DONDERDAG 28 JUNI 1894. 69 het Dag. Bestuur neemt de Verordening ter hand, om de eigenaars over te halen de huizen te verbeteren. Doch bovendien kan die Verordening niet volledig worden toegepast, als er geen nieuwe woningen verrijzen om de krotten te vervangen. En dit is het doel der Vereeniging tol bevordering van den bouw van werkmanswoningen. Ik geloof dus, dat dit voorstel allen steun verdient. Het is werkelijk een schrede voorwaarts op den goeden weg. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Om mijn stem te motiveeren, die ik wel degelijk vóór deze voordracht zal uitbrengen, heb ik thans het woord gevraagd; de door u genoemde toestanden zijn mij by ervaring bekend. Ik wilde echter nog een stap verder gaan als u, omdat ik vrees, dat, wanneer men buiten de gemeente gaat bouwen, die ellendige krotten in de stad zullen blijven staan en daarin dus geen verbetering zal worden gebracht. De Voorzitter. Ik zal hiertegen het volgende inbrengen dat uw gevoelen daaromtrent wel eenigzins zal wijzigen, Laat ik eens mede- deelen, wat de Vereeniging tot dusver heeft gedaan. In de Roggebroodspoort stonden 7 krotten. Deze zijn alle afgebroken en er zijn 4 arbeiderswoningen en een grooler huis voor in de plaats gezet. In de Rozenpoort stonden 4 krotten, welke door twee aardige woningen zijn vervangen. In de Singelstraat staan 7 huizen, waar er vroeger 9 stonden. Thans zijn 12 woningen in de Paradijspoort in aanbouw, waaruit wel blijkt, dat de Vereeniging zich bij voorkeur beweegt op Leidseh territoir, terwijl zjj tol nog toe nog niet één ongeschikt huis buiten Leiden aankocht. De Vereeniging is verder de steun van de Vereeniging «Eigen haard Dit is het eenige, wat de Vereeniging tot dusver buiten de gemeente Leiden deed. Ik kan mededeelen dat zij op een tweede hypotheek een paar jaar geleden aan «Eigen haard" f 26000 heeft geleend, waarvan tengevolge van het uitstekend beheer dier vereeniging op 31 December 1893 reeds 19H.82j op het kapitaal was afgelost. Op de eerste hypotheek is ook afgelost, zoodat het door de Ver eeniging aan «Eigen Haard'' uitgeleende kapitaal, steeds meer en meer waarborg vindt in dit onderpand, maar dit is ook het eenige werk, wat tot dusver buiten de gemeente is gedaan, en bovendien eene operatie, die voor de Vereeniging uiteraard veel meer geldelyk voor deel afwerpt, dan het opkoopen van krotten en het bouwen van ge zonde woningen voor eigen rekening. De heer Drucker. M. d. V.! Ook ik wil deze gelegenheid niet laten voorbijgaan zonder met een enkel woord te zeggen dat ik deze voordracht met groote instemming heb begroet. En die instemming wordt niet alleen in dezen Raad gevonden, maar wanneer straks het voorstel wat ik hoop zal zijn aangenomen, zal dit besluit zeker door het geheele land heen warm worden toegejuicht. Hoofdzaak is, daarop werd terecht door u, M. d. V., nadruk gelegd, dat de krotten worden opgeruimd. Dat is het uitgangspunt! De wenschelijkheid daarvan heeft nog niemand betwist, zelfs de heer Du Rieu niet. Vraagt men nu, boe men tot opruiming der krotten moet komen, dan zijn daarvoor verschillende wegen aan te geven. In de eerste plaats zou het kunnen geschieden door particulier initiatief. Daarvan is echter hier ter stede op dit oogenblik niet veel meer te verwachten. U weet, 31. d. V., beter dan ik, hoeveel moeite de Vereeniging zich heeft gegeven om het terrein harer werk zaamheden uit te breiden door het vinden van kapitaal bij particu lieren. Dat is haar niet gelukt. Op dit punt schijnen de krachten van particulieren te zyn uitgeput. In de tweede plaats kan men afwachten dat eene wettelijke regeling tot stand komt, waardoor opruiming der krotten gemakkelijker wordt voor de gemeentebesturen. Ik behoor zeker tat hen die hopen dat het daartoe zal komen., maar of en wanneer dit zal geschieden weten wjj geen van allen. Is het derhalve niet rationeel, dat wij thans den weg volgen, ons door dit voorstel aangewezen? Ik geloof dat Burg. en Wetb. buiten gewoon gelukkig zijn geweest in het vinden van eene oplossing dezer quaestie en dal de voordracht de blijken draagt van zeer ernstige overweging en studie. En vraagt nu de heer Du Rieu, of het wel de taak is van het gemeentebestuur om in deze te handelen, dan verwijs ik, met den heer Fockeina Andreae, hem naar de bepaling der wet, waarbij aan het gemeentebestuur wordt opgedragen de zorg voor de openbare gezondheid. Is er voor die openbare gezondheid iets van meer dringenden aard dan het opruimen van krotten Waar ons nu de meest wenschelijke en rationeele weg wordt ge opend om tol die opruiming te geraken, daar geloof ik dat wij alleszins gerechtigd zijn, ook naar de wet, om dien weg in te slaan. Ik zie niet, hoe de gemeente in deze zaak iets van belang zou kunnen doen met minder opoifering dan ons nu wordt voorgesteld. Daaraan wensch ik evenwel nog eene opmerking te verbinden. Ik moet namelijk opkomen tegen hetgeen zoo straks door den heer Zillesen is gezegd, omdat ik niet gaarne zoude zien, dat het onweder- sproken kwam te staan, in onze gedrukte handelingen. De heer Zillesen heeft gezegd: het voorstel zal aan de gemeente niet veel behoeven te kosten. Het is meer een moreele steun, want het bestuur der Vereeniging zou al heel vreemd moeten handelen wanneer geen 3 pCt. a 3f pCt. werd gemaakt; de gemeente zal dus wel weinig of niets hebben bij te passen. Nu zou ik het voor de toekomst niet wenschelijk achten, wanneer die meening als het ware als de algemeene opinie van den Raad kon worden aangemerkt. Want wat is het geval? Door geheel Nederland wordt vaak beweerd, dat het afbreken van krotten en het vervangen daarvan door goede woningen geen rente kan opleveren of in het gunstigste geval eene geringe rente van misschien 1 of 2 pCt. Welnu, of men hier te Leiden uit een financieel oogpunt beter zal slagen, moet blyken. De Vereeniging hoopt, als ik mij niet vergis ongeveer 3 pCt. te maken, In dat geval zal de garantie aan de gemeente niet veel behoeven te kosten. Ik hoop, dat een zoo gunstig resultaat zal worden bereikt, want zoodanige uitslag zou allicht er toe kunnen leiden, dat men verdere schreden zette op dezen weg. Blijkt het echter dal het groote publiek gelijk heeft, dat vcrmoe- lijk niet meer dan 1 of 2 pCt. rente zal woi'den verkregen, dan moet de gemeente bijpassen. Maar ik hoop, dat men dan niet uit de woorden van den heer Zillesen zal afleiden, dat hel bestuur in zyn plicht is te kort gescholcB. Men zal dan den minder gunstigen finan- cieelen uitslag niet mogen wijten aan het bestuur, maar dien veeleer moeten toeschrijven aan de onmogelijkheid voordeeliger te werken. De heer Van Kempen. In het kort wensch ik te antwoorden op hetgeen de lieer Van Hoeken gezegd heeft, dat er namelijk arbeiders zijn, die hun woningen min of meer onzindelijk bewonen. Zulke menschen vindt men in alle standen. Doch moeten anderen in stin kende woningen blijven zitten, omdat er enkelen zyn, die hun huizen onzindelijk bewonen Indien enkele menschen onwaarheden spreken, moet daarom iedereen uitgemaakt worden voor een leugenaar Voordat wij thans, M. d. V., tot een stemming overgaan, wensch ik te doen opmerken, dat een goede uitslag dezer stemming voor de eer van onze stad van groot belang is en het zeer gewenscht zoude zijn, dat het voorstel met algemeene stemmen, ook met de stem van den heer Du Rieu, werd aangenomen. Door de Vereeniging van Nederlandsche patroons zyn elf honderd requesten aan verschillende gemeenten gezonden, om deze zaak te behandelen. Burg. en Weth. van Leiden hebben thans een middel gevonden, dat uitmuntend is, en indien dan tevens de Verordening op de on bewoonbaarverklaring streng wordt toegepast, zal de invoering van het thans aanhangige voorstel de zegenrijkste gevolgen opleveren. Daarom zou het niet alleen voor onze stad, maar voor geheel het vaderland als een goed voorbeeld van belang zijn, zoo dit voorstel met algemeene stemmen werd aangenomen. De heer Zillesen. M. d. V.! Alleen dit, naar aanleiding van het geen de heer Drucker uit mijn vorige rede heeft teruggeven. Wat hij beweert, dat ik zou gezegd hebben, is niet geheel juist. Ik heb niet gezegd: De gemeente zal zich dan geen opoffering te getroosten hebben, maar: «naar mijn bescheiden ineening zal de op offering niet of althans niet groot zijn." Ik ben niet uitgegaan van de redeneering, dal het absoluut geen geld zou kosten, althans dit is mijne bedoeling niet geweest. De heer Kerstens. Ik heb een kleine opmerking M. d. V., naar aanleiding van de redactie van art. 10. Toen ik het eerste lid van dat art. las, verkeerde ik in de meening, dat ook de leden van het bestuur, die door den Raad benoemd zullen worden, gekozen moeten worden uit leden van de Vereeniging. Ik meen dat de redactie tot die opvatting aanleiding geeft. Het zou mij daarom wenschelijk voorkomen om in de zinsnede: Het Bestuur der Vereeniging bestaat uit zeven leden, waarvan vier door den Raad der gemeente Leiden en drie door de Algemeene Vergadering uit de leden der Vereeniging worden benoemd," achter het woord «Vergadering" te voegen: «de laatsten." De Voorzitter. Mag ik u even wijzen op de derde alinea van art. 10: «Voor door den Raad te vervullen plaatsen wordt door het Bestuur der vereeniging vóórhel einde der voorafgaande maand Februari eene aanbevelingslijst van twee personen ingediend, welke geen leden der vereeniging behoeven te zijn." De heer Kerstens. Het zijn juist die regels M. d. V. die ray tot de conclusie deden komen, dat anders bedoeld wordt als in art. 10 eerste alinea is omschreven. Om deze dus in overeenstemming te brengen met alinea 3, meen ik, dat het wenschelijk is er die woorden bij te voegen. De Voorzitter. Ik heb er geen bezwaar tegen, ofschoon ik het wenschelijk vind in nauwkeurig overwogen concept-statuten niet te veel redactieverandering aan te brengen. wilt de verandering zeker wel aan Burg. en Weth. overlaten. De heer Kerstens. Zeer zeker M. d. V. De heer Hasselbach. Met groote teleurstelling heb ik van verschil lende sprekers gehoord dat geen grootcr kapitaal kon worden ver kregen om den bouw van nieuwe woningen krachtiger en op ruimer schaal voort te zetten, tenzij de gemeente de rente garandeert. Ik zelf heb verleden jaar ook een plan tot verbetering van slechte woningen ter hand genomen en uitgevoerd, zonder daarvoor eerst rentegarantie van de gemeente te vragen. Het heeft mij teleurgesteld dat juist in een stad waar zooveel mooie woorden worden gesproken over de belangen van den werkman, de daden zoo weinig daarmede in harmonie zijn, dat er zelfs geene personen te vinden zijn die voor een zoo nuttig doel hun kapitaal beschikbaar stellen. Wanneer eenige vermogende personen de handen ineen sloegen om te doen wat een eenvoudig burger heeft gedaan, er zou geen rentegarantie van de gemeente noodig zijn. U hebt, M. d. V., gezegd dat het zoo goed was als de krotten werden opgeruimd en dat, als dit niet werd gedaan, het beter was buiten de gemeente te gaan bouwen. Ik acht dit juist een groot kwaad. Dat heeft de Leidsche Bouw- vereeniging ook gedaan. Als beginsel had die vereeniging ook aan genomen de krotten op te koopen en op te ruimen, maar dat be ginsel heeft zij laten varen en is buiten de gemeente op openbare terreinen gaan bouwen. Leiden heeft zijn krotten behouden, die huisjes staan er altijd nog. Daartoe moeten wij niet medewerken, ook niet met het oog op het uiterlijk aanzien van de stad. De voorbeelden kunnen ons hier leeren. Wij hebben slechts te zien naar de afgekeurde en onbewoon baar verklaarde huisjes aan de Brandewijnsgracht. Geen enkele ruit is daar meer heel en zoo iets verfraait toch zeker eene stad niet. Nu geloof

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 5