74 VRIJDAG 3 AUGUSTUS 1894. Zitting van Vrijdag 3 Augustus 1894. geopend 's namiddags te drie uren. Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, Burgemeester. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van een Regent van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis (192) 2'. Idem van eene derde onderwijzeres aan de school 3e klasse n°. 3. (201) 3'. Idem van een leeraar in de Fransche taal aan het Gymnasium. (210) 4'. Verzoek van P. Alma Lzn., om ontslag als Plaatsvervangend lid der Commissie van aanslag voor de bedrijfshelasting. (212) 5'. Benoeming van een plaatsvervangend lid dier Commissie. (212) 6'. Verzoek van den Kerkeraad der Doopsgezinde gemeente, omtrent het leggen van een riool in de Pieterskerkstraat. (195) 7®. Staat van af- en overschrijving op de hegrooting voor 1894 ad f 180.Herstellingen in de Bank van Leening. (187 en 200) 8*. Verzoek van Mej. Otger, om een hrug te leggen over de sloot langs den Hoogen Rijndijk. (198) 9'. Idem van de wed. J. W. F. KeilerRecter, om vrijstelling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (199) 10*. Suppletoire staat van begrooting. dienst 1894, van het Gerefor meerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (203) 11°. Verzoeken van D. Smit c. s., de firma Ue Vries en Stevens, A. Degon en A Van Rooijen, in zake gebruik van de gedempte Koolgracht. (207) 12°. Idem van verschillende eigenaren van perceelen gelegen aan de Zijlsingelsloot, omtrent demping dier sloot. (208) 13*. Staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1894 ad f 233. Plaatsing van eene stellage in de Gehoorzaal.(209 en 216) 14®. Verzoek van J. J. Hasselbach, ter hckoming van een strookje grond aan de Binnenvestgracht bij het Utrechtsche Veer en tot het doen rooien van boomen. (213 en 217) 15®. Idem van Mr. C. A. Cau, tot het doen rooien van boomen aan de Binnenvestgracht bij de Plantage. (213) 16®. Voorstel tot het doen verkoopen en rooien van vier boomen aan den Witten singel. (196) 17®. Idem als voren van een boom aan het Kort Rapenburg. (205) 18®. Verzoek van C. J. Coster, om eene loozing te leggen naar den Ouden Singel. (211) 19°. Rekening van de Stedelijke Werkinrichting over 1893. (202) Tegenwoordig waren 15 leden, als de heeren: Pera, Kerstens, Van Hamel. Hasselbach, Dekhuyzen, l)e Sturler, Driessen, Siegenbeek van Heukelom, Van Hoeken, Cock, Stadhouder, Verster van Wulverhorst, Verhey van Wijk, Juta en Le Poole, alsmede de Burgemeester, Voorzitter. Afwezig waren, met kennisgeving, de heeren: Zaajjer, Van Kempen, Drucker, Fockema Andreae, Du Rieu, De Goeje, Kaiser, De Vries, Zillesen, Van Dissel en Kroon, alsmede de heer Van Lidth de Jeude. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 5 Juli en in de Bjjeenkomst van 2 Augustus worden gelezen en goed gekeurd De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen 1°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 26 Juni/7 Juli jl., B, n°. 1813. (3e afd.) G. S. n°. 102/2, ten geleide van de beschikkingen op ingediende reclames tegen aanslagen in de plaats, directe belasting, dienst 1893. Wordt in de Leeskamer nedergelcgd: 2°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 10/14 Juli jl. B, n°. 523, (2e afd.) G. S., n°. 37, ten geleide van de goedgekeurde rekening van de dienstd. Schutterij dezer gemeente, dienst 1893. 3°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 10/16 Juli jl. B, n°. 2247, (3e afd G. S„ n°. 75/3, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 28 Juni jl. tot verhooging der begrooting dienst 1894, in ontvang en uitgaaf met f 24000 (Aanvulling van hel uit breiding- eu vernieuwingsfonds van de Stedelijke Gasfabriek.) 4°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland, dd. 10/17 Juli jl. B, n°. 2246 (3e afd.) G. S., n®. 76/1, ten geleide van de goedgekeurde Raadsbesluiten van 28 Juni jl. tot onderhandsche verpachting der aardappeltiend onder Leiderdorp en tot het verleenen van rentega rantie aan de Vereeniging tot bevordering van den bouw van werk manswoningen voor door haar uit te geven obligatiën. 5®. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 16/21 Juli jl. B, n°. 2303 (3e afd.) G. S. n°. 53/1ten geleide van het goedgekeurde Raadsbesluit van 5 Juli jl. tot het aangaan van eene dading met de Directie van de duinwatermaatschappij ter beëindiging van het aan hangig geschil. Dit besluit luidt aldus: De Raad der gemeente Leiden, Gezien de artt. 137 en 194a der Wet van den 29 Juni 1851 (Staats blad n°. 85); Heeft besloten: de volgende dading te treffen met de Leidsche Duinwatermaatschappij, in zake het tusschen de gemeente en die Maatschappij voor scheids lieden hangende geding, als: De gemeente Leiden, in deze acte genaamd »de gemeente" ter éénre, en de Leidsche Duinwatermaatschappij, gevestigd te Leiden, in deze acte genaamd »de Maatschappij" ter andere Overwegende, dat de gemeente in het tusschen partijen voor scheids lieden hangende geding heeft gevorderd: verklaring dat: 1°. de aanleg van het kleine reservoir in 1883; 2°. de verdieping van het groote reservoir in 1886; 3®. de plaatsing van 30 Nortonpijpen in het groote reservoir in 1892 en 4°. de levering van water aan de ingezetenen van Leiden uit die werken, zijn handelingen in strijd met de ver plichtingen der Maatschappij, welke voortvloeien uit de concessie van 23 December 1876; en veroordeeling der Maatschappij tot opruiming dier werken, met bijkomende vorderingen. Zijnde ter beëindiging van dit geschil overeengekomen: Art. 1. De Maatschappij zal het duinwater, hetwelk vloeit uit de duinen, grenzende aan het terrein door de Maatschappij in erfpacht verkregen van D. W. Weslerbaan, opvangen aan den voet der duinen en door ondoordringbare huizen leiden naar het kleine reservoir, zoodal het duinwater niet in aanraking komt met eenig teel-of bouw land, of met water daarvan afkomstig of daarmede in aanraking ge weest, en zoo dat geen ander water (het hemelwater dadelijk er in vallende uitgezonderd) in het kleine reservoir kan komen; om ver volgens door de bestaande leiding op de filters gebracht te worden, mits drie na te noemen deskundigen verklaren, dat het aldus in het kleine reservoir verzameld water niet schadelijk is voor de gezondheid. Mocht over de ondoordringbaarheid van het kleine reservoir twijfel bestaan, dan zal door de deskundigen daarnaar een onderzoek worden ingesteld en zullen voor kosten der Maatschappij de noodige werken ter voorziening gemaakt worden volgens de voorschriften der des kundigen. Gedurende dat onderzoek en zoolang die werkzaamheden ter voor ziening van het kleine reservoir duren, zal het kleine reservoir buiten gebruik gesteld worden. Achten de deskundigen het in het kleine reservoir verzameld water schadelijk voor de gezondheid, om welke reden ook, dan moeten het kleine reservoir en de leiding van daar tot de filters door de Maat schappij worden opgeruimd. Art. 2. Het groote reservoir blijft in den tegenwoordigen toestand met de thans daarin aanwezige Nortonpijpen, tenzij de na te noemen deskundigen verklaren, dat het daardoor verkregen water schadelijk is voor de gezondheid, als wanneer dit reservoir door de Maatschappij hersteld moet worden in den toestand, waarin het vóór 1886 ver keerde. Beslaat bij de deskundigen alleen bezwaar tegen het behoud der Nortonpijpen, dan worden deze verwijderd en kan het groote reservoir overigens in zijn tegenwoordigen toestand blijven. Art. 3. Partijen benoemen tot deskundigen om de vragen, bij artt. 1 en 2 genoemd, te beantwoorden en om zoo noodig de voorschriften tot voorziening van het kleine reservoir aan te geven: de heereij. Dr. H. W. Bakhuis Roozeboom te Leiden, J. Schotel, Ingenieur te Rotterdam en Dr. W. Van der Sleen, te Haarlem. De deskundigen beslissen bij meerderheid van stemmen. Voor het geval een of meer der benoemden de opdracht niet mocht aanvaarden of volvoeren, zal, als partijen binnen 14 dagen, nadat hiervan gebleken is, niet tot eenheid komen de benoeming door de meest gereede partij gevraagd worden aan den Hoogen Raad. Art. 4. Indien de concessie vóór den in art) 22 der bestaande concessie bepaalden tijd door eene uitspraak van scheidslieden mocht worden ontbonden, zal de gemeente onverminderd het in de artikelen 14 en 22 der concessie bepaalde bevoegd zijn de zaak met alle terreinen, gebouwen, inrichtingen, machineriën, buizen, pijpen en in het algemeen alles wat tot de waterleiding behoort over te nemen, en zich onmiddellijk en onafhandelijk van de in de volgende alinea bepaalde betaling in het bezit van een en ander te stellen. De gemeente is voor de overneming aan de Maatschappij verschul digd het twintigvoud der gemiddelde netto opbrengst van de drie alsdan laatste jaren. Art. 5. Ten einde alle later verschil daarover te voorkomen wordt uitdrukkelijk bepaald, dat de Maatschappij, voor alle door haar aan te leggen werken, de goedkeuring van den Raad van Leiden bchoelt. Op elke aanvraag daartoe zal door den Raad binnen twee maanden beslist worden. Heelt de Gemeenteraad binnen twee maanden geene beslissing genomen, dan wordt de aanvraag als goedgekeurd be schouwd. Art. 6. Met de onderteckening dezer en behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, wordt voormeld tusschen partijen hangend geding beëindigd, onder bepaling, dat elke partij hare eigene kosten, alsmede de helft in de kosten der arbitrage en van bovengenoemde deskundigen zal dragen. Gedaan te Leiden, in de gesloten Raadsvergadering van den 5en Juli 1894. De Burgemeester. F. Was, De Secretaris. E. Kist, 6°. Missive van de Directie der duinwatermaatschappij blijkens welke de dading met de gemeente Leiden tot beëindiging van het aan hangig geschil door de algemcene vergadering van aandeelhouders is goedgekeurd. 7°. Missive van de heeren J. Schotel, N. Van der Sleen en Dr. H. W. Bakhuis Roozeboom, houdende aanneming van de benoeming tot deskundigen in zake het aanhangig geschil met de Directie van de duinwaterleiding. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over 1°. Verzoek van O. A. La Bree, om vergunning tot het doen dempen van een gedeelte Witte Singelsloot, het leggen van een duiker en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2