MAANDAG 28 OCTOBER 1835. 77 De heer Fockema Andreae. Onlangs is er gesproken over de boomen die bij de Koepoort geslaan hebben bij bet huis van den heer Man- nekus. Zij waren gerooid, en slechts drie nieuwe kleine geplant, die nu weer verdwenen zijn. Is het de bedoeling daar nieuwe te planten De heer De Sturler. Die worden in dit najaar geplant. Volgn. 88 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 89, luidende: Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen 5460. De heer Van Kempen. Daar van hetgeen in de afdeelingen word.t besproken, verscheidenen geen kennis krijgen, meen ik in deze open bare vergadering hulde te moeten brengen aan degenen die belast zijn met' het onderhoud der wandelplaatsen, welke werkelijk, ook volgens buitenlanders, die ze bezichtigd hebben, een sieraad van de stad uitmaken. Een woord van erkentelijkheid eu lof is dunkt mij, hier zeer op zijn plaats. De Voorzitter. Ik dank den heer Van Kempen voor zijne volko men juiste opmerking. De ambtenaren, daarmede belast, zijn naar onze ervaring uitstekend. Volgn. 89 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 90, luidende: Onderhoud van bruggen en overzetveren 8000. De heer Verhey van Wijk. In de sectiën heb ik er op gewezen, dat de Karnemelksbrug niet soms, maar bij slecht weer altijd onbe gaanbaar is. Mu zeggen Burg. en Weth. in hun antwoord dat die brug eene groote tonrondte heeft. Dit wist ik ook en dat kan iedereen zien: mijne bedoeling was evenwel te vragen of die brug niet begaanbaar kan gemaakt worden. De Voorzitter. Ja, door haar te overdekken. Door de tonrondte van die brug zal zij bij regen altijd nat en smerig worden. Ik ga die brug dikwijls over en ik moet erkennen dat het niet altijd even aangenaam is; ik loop er zelfs wel eens voor om. Ik vrees echter dat er niet veel aan te doen is. Er is veel verkeer, niet alleen van voetgangers maar ook van wagens en dan wordt die brug vuil, en als het régent, morsig. Hel treft mij evenwel dat het in onze ge meente veel minder morsig is, dan in andere steden, bijv. Den Haag en Rotterdam, waar men bij regenachtig weèr er bijna niet door kan. De heer Van Hamel. Zou het niet mogelijk zijn wanneer de brug eens eene noodzalijke reparatie moet ondergaan, evenals bij de brug aan de Steenschuur eene bestrating met klinkers aan te brengen De Voorzitter. De brug is vrij nieuw, over een jaar of iü, 12 kunnen wij er dus eens over denken. Deze brug kan ook niet ver geleken worden met die aan de Steenschuur; zij is veel hooger omdat er een druk verkeer met vaartuigen is, die daaronder passeeren. De heer Van Hamel. M. d. V.! De brug is niets hooger dan die aan de Steenschuur; daar varen de schepen ook onder door. Natuur lijk zou ik de vraag niet gedaan hebben wanneer het eene beweeg bare brug was, mear bij eene vaste kan verandering van bedekking toch niet zulk een bezwaar hebben. De Hasselbach. M. d. V.! Keibestrating is bij deze brug onmogelijk, daarvoor is zij niet ingericht, het metselwerk bestaat niet, de span ning is veel te wijd daarvoor. De brug aan de Steenschuur is voor zien van gemetselde hoofden en zware balken, terwijl deze brug rust op jukken welke niet berekend zijn op een last van keibestraling. Daarvoor zou de brug geheel vernieuwd moeten worden en anders ingericht. Volgn. 90 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 91 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 92, luidende: Onderhoud van havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere waterwerken f 8250. De heer Van Kempen. M. d. V.! Ik zoude gaarne vernemen waarom men de Groenhazengraeht steeds behoudt? Die gracht loopt dood en wordt aan het uiteinde bedekt met eene groote schutting. Zelfs al heeft de uitwatering met een pijp plaats, dan kan oren toch zeggen dal de gracht dood loopt en voor niets nut is. De heer Dekhüyzen. Aan het einde der Groenhazengraeht is eene brug, zoo laag evenwel dat men er niet onder door kan varen. Ik heb altijd gehoord dat de ligging van die gracht tegenover het lange riool, dat wij de Langebrug noemen, maakt dat wij de gracht niet kunnen missen. Zeker is het echter dat die kolk aan het einde van de gracht heel wat uitgediept kan worden, waardoor een betere af voer zou ontstaan. De heer Van Kempen. Maar kan de Groenhazengraeht dan niet na behoorlijk gcrioleerd te zijn worden gedempt De heer Dekiiuyzen. Dan zou de toestand van het Rapenburg nog erger worden dan nu reeds het geval is. De heer Van Kempen. Meent men dan dat de massa vuil die steeds in de Groenhazengraeht blijft staan, heilzaam is voor de gezondheid van de omgeving? De heer Oekhüyzen. Herhaalde malen is aan Van Ulden gezegd dat in de Groenhazengraeht inecr moet worden gebaggerd, wat dan ook is geschied. Verdiept kan de gracht worden, gemist niet. De heer Zaaijer. M. d. V.! In het antwoord van Burg. en Weth. op dit Volgn. wordt gezegd: »Door de Commissie van Fabricage zijn de noodigc plannen ontworpen voor eene evenlueele demping van het Levendaal, met raming van kosten, terwijl een statistisch onder zoek door den Wethouder Dr. Dekhüyzen wordt ingesteld." Deze laatste mededeeling heelt mij eenigszins doen schrikken. Sta tistische onderzoekingen toch eischen in den regel veel lijd en, wan neer ik nu in aanmerking neem dat deze zaak reeds sedert 22 Juni 1893, dus gedurende ruim 2 jaren, in voorbereiding is dan komt het mij voor dat men destijds niet zonder reden in de vergadering van den Raad er tegen gewaarschuwd heeft om toch niet te veel hooi op de vork te nemen. Men vergete tocli niet dat destijds niet alleen sprake was van de demping van het Levendaal, maar ook van die van de üilerstegracht. Nu begrijp ik zeer goed dat voorberei dingen, als waarvan hier sprake is, veel tijd kosten, maar het wil mij toch toeschijnen dat de onderzoekingslijd in deze wel wat heel lang is. Ik wil niet onbescheiden zijn en vragen waarover het statistisch onderzoek van den Wethouder Dr. Dekhüyzen zal loopen. al moet ik verklaren dat zulks mij op dit oogenblik niet duidelijk is. Ik wil hierop evenwel niet verder ingaan en wensch alleen de vraag te stellen of met ecnige waarschijnlijkheid zou kunnen gezegd worden wanneer de mededeeling der resultaten van dit statistisch onderzoek, waarop de afdoening dezer zaak wacht, kan worden te gemoet gezien. Ik meen dat de Raad, na meer dan twee jaren wachtens, recht heeft om op die vraag een afdoend antwoord te krijgen. De heer Dekhüyzen. Ik zelf betreur het zeer zeker dat die dingen zoo verschrikkelijk veel tijd kosten. Ik kan er bijvoegen dat ik er allen mogelijken tijd aan besteed en dat het onderzoek, wanneer er geen zeer onvoorziene dingen gebeuren, in de a. s. Kerstvacantie klaar komt. De heer Zaaijer. Deze laatste mededeeling heb ik met buitenge woon groot genoegen vernomen en ik zal na de Kerstvacantie vol gaarne kennis nemen van de resultaten van het onderzoek. De Voorzitter. Laat ik den heer Zaaijer zeggen, dat het wellicht nog langer zal duren dan de Kerstvacantie. Wanneer de heer Dek hüyzen klaar is met het statistisch onderzoek komt het eerst bij Burg. en Weth. Burg. en Weth. zullen den Raad een nauwkeurig rapport uitbrengen van alles wat wij er van weten, maar tevens zullen wij met een voorstel komen om al of niet tot demping van het Levendaal over te gaan. Met de Kerstvacantie is het nog te vroeg om mededeelingen te doen. Op dit oogenblik is er nog geen eenstemmigheid verkregen in het Dag. Bestuur, dat wellicht ook kan geleid worden door de resultaten van het statistisch onderzoek. De heer Zaaijer. Dit spijt mij. Ik meende dat nu alleen gewacht werd op de voltooiing van het statistisch onderzoek. De Voorzitter. Eerst moet het Dag. Bestuur de resultaten over wegen en overleggen. De heer Zaaijer. Ik meen toch op eenigen spoed te mogen blijven aandringen. De Voorzitter. Wat ons betreft, wij zullen zooveel mogelijk spoed betrachten. Volgn. 92 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgnrs. 9395 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Volgnr. 96. Kosten voor het verstrekken van en aanleg voor duinwater 4400, moet worden verminderd met f 500 en alzoo gebracht op 3900. Volgnrs. 96 en 97 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 98, luidende: Onderhoud van huizen, torens, poorten en dergelijke f 10675. De Voorzitter. Burg. en Weth. stellen voor ook de Bank van Leening aan den telefoon aan te sluiten, Commissarissen der Bank stellen er prijs op. Dit art. wordt dus met 35 verhoogd en ge bracht op 10710. Volgn. 98 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. (De heer Siegenbeek van Heukelom koint ter vergadering.) De Volgnrs. 99106 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 107, luidende: Belooning van de Inspec teurs, dienaars en verdere beambten van politie, mitsgaders van de veld wachters 36850. De heer Van Kempen. M. d. V.! Ik wil wel verklaren met groot genoegen in het antwoord van Burg. en Weth. te hebben gelezen, dat wanneer de Raad kon besluiten om 5000 a f 6000 meer te geven voor het aanstellen van 8 a 10 agenten van politie, de agenten meer Zondagsrust zouden kunnen bekomen. Die rust, M. d. V., is iels dat ieder mensch in billijkheid toekomt, die mag hem niet wor den ontnomen, tenzij bij uiterst dringende noodzakelijkheid. De raenschen lijden tegenwoordig nog meer gebrek aan rust dan aan werk. Zondagsrust is iets waardoor de menseh wordt teruggegeven aan zijn huisgezin; of die rust goed besteed wordt, dit blijve ter ieders verantwoording. Maar voor ons leden van den Raad moet het een eisch zijn om hun dien wij dit kunnen, Zondagsrust te verschaffen. Ja, zal men zeggen, doch dit kost geld! Ik had dikwerf de gelegen heid voor te stellen dit of dat niet te doen omdat het geld zoude kosten, maar wanneer ik thans zoude voorstellen om hel getal agenten te vermeerderen ten einde hen daardoor meerdere Zondags rust te geven, dan zoude ik daarmede, geloof ik, handelen in den geest der belastingschuldigen. Deze willen geene bezuiniging wan neer die verkregen wordt door iels werkelijk onbillijkfe of onrecht vaardigs. Het zoude mij derhalve zeer verheugen indien eon voor stel lot vermeerdering van het getal agenten konden uitgaan van Burg. en Weth. Het is waar, de agenten krijgen tegenwoordig drie of viermaal in een jaar een vrjjen Zondag en bovendien nu en dim een vrijen dag in de week. Men zal mij echter moeten toestemmen dat die vrije I dag in de week van weinig beteckeuis is De vrouw is aan den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 3