DONDERDAG 8 NOVEMBER 1894. 99 den tweeden dag gelegenheid tot keuring te hebben, omdat daaraan behoefte bestaat. Nu wenschte ik te vragen, of er geen mogelijkheid is oin aan de behoefte, die de vereeniging heeft uilgesproken, tegemoet te komen? üe Voorzitter. Dit kan niet, maar ons is bij onderzoek gebleken niet alleen bij de Kamer van Koophandel, maar ook uit een per soonlijk onderhoud van den heer Jula met de adressanten, dat wer kelijk tnel de wjjze, waarop het nu is geregeld, de hoeren tevreden waren. De inlichtingen van den heer Pera moeten dus onjuist zijn, want het bestaande bezwaar is opgeheven op de wijze, waarop de adres santen het verlangden. Art. 4 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De art. 5—7 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 8 luidende «Voor slagers of vleeschver- koopers mag geen versch vleesch worden ingevoerd dan a. bij geheele of halve dieren. In dit geval moeten de vliezen zich aan het vleesch bevinden, terwijl uiers, hart, longen, lever, milt, nieren, alsmede wat koeien betreft, de baarmoeder, tot na de keuring aan het ingevoerde halve dier of aan een of aan de beide helften van het ingevoerde dier of wel aan het in zijn geheel ingevoerde dier bevestigd moeten blijven. b. runderhazen en runder- en kalfstongen, kalfszwezerikken en lamscotcletten, koppen en borst- en buikingewanden van vee. c. stukken vleesch niet minder dan 25 KG. wegende, mits de in voerder voorzien zij, behalve van het voorgeschrevene in art. 5, laatste alinea, van een schriftelijk bewijs, afgegeven door een gedi plomeerden veearts of beëedigden keurmeester, dat het vleesch op de plaats van herkomst werd goedgekeurd, en het vleesch voorzien zij van een goedkeuringsmerk, aangebracht door den persoon, die het op de plaats van herkomst heeft goedgekeurd. In sommige gevallen kan door Burg. en Wcth. aan een bepaald persoon, lot wederopzegging toe de invoer wordeü toegestaan van kleinere stukken versch vleesch, mits deze bestemd zijn om gezouten of gerookt te worden en de invoerder voorzien zjj van de in de vorige alinea genoemde schriftelijke aanwijzingen en het daarin aan gegeven schriftelijk bewijs, en het vleesch voorzien zij van een goed keuringsmerk, aangebracht door den persron, die het op de plaats van herkomst beeft goedgekeurd". De Voorzitter. Het amendement van de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen sub lilt. c van dit art. voorgesteld (zie lugek. St. n°. 280) is door Burg. en Welh. overgenomen, op gro\id, dat zij zich in deze geheel met de redeneering van de Commissie kunnen vcreenigen. üe heer Pera. In dit art. zijn eenige bepalingen gevoegd, waarop ik speciaal de aandacht wensch te vestigen, omdat ik meen dat de uitvoering daarvan eenvoudig onmogelijk zal blijken, namelijk het in voeren van halve dieren met de ingewanden. Dit moet noodzakelij kerwijze zeer nadeelig werken op het vleesch, zoo dit er al niet ge heel door bederft. Zoodra toch het beest geslacht is wordt het schoongemaakt, en dus ontdaan van alle beslanddcelen, die nadeelig op het goedblijven kunnen werken. Hoe dit nu kan samen gaan met het niet verwij deren der ingewanden is mij eenvoudig^een raadsel. De Voorzitter. De bepaling is ook alleen van kracht totdat de keuring is afgeioopen. De slagers behoeven het vleesch niet met de ingewanden aan de consumenten af te leveren. Volgens ons onderzoek is daaraan volstrekt geen nadeel verbonden. Het vleesch kan in dien korten tijd niet om die reden bederven. De beer Pera. Ik begrijp zeer goed dat het vleesch niet met de ingewanden aan de afnemers verkocht moet worden. Maar de quaestie is hier, hoe bet halve beest dikwijls op die manier van zeer ver naar het keurlokaal moet gevoerd worden. Nu kom ik hierop neer dat het dier zeer gauw geslacht is, moet worden schoon gemaakt en dit kan niet geschieden, zoolang de in gewanden er aan verbonden blijven. De Voorzitter. In Utrecht werkt dezelfde bepaling sinds jaren uitstekend. Onze deskundigen hebben ook beweerd, dat er niet het minste bezwaar aan verbonden is. De heer Dekhuïzen. Ik wensch er den heer Pera op te wijzen, dat de woorden «darmen en blaas" in dit art. niet voorkomen, zoodat het geoorloofd is de meer schadelijk werkende deelen van hel ge slachte dier te verwijderen. Zelfs wanneer men de woorden »de vlie zen in den allcrstrengsten zin zou willen toepassen, wat echter niet in de bedoeling ligt, dan nog zoude deze bepaling niet beletten maag en darmen open te snijden en schoon te maken vóór het ver voeren. De bepaling zal in de practijk volstrekt geen bezwaar op leveren. De heer Pera. De ingewanden moeten er toch aan verbonden blijven en dit kan op deze wijze onmogelijk geschieden. De slagers zorgen er altijd voor oin zoo spoedig mogelijk het beest geheel af te maken, af te spoelen en schoon te maken, wat de reinheid van het vleesch zeer bevordert. Moeten de ingewanden er nu inblijven dan zal dit een schadelijken invloed uitoefenen op het vleesch. De beer Verheï van Wijk. Ik ben onlangs in het abattoir te Am sterdam geweest en heb toen gezien dat er buiten het abattoir nog gelegenheid is om het van buiten ingevoerde vleesch te doen keuren. Ik ben er bij geweest dat een halve koe ter keuring werd aange boden waaraan ook de ingewanden nog verbonden waren. Op mijne vraag aan den keurmeester of dit tot geen bezwaar of tot onaange naamheden aanleiding gaf, werd mij geantwoord dat dit nog nooit was voorgekomen en dat het beest ook anders niet werd gekeurd. De Voorzitter. In andere plaatsen heeft het ook nooit tot be zwaar aanleiding gegeven, en onze deskundigen zijn van gevoelen dal het geen bezwaar zal opleveren. Het argument van den heer Pera beteekent dus, naar het mij voor komt, niet veel. Hij spreekt slechts zonder motieven tegen wat van verschillende zijden ons bevestigd wordt. Volgens de bestaande Ver ordening mag men ook elke helft van het dier nog eens halveeren. De ervaring heeft geleerd, dat die bepaling tot misbruik aanleiding gaf. Soms werden twee helften van verschillende beesten bijeenge voegd en dat moest voorkomen worden. Van daar de nieuwe bepa ling, waardoor dit misbruik onmogelijk wordt. Art. 8 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. üe arlt. 913 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 14, luidende: «Na het slachten moet het dier ten tweeden male op kosten van den slager worden gekeurd. Deze is verplicht daartoe varkens te ontdoen van de borstels, andere dieren van de huid. Hij is bevoegd, vóór deze keuring, het geslachte dier overlangs in tweeën te houwen, mits beide helften minstens op één plaats aan elkander verbonden blijven; voorts om den kop van den romp te scheiden en de ingewanden, met inhoud, uit het dier te verwijderen; overigens moet het dier in zijn geheel blijven. Hij draagt zorg, dat zoowel de huid als de in alinea 2 genoemde deelen tot na de keuring bij het geslachte dier worden bewaard. Hel gemerkte lid moet tot na de keuring aan het dier verbonden blijven". De Voorzitter. Naar aanleiding van eene gisteren mij gemaakte opmerking, waarvan ik de gegrondheid moet erkennen, wensch ik in dit art. eene kleine wijziging voor te stellen. Wanneer nl. een dier geheel van de huid moet ontdaan worden, dan zal bet zeer moeielijk vallen de identiteit van het beest te bewijzen. Daaraan kan tegemoet gekomen worden door achter de woorden: •andere dieren van de huid te voegen: »met dien verstande dat de huid op eene plek ter grootte van een vierkanten decimeter aan het dier verbonden blijft Het kan noodig zijn dat een slager den ver- koopcr van het dier moet overtuigen door de huid dat het geslachte beest von hem afkomstig was. De heer Verster van Wulverhorst. Zal de bepaling dat van de huid een dM1 aan het dier verbonden moet blijven, geene aanleiding tot moeielijkhcden geven? Immers aan de Verordening zal, bij eene strikte interpretatie, worden voldaan wanneer inen eenvoudig een dM1 van de huid aan het dier bevestigd laat en het overige gedeelte der huid verwijdert. Dit nu is toch zeer zeker de bedoeling niet. De Voorzitter. Dat wil zeggen: de huid blyft in haar geheel ver bonden aan het dier over een oppervlakte van I dM1. üe heeren weten dat de vereeniging in haar adres heeft verzocht de keuring te doen plaats hebben in de huid, maar de deskundigen hebben gezegd dat dit onmogelijk is, want de slagers wilden dal het dier geheel in de huid bleef. üe deskundigen hebben beweerd, dat de huid van het geslacht, dat gekeurd moet worden, zal moeten verwijderd zijn, maar nu kan het geen kwaad, wanneer zij er nog over eene oppervlakte van 1 dM1 aan verbonden blijft. Hierdoor komt men de slagers tevens tegemoet, omdat zij nu in staat blijven de identiteit van het beest te bewijzen en de boeren derhalve niet kunnen tegen spreken, dat het de door hen verkochte koe was, die wordt afgekeurd. De heer Fockema Andreae. Het is toch zeker uw bedoeling om te zeggen: .bevestigd mag blijven", zoodat bet geen vereischte is? De Voorzitter. Juist, als er geen strijd is, behoeft het niet. Art. 14 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, met de voorgestelde bijvoeging: »met dien verstande, dat de huid op ééne plek ter grootte van één vierkanten decimeter aan het dier verbon den mag blijven". Art. 1517 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 18 luidende: «De Inspecteur der vee- en vleeschkcuring en de keurmeesters van vee en vleesch hebben de bevoegdheid, zoo hun dit voor een juiste keuring noodig blijkt, het oordeel omtrent het goed- of afgekeurd zijn der geslachte dieren of van het ingevoerde vleesch, uit te stellen tot een nader aan te geven tijdstip. Het oordeel dient geveld te zijn binnen 24 uren na het eerste onderzoek. De slagers en vleeschverkoopers zijn verplicht toe te laten, dat de Inspecteur der vee- en vleeschkeuring en de keurmeesters van vee en vleesch, zoo hun dit voor een juiste keuring noodig blijkt, het vleesch insnijden of doen insnjjden of deelen daarvan tot een nader onderzoek medenemeu". De heer Pera. Kan het gebeuren, dat de uitspraak in dit art. ge noemd: «Het oordeel dient geveld te zijn binnen 24 uren na het eerste onderzoek spoediger gedaan wordt, op verzoek van den eigenaar 24 uren is dunkt mij wel wat lang. De Voorzitter. Het is ook de uiterste grens, die gesteld is. Steeds wordt het zoo spoedig mogelijk gedaan, in den regel dus lang voordat de uiterste termijn verstreken is. Art. 18 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 19 luidende: «Indien vee of vleesch is af- gekeurd, is ieder belanghebbende bevoegd, binnen 24 uren een her keuring daarvan te vorderen. In dit geval wordt een bijzonder ken merk, door Burg. en Weth. vast te stellen aangebracht op door hen te bepalen wijze. De herkeuring geschiedt zoo spoedig mogelijk, van vleesch, binnen 12 uren. nadat zij door den belanghebbende aan het bureau van politie of aan het Keuringslokaal schriftelijk is aangevraagd. De herkeuring van vee geschiedt aan het Keuringslokaal, die van vleesch, waar het zich bij de keuring bevindt of waarheen het is overgebracht. De bij het tarief bepaalde kosten der herkeuring komen alleen dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 3