Ruygrok, (No. 199)
J. Schilt, (No. 157)
T. Stafleu. (No. 221)
H. v. d. Vaart, (No. 216)
T. C. Verhoef, (No. 214)
L. O. De Vries, (No. 194)
G. W. Zaalberg, (No. 178) en
H. A. C. Zaalberg, (No. 177);
te verminderen de aanslagen van:
H. Bokern, (No. 174) met
C. Brakband, (No. 159)
A. G. De Bruin, (No. 180)
C. J. Coster, (No. 154)
J. Dool, (No. 203)
C. A. Franchimon, (No. 223)
J. W. Hoogenstraaten, (No. 225)
J. B. Hoogeveen, (No. 224)
P. De Jonge, (No. 168)
J. A. v. Keeken. (No. 153)
H. Langezaal, (No. 215)
Wed. C. K. v. d. Maaren, (No. 229)
J. H. Maartense, (No. 205)
D. Meijer, (No. 164)
J. H. C. Le Noble, (No. 188)
F. J. Paanakker, (No. 173)
J. Plantfeber, (No. 195)
C. Poelijoe, (No. 167)
G. S. Popp, (No. 197)
C. C. Racké, (No. 210)
Rooker, (No. 170)
12.—
2.25
4.50
13.50
2.25
105.—
126.90
6.60
2.25
7.50
15.—
3.66
10.35
2.82
7.50
21.60
10.29
2.25
9.66
1.41
6.—
Wed. A. M. Rotteveel, (No. 175) met f 15.—
Wed. F. J. v. d. Sloot Clement. (No. 172) 28.50
P. W. G. Timmerman, (No. 193) 14.70
H. Veekman, (No. 185) 1.44
W. D. v. Velzen, (No. 211) 1.50
C. E. J. Verhaaff, (No. 182) 12.96
G. Verkoren, (No. 222) 28.75
J. J. L. Wee, (No. 213) 33.75
Wed. M. G. Weisfeit, (Ne. 162) 3.—
H. v. Weizen, (No. 230) 2.94
P. v. Wijk, (No. 226) 7.20
en te roieeren den aanslag van de Wed. L. G. Dirks, (No. 183) en de
Wed. W. Laman, (No. 227).
Voorts geven wij U in overweging het nadere schrijven van de
dames A. S. G. Zaalberg, (No. 231) en A. H. G. Zaalberg, (No. 232)
der lijst, omtrent wier bezwaarschriften in eene vorige Vergadering
reeds is beslist, voor kennisgeving aan te nemen en de reclames van
G. Van Brakel, (No. 233) en H. Vroom, (No. 234) als zijnde ingediend
na den bij de Wet gestelden termijn, buiten behandeling te laten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Welh. van Leiden.
N®. 301. Leiden, 5 December 1895.
Reeds meermalen is gebleken dat de bij Raadsbesluit van 13 Mei
1869 vastgestelde aigemeene voorwaarden om, voor zoover bij de bij
zondere bestekken daarvan niet is afgeweken, tot regel te strekken bij
de aanbesteding van werken of leveringen ten behoeve van de ge
meente, in velerlei opzicht zjjn verouderd en dat aan de Aigemeene
Voorschriften voor de uitvoering en hel onderhoud van werken onder
het beheer van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid,
door dal departement vastgesteld, de voorkeur moet worden toe
gekend.
Bovendien geeft de vermenging der Aigemeene Voorwaarden der
gemeente waarvoor het bestek wordt opgemaakt en de Aigemeene
Voorschriften van het Rijk, thans meermalen tot misverstand aanlei
ding. Wjj geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging in te
trekken de Aigemeene Voorwaarden van aanbesteding vastgesteld bij
Raadsbesluit van 13 Mei 1869 en te besluiten dat de Aigemeene
Voorschriften voor de uitvoering en het onderhoud van werken
onder beheer van het Departement van Waterstaat, Handel en Nij
verheid, door genoemd Departement vastgesteld, voor de werken en
leveriugen ten behoeve van de gemeente van toepassing worden
verklaard voor zoover daarvan in de bijzondere bestekken niet wordt
afgeweken. y
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N', 303. Leiden, 5 December 1895.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hierbij te doen toekomen
een schryvcn van de Gedeputeerde Staten dd. 26 November/2 De
cember jl. en bijlagen, betrekking hebbende op de in de Raadszitting
van 28 October jl. voorloopig goedgekeurde begrooting van de Schut
terij voor 1896.
By het onderzoek dier begrooting is het Gedeputeerde Staten ge
bleken dat door den Raad op dezelfde gronden als ten vorigen jare,
ook ditmaal bezwaar is gemaakt de door den Schuttersraad voorge
stelde verhooging van het tractement van den Luitenant-Kwartier
meester tot f 500 toe te staan, zoodat die post door den Raad weder
om is uitgetrokken tot een bedrag van f 300.
Uit de ter zake met den Kommandant der Schutterij en den Schut
tersraad gevoerde correspondentie, meenen Gedeputeerde Staten alsnu
te moeten opmaken dat in verband met de vermeerderde werkzaam
heden van den tegenwoordigen Luitenant-Kwartiermeester, het billijk
is dal aan dien functionaris eene hoogcre wedde worde toegekend
dan op de begrooling is toegestaan. Gedeputeerde Staten hebben
ons mitsdien uitgenoodigd den Raad namens hun College met den
inhoud van hun bovenaangehaald schrijven en met de bovenbedoelde
missives van den Majoor-Kommandant en van den Schuttersraad in
kennis te stellen en hem uit te noodigen de bedoelde jaarwedde
alsnog te verhoogen tot het door den Schuttersraad voorgestelde
bedrag.
Na rijpe overweging van deze aangelegenheid is het ons voorge
komen dat het wenschelijk is vooralsnog geene wijziging te brengen
in de bij de behandeling van de Gemeentebegrooling, die bereids
door de Gedeputeerde Staten is goedgekeurd, voorloopig vastgestelde
begrooting van de Schutterij, maar ter zake alsnog met de Gedepu
teerde Staten in correspondentie te treden.
Ten vorigen jare toch werd na discussie met groote meerderheid
besloten de jaarwedde van den Luitenant-Kwartiermeester op het be
staand bedrag van f 300 te handhaven. (Zie Ziltingsverslag van 18
October 1894 en Ing. Stukken n®. 269 van dat jaar.)
Men achtte geen termen voor verhooging aanwezig, noch op grond
van vermeerderde werkzaamheden, noch uit anderen hoofde.
Alstoen werd door den Voorzitter opgemerkt dat men een volgend
jaar kon zien of de werkzaamheden zijn toegenomen en of de func
tionaris, die dan in dienst zal zijn, werkelyk naar billijkheid recht
heeft op een hooger tractement.
Bij de behandeling van de begrooting voor dit jaar was de Ge
meenteraad van oordeel dat de toestand in deze in geen enkel op
zicht was veranderd.
Overeenkomstig ons advies en dat van de Commissie van Financiën
(Zie Ing. Stukken n®. 248 van dit jaar) werd zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming besloten de begrooting van de Schutterij op het
door ons voorgesteld bedrag voorloopig goed te keuren, waarop het
begrootingsartikel op het dienovereenkomstig cijfer werd vastgesteld,
zijnde daarop, zooals boven werd opgemerkt, de gemeentebegrooling
door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd.