ZATERDAG 3 NOVEMBER 1894. 95 Kitting vau Zaterdag 3 November 1894, geopend 's namiddags te half vier uur. Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, burgemeester. Te behandelen onderwerpen: 1°. erzoek van L)r. L. Van Elfrinkhof, om ontslag als leeraar aan de lloogere Burgerschool voor Jongens. (277) 2°. Voorstel lot hel indienen van een adres aan de Provinciale Staten van Zuid-llolland hctrckkelijk de oprichting van een krankzinni gengesticht. Tegenwoordig waren 22 leden, als de heeren: Siegenheek van Heukelom, Hasselbach, Kaiser, Verhey van Wijk, Uckhuyzcn, l)e Slurler, Van Kempen, Stadhouder, Van ilauiel, Zillesen, Juta, Van Hoeken, Dricssen, Van Dissel, Fockcma Andreae, De Goeje, De Vries, Kerslens, Du Kieu, Pera, Verster van Wulverhorst en Zaaijer, alsmede de Burge meester, Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren: Kroon, Van Lidth de Jcude, Le Poole, Cock en Drucker. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 18 October worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van J. J. Vreeburg, om vermindering van zijn aanslag in de Plaats. Directe Belasting, dienst 1894. 2°. Bezwaarschrift van W. Van der Reyden, tegen zijnen aanslag in de Plaats. Directe Belasting, dienst 1894. Worden gesteld in handen van Burg. en Welh. 3°. Mededecling van Dr. H. W. Bakhuis Roozeboom, dat hij ontslag neemt als lid der Plaatselijke Schoolcommissie wegens woonplaatsver andering. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 4". Verzoek van den hoofdopzichter der Universiteitsgebouwen om vergunning tot het maken van cene loozing voor afvoer van hemel water van hel in aanbouw zijnde Physisch Laboratorium naar het riool van de Langebrug. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 5°. Begrooling, dienst 1893, van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 6°. Verzoek van W. Bronckhorst, om restitutie van schoolgeld voor twee fijner kinderen, leerlingen der Jongensschool le klasse en Meisjes school le klasse over de maanden November en December wegens ver andering van woonplaats. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. Aan de orde is: 1. Verzoek van Dr. L. Van Elfrinkhof om ontslag als leeraar aan de lloogere Burgerschool voor Jongens. (Zie lug. St. n°. 277.) De heer Siegenbeek van Heukelom. M. d. V.! Ik zou gaarne van Burg. en Weth. wel eenige nadere inlichtingen willen hekomen over een gerucht hetwelk mij ter oure is gekomen. In het verzoek van Dr. Van Elfrinkhof om ontslag lees ik dat hij dit wenscht wegens «omstandigheden." Nu heb ik als gerucht ver nomen dat die omstandigheden hierin bestaan dat aan Dr. Van El frinkhof het geven van onderwijs onmogelijk is gemaakt door de leerlingen van de Hoogere Burgerschool zeiven, die in de lesuren op zoodanige wijze tegen hun leeraar zijn te keer gegaan, dat hij on mogelijk les kon geven en het, na nauwelijks 8 weken aan de school verbonden te zijn, thans opgeeft. Wanneer dit werkelijk het geval is, wanneer u, M. d. V., dit ge rucht kunt bevestigen, dan zou ik verder nog wel iels over de zaak willen zeggen. In dat geval toch zal ik stemmen tegen het voorstel otn ontslag aan L)r. Van Elfrinkhof te verleenen, omdat ik het niet kan goedkeuren dat op deze wijze de leerlingen den Raad zullen te kennen geven niet gediend le zijn van een onderwijzer hun gegeven' volgens Raadsbesluit op voordracht van den Directeur en met goed vinden van den Inspecteur. Dan wordt het de quaestie wie haas zal zijn: het stadsbestuur of de jongens De Voorzitter. Ik meen den heer Van Heukelom te kunnen mcdedeelen dat de schuld in deze niet uitsluitend hij de jongens ligt. Een feit als zich hier nu voordoet komt wel meer voor; de heer Van Heukelom zal hel zich waarschijnlijk uit zijne jeugd ook nog wel herinneren, dal niet altijd een leeraar, hoe geschikt overigens om voor kleine klassen op te treden, de geschiktheid bezat om vol komen de orde te handhaven hij eenigszins grootere klassen. En dit is het geval met Dr. Van Elfrinkhof, van wien de Directeur en de Commissie van Toezicht uitnemende getuigenissen ontvingen. In zijn vorigen werkkring aan het Gymnasium te Tiel waren de klassen veel kleiner, doch hij de groote klassen hier had hij nog al moeite de orde te handhaven. En ik geloof, dat dit de reden is die den heer Van Elfrinkhof bewogen heeft het voor zich zei ven en voor het onderwijs heter te vinden zijne betrekking neder te leggen. Ik meen overigens dal het mocielijk zoude gaan een aangevraagd verzoek om ontslag te weigeren; daarvan is mij ten minste nog geen voorbeeld bekend. Hoe zullen wij Dr. Van Elfrinkhof kunnen dw ingen zijne betrekking te blijven vervullen? En zou weigeren van ontslag wel nuttig zijn voor de school zelf, nu het toeh eenmaal is gebleken dat er eene wanverhouding bestaat tusschen leeraar cn leerlingen? Ik geloof dat het én voor den heer Van Elfrinkhof en voor de school nu maar het beste is aan deze zaak zoo spoedig mogelijk een einde te maken door het gevraagde ontslag te verleenen. De heer Siegenbeek van Heukelom. M. d V.! Ik hen het geheel met u eens; ik gevoel de groote inoeieijjkheid of liever de onmoge lijkheid om het gevraagde ontslag te weigeren, maar toch vraag ik mij af of de zaak wel zoo weinig beleekenend is als u het voorstelt, als zoude het alleen hier zijn eene quaestie van minder goede hand having der orde. Ik geiool dat hier de balddadigheid der jongens en hun opspelen de greuzen te buiten zijn gegaan, en wordt het ontslag gegeven, dan wcnsch ik daaraan toch te doen voorafgaan cene betuiging van leedwezen over het gedrag der Leidsche lloogere Burgerschool-jeugd die zóó is opgetreden, die hel een man boven haar geplaatst zoo lastig en onaangenaam heeft gemaakt, dal hij na 8 weken weder de school moet verlaten. W ij hebben zeker allen in onze jeugd wel eens opgespeeld in de school, maar zoo erg als bier toch stellig niet. Hel geldt hier niet een enkele daad van ongehoorzaamheid, doch liet stelselmatig cn weken lang vervolgen van een leeraar; een feit dat den jongens tot oneer strekt. Dat gaat alle grenzen te buiten! Door den heer Van Ellrinkhof te dwingen zijn ontslag te vragen, hebben de jongens feitelijk ons de wet gesteld. Ik kan de reden niet vatten waarom de Directeur en de overige leeraren niet met meer kracht zijn op- gelreden, en geen strengere ja extreme maatregelen hebben genomen om aan zulk een opspelen den kop in te drukken. De Voorzitter. Ik kan alleen nog antwoorden dat ook het Dag. Bestuur het voorgevallene ten zeerste betreurt. De heer Pera. M. d. V.! Is het niet mogelijk dit ontslag nog aan te houden, oin in dien tijd eens te onderzoeken of er geene maat regelen zijn te nemen ten einde de jongens lot hun plicht le brengen. Dal kan ook voor het vervolg uitstekend werken als voorbeeld, om hen te^verhinderon den haas te spelen over een leeraar die hun minder bevalt om hem zoodoende te noodzaken zijn ontslag te nemen. De Voorzitter. Ik zou niet gaarne den Raad adviseeren het denk beeld van den heer Pera te volgen, omdat dit, mijns inziens, voor de lloogere Burgerschool zelve eene gevaarlijke proefneming zoude zijn. Ik kan natuurlijk alle details van de zaak niet beoordeelen, doch stel volkomen verirouwen in de mededeelingen van den Directeur, die gedurende tal van jaren getoond heeft eene krachtige persoonlijkheid le zijn en altijd zijn gezag heeft weten le handhaven. Zonder twijfel heeft hjj op alle wijzen den heer Van Elfrinkhof gesteund, maar wanneer deze laatste ten slotte nu toch ineent, dat het voor hem en voor de Burgerschool beter is heen te gaan, lerwjjl de Directeur, Inspecteur cn Commissie van toezicht deze meening deelen. dan ge looi ik dat hel voor den Raad ook de verstandigste weg zal zijn om het ontslag le verleenen, dat bovendien op den duur toch niet kan geweigerd worden, De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Wanneer U vraagt of het wel in het belang zoude zijn van de Hoogere Burgerschool zelve, wanneer wij den weg inslaan door den heer Pera aangewezen, dan geloof ik dat U de zaak daarbij van een eenigszins eenzijdig stand punt beziet. Ik ben van oordeel, dat het voor elke school uitnemende goede gevolgen zal hebben wanneer de leerlingen weten dat de tucht en het gezag der onderwijzers tot het uiterste worden gehandhaafd. U zegt wel er niet aan te twijfelen dat alles zal beproefd zijn om die tucht te handhaven, maar ik wcnsch toch deze pertinente vraag te stellen: is van ernstige pogingen om dien leeraar overwinnaar te doen bljjven over de jongens iets gebleken aan het Dag. Bestuur? De Voorzitter. Van die pogingen is aan het Dag. Bestuur wel gebleken, maar zij hebben ten slotte toch gefaald. Ik moet overigens nu nog op iets wijzen. Aan de orde is het verzoek van Dr. Van Elfrinkhof om ontslag. Stel nu dat de Raad zegt: dit willen wij niet verleenen, wij zullen den heer Van Elfrinkhof uitnoodigen eens tot proef te dienen of de orde op de Hoogere Burgerschool ten slotte niet kan bewaard worden, zou het dan niet meer dan twijfelachtig zijn of de heer Van Elfrink hof zich aan die proef wilde wagen? Ik herhaal het nog eens: ik zou zulk eene proefneming fataal vinden voor den goeden gang van het onderwijs. De heer Zaaijer. Ik kan aan de vergadering niet alle bijzonder heden inededcclen, die mij van deze inderdaad treurige zaak bekend zijn. Ik zal mij daarom bepalen tot deze verklaring, tevens eene bevestiging van hetgeen door U, M. d. V., gezegd is, dat door den Directeur der school alles is gedaan om het gezag van den heer Van Elfrinkhof te handhaven. En niet alleen door den Directeur, maar ook door de Leeraren en door de andere daarbij betrokken autori teiten. Ten slotte is Dr. Van Elfrinkhof zelf lot het besluit gekomen zijn ontslag te vragen. Ik hen bereid om in eene besloten vergadering den Raad nader in te lichten, maar ik maak bezwaar dit in de openbare zitting te doen, omdat ik meen dat daardoor nóch het belang van den heer Van Elfrinkhof, nóch dat van de school gediend wordt. De heer Pera. M. d. V.U zegt, dat het niet in het belang van de school zoude zijn het ontslag te weigeren; maar ik blijf van een tegenovergesteld gevoelen. Ik acht deze zaak werkelijk van groote beleekenis. Wordt het ontslag nu dadelijk, voetstoots gegeven, dan komen de jongens zegevierend uit het strijdperk te voorschijn. En dit juist acht ik zeer nadeelig. De Voorzitter. De heer Pera haalt mij slechts voor de helft aan, want ik heb er nog bijgevoegd dat ik geen middel wist om den heer Van Elfrinkhof te dwingen zich aan de proefneming te onderwerpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 1