MAANDAG 10 JUNI 1895. 43 Zitting van Maamlng 1© Juni 1895, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, Burgemeester. Te behandelen onderwerpen: Ontwcrp-Verordening op het bouwen en sloopen, Tegenwoordig waren 17 leden, als de heeren: Kaiser, Zaaijer, Du Rieu, Verhey van Wijk, Van Lidth de Jeude, Stadhouder, Zillesen, Drucker, Dekhuyzen, De Sturler, Juta, Üriessen, Hasselbach, Verster van Wulverhorst, Cock, Van Hamel en Van Hoeken, alsmede de Bur gemeester, Voorzitter. Afwezig met kennisgeving de heeren: Van Kempen, Kroon, DeGoeje, Le Poole, Van Dissel, De Vries, Kerstens, Siegenbeek van Heukelom, Fockema Andreae en Pera. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 6 Juni worden gelezen en goedgekeurd. (De heer Van Hamel komt ter Vergadering.) De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1°. Missive van de Gedep. Staten van Zuid-Holland dd. 4/7 Juni jl., B, n°. 1788, (3e afd.) G. S., n'. 23, ten geleide van het goedgekeurd kohier der plaats, directe belasting, dienst 1895. 2*. Dat aan W. F. A. Ucker, eervol ontslagen agent van politie 2e klasse (brigadier) die uit hoofde van ziekelijke gesteldheid of gebreken voor den gemeentedienst ongeschikt is geworden, een pensioen is toe gekend van f 234.39 's jaars met ingang van 1 Juni 1895, berekend naar een jaarwedde van f 665 en 21 jaren en 54 dagen diensttijd. Worden voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: De Voortzetting van de behandeling van de ontweid-Verordening op het bouwen en sloopen. De artt. 1619 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 20, luidende: «Elk gebouw of elk gedeelte van een gebouw, tot afzonderlijke woning ingericht of bestemd, moet voorzien zijn van een middel van watervoorziening, in staat om goed drink- en werkwater in voldoende mate te leveren. Bestaande woningen zonder zulk een middel van watervoorziening, moeten daarvan binnen een door Burg. en Weth. te stellen termijn voorzien worden. Burg. en Weth. kunnen schriftelijk vergunning geven, dat meerdere woningen, hetzij in hetzelfde gebouw of aaneengebouwd, een gemeen schappelijk middel van watervoorziening hebben, in welk geval dit door de bewoners van al die woningen ten allen tjjde te bereiken moet zijn. Voor de nakoming van de bepalingen van dit artikel zijn de eige naar, vruchtgebruiker of beheerder en, voor zoover het 3e lid van dit artikel betreft, de hoofdbewoner van elke woning aansprakelijk." De Voorzittzr. In de laatste alinea staat: «en, voor zoover het 3e lid van dit artikel betreft, de hoofdbewoner van elke woning aansprakelijk." Dit moet zijn: »ook de hoofdbewoner" enz. Anders zou de vraag kunnen rijzen of eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder al of niet aansprakelijk waren voor de nakoming van bet 3e lid van dit artikel, (De heer Van Hoeken komt ter Vergadering.) De heer Verhey van Wijk. M. d. V.! Art. 20 vind ik een van de gelukkigste artikelen van de geheele Concept-verordening met het oog op het voorzien van duinwater van de bestaande woningen. Ik hoop dan ook dat Burg. en Weth. van de hun hier verleende be voegdheid een ruim gebruik zullen maken, opdat, er een einde kome aan den tegenwoordigen toestand, welke eene onrechtvaardigheid schept voor de meer goedgezinde eigenaren van huizen, welke toen de cholera dreigde hunne woningen aan de duinwaterleiding hebben aangesloten, terwijl anderen die daartoe niet geneigd waren tot nog toe gratis duinwater van de gemeente ontvingen, zoodat de kwaad willigen bevoordeeld werden boven de goedgezinden. En voor die gratis verstrekking van duinwater is, blijkens de laatste vergadering bij af- en overschrijving, eene niet onbelangrijk bedrag moeten worden vergoed; het zal mij dus zeer aangenaam zijn wanneer Burg. en Weth. spoedig aan dezen ongewenschten toestand een einde maken. De Voorzitter. Ik ben het met u eens dat het eene zeer heilzame bepaling is, maar toch moet ik u doen opnierken, dat daarin niet wordt voorgeschreven de verplichting om de woningen aan te sluiten aan de duinwaterleiding. Er staat alleen dat zij moeten voorzien zijn van voldoend middel van watervoorziening. De heer Verhey van Wijk. M. d. V.! Wanneer de verplichting tot watervoorziening bestaat en Burg. en Weth. nemen genoegen met de voorgestelde inrichting, dan heeft de gemeente toch in elk geval niet meer de kosten te betalen voor de gratis duinwaterverstrekking. De beer Drbcker. M. d. V.! Ik wensch te ondersteunen hetgeen door den heer Verhey van Wijk is gezegd. Er staat inderdaad in art. 20, dat de woning moet voorzien zijn van een middel van water voorziening. in staat om goed drink- en werkwater in voldoende mate te leveren. Nu zal dit toch wel niet willen zeggen, dat het vol doende zou zijn, indien er, bjj eene inspectie van gemeentewege, eene karaf met water aanwezig is, maar de verordening verlangt, dat er eene inrichting aanwezig z|j, geschikt om op den duur in voldoende mate water te leveren, steeds wanneer de bewoner daaraan behoefte heeft. Een van beide nu. Of de eigenaar heeft eene in lichting om water te leveren, voldoende voor de behoefte van de woning hetzij de duinwaterleiding of eene andere inrichting en dan behoeft men hem niet gratis duinwater te verstrekken; óf de watervoorziening is niet voldoende en dan kan den eigenaar de verplichting worden opgelegd een ander middel ter voorziening in de behoefte aan water le zoeken. In ieder geval kan aan het gratis verstrekken van duinwater een einde worden gemaakt. De Voorzitter. Ik heb de bewering van den heer Verhey van Wijk niet tegengesproken, maar alleen opgemerkt dat het niet juist was hetgeen door hem op den voorgrond was gesteld, als zoude nu iedereen verplicht kunnen worden zich aan te sluiten bij de duinwa terleiding. Er wordt alleen in bepaald dat er moet z|jn eene zekere watervoorziening, doch dit behoeft niet juist te zijn de waterleiding, men kan bijv. een zeer goede put b|j eene woning hebben. Art. 20 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 21, luidende: «Elk gebouw of elk gedeelte van een gebouw, tot afzonderlijke woning ingericht of bestemd, moet voorzien zijn van ten minste één privaat met voldoenden stank afsluiter. Het privaat moet in rechtstreeksche gemeenschap zijn met de bui tenlucht door middel van eene opening van ten minste 0.0144 M' oppervlakte of 0.12 M. middellijn. Bestaande woningen, niet in het bezit van zulk een privaat, moeten daarvan binnen een door Burg. en Weth. te stellen termijn voorzien worden. Burg. en Weth. kunnen schriftelijk vergunning geven, dat meerdere woningen, hetzij in hetzelfde gebouw of aaneengebouwd, één gemeen schappelijk privaat hebben, in welk geval dit door de bewoners van al die woningen ten allen tijde te bereiken moet zijn. Voor de nakoming van de bepalingen van dit artikel zijn de eige naar, vruchtgebruiker of beheerder en, voor zoover het 4de lid van dit artikel betreft, de hoofdbewoner van elke woning woning aan sprakelijk." De Voorzitter. Ook hier moet evenals b(j art. 20 in den laatsten regel voor «hoofdbewoner" hat woord »ook" geplaatst worden. De heer Driessen. M. d. V.! Ik heb eenig bezwaar tegen de tweede alinea. «Het privaat moet in rechtstreeksche gemeenschap zijn met de buitenlucht door middel van eene opening van ten minste 0.0144 Ml oppervlakte of 0.12 M middellijn". Ik geloof dat deze be paling niet dan met veel moeite en kosten op een aantal woningen in de stad kan worden toegepast. De heer Hasselbach heeft mjj in een particulier onderhoud wel eenigszins gerustgesteld, maar toch ben ik nog niet geheel bevredigd. Er is een groot getal huizen al hier in de stad wier privaten grenzen aan de buitenmuren van de buren en waar het dus niet mogelijk is luchtverversching aan te brengen. Als voorbeeld neem ik mijn eigen huis; ik zou geen mid del weten om op mijn privaat luchtverversching aan te brengen. De Voorzitter. Burg. en Weth. zullen het natuurlijk in de hand hebben om by bestaande woningen den termijn voor het aanbrengen van luchtverversching wat ruim te nemen, want eene absolute on mogelijkheid om zulk eene luchtverversching aan te brengen zal wel nergens bestaan. Als deze niet door den muur is te verkrijgen, kan men ze aanbrengen door middel van een koker naar boven. Maar het beginsel dat een privaat moet kunnen worden geventileerd, moet gehandhaafd bljjven. De heer Driessen. M. d. V.l Afgescheiden van de mogelijkheid om de luchtverversching aan te brengen, acht ik het ook niet nood zakelijk of zelfs wenschelijk, omdat de privaten toch meer en meer met waterclotets worden ingericht. Bovendien zal het aanbrengen van zulk eene luchtverversching met groote kosten gepaard gaan. Gelijke bedenking als hier door mij wordt geopperd tegen het verplicht aanbrengen van luchtverversching, bestaat ook by m|j tegen de bepaling van art. 22, dat binnen gebouwen geene beerputten mogen aanwezig zijn. De Voorzitter. Wat de heer Driessen zegt, moge waar zijn voor de huizen van meer gegoeden, maar in huizen, met het oog waarop meer speciaal deze bepaling is opgenomen, arbeiderswoningen, vindt men in den regel zulke waterclosets niet. Het is absoluut noodig dat de hier voorgestelde maatregel op de bestaande woningen wordt toegepast. Dat er kosten aan verbonden zijn ontken ik niet, maar dat mag geen reden zijn om zulk een noodzakelijk voorschrift niet op te nemen. De heer Hasselbach. Ik heb den heer Driessen by ons onderhoud er op gewezen dat met de voorgestelde bepaling niet zoozeer be doeld worden woningen zooals door hem en mij worden bewoond met ruime gangen en portalen, maar meer arbeiderswoningen. Ove rigens kan luchtverversching op een privaat altijd worden aange bracht naar boven door het dak. Men vergete niet dat juist bij ar beiderswoningen luchtverversching op het privaat zoo noodig is, om dat er dergelijke woningen zijn die slechts bestaan uit één vertrek waarin nog bovendien het privaat uitkomt. De heer Van Hahel. M. d. V.! Moet in het tweede alinea tus* schen «het" en «privaat" niet worden gevoegd: «vertrek, waarin zich het privaat bevindt", want anders zoude het letterlijk in tegenspraak zijn met de eerste alinea, die vordert dat er ceii voldoende stank afsluiter zjj. De Voorzitter. Eene verordening moet toch met eenig gezond verstand worden gelezen. Hier kan niet anders bedoeld zijn dan dat elk privaat met de buitenlucht gemeenschap moet hebben. Art. 21 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 22, luidende: «Tot het maken, openen of herstellen van putten en riolen in of onder den openbaren weg, als mede van uitloozingen in de riolen, in de open of overdekte goten der gemeente en in de openbare wateren, is eene schriftelijke ver gunning van Burg. en Weth. noodig. Iq het algemeen worden aan de,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 1