DONDERDAG 23 JUNI 1894. 67 Benoemd wordt de heer l)r. L. Van Elfrinkhof met 23 stemmen, de heer Br. L. Voorzanger verkreeg 1 slem. De VoonziTTEK. Ik dank de heeren slemopnemers voor de mij verleende hulp. VIII. Verzoek van F. N. Knoch, om vrijstelling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie log. St. n'. 157.) IX. Idem als voren van de wed. Ds. N. A. Van Wijk—Parmentier, voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 161.) X. Idem als voren van Mr. C. A. Cau. (Zie lng. St. n°. 163.) XI. Suppletoire slaat van begrooting, dienst 1894. ad/24000. Aan vulling van het uitbreidings- en vernieuwingsfonds Stedelijke Gas fabriek. (Zie Ing. St. n®. 168 en 172.) XII. Voorstel tot ondcrhandsche verpachting van de tienden onder Leiderdorp. (Zie Ing. St. n'. 169.) Al deze stukken worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XIII. Rekeningen van de Stedelijke Gasfabriek over 1893. (Zie Ing. St. n'. 170.) Bij de behandeling dezer rekeningen verlaten de heeren Jula, Zillesen en Kaiser de Vergadering. De rekeningen worden zonder beraadslaging en hoofdelijke stem ming goedgekeurd en hiervan door den Voorzitter aan de heeren Jula, Kaiser en Zillesen mededeeling gedaan, nadat zij in de zaal waren teruggekeerd. XIV'. Verslag van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek over 1893. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XV. Verzoek van de Wed. A. C. Visser, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 173.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemmming toegestaan. XVI. Verzoek van het bestuur der Vereeniging tot bevordering van werkmanswoningen, betrekkelijk bet verleenen van een rentegarantie door de gemeente. (Zie Ing. St. n®. 158 en 177.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik begin met de verklaring dat ik gaarne mijne stem zal uitbrengen voor dit voorstel. Ten eerste omdat het hier geldt eene zaak van groot actueel belang met een alleszins loffelijk doel Ten tweede omdat het mij voorkomt dat de aandeelhouders van de vereeniging blijk geven van groote belangeloosheid door zich met zulk eene lage rente tevreden te stellen. Ten derde omdat ik de opoffering van de -zijde der gemeente meer beschouw als eene soort Van moreelen band tegenover de aandeel- en obligatiehouders, en naar het mij voorkomt van een geldelijk offer door de gemeente te brengen weinig sprake zal kunnen zijn. Ik kan mij toch bijna niet voorstellen dat eene vereeniging als deze bij een goed beheer niet in staat zoude zijn in den regel 3 pCt. a 3j pCt. uit te keeren. Ik veroorloof mij echter een paar vragen: 1®. of door het verleenen van eene rentegarantie niet gesteld wordt een eenigszins gevaarlijk precedent, in dien zin dat wanneer te eeniger- tijd eene andere dergelijke particuliere vereeniging zich wendt lot den Raad met een verzoek om subsidie of rentegaranlie, de gemeente tegenover die vereeniging niet voor moeielijkheden zal geplaatst worden. Nu weet ik wel dat elke zaak of elke aanvraag moet be schouwd worden, op zich zelve, maar de billijkheid dient eveneens betracht te worden; 2®. of de voorwaarde gesteld bij n°. 1 niet eenigszins onereus is voor de obligatiehouders. Burg en Weth. stellen toch voor sub. 1 «Wanneer de eigen obligalieleeningen der gemeente worden ge converteerd in leeningen met een lageren rentevoet dan van 3J pCt. zal de waarborg voor door de Vereeniging uitgegeven obligaliën naar dezen laatsten rentevoet worden berekend;" Tegenwoordig is de rentestand toch al laag en ik vind het hard als de obligatiehouders bij eene eventueele conversie door de gemeente van hare eigen leeningen, zelf geen 3J pCt. meer kunnen maken. Waarom de rente van 3} pCt. niet voor altijd gegarandeerd? 3®. eene vraag betreffende het voorstel van Burg. en Weth. sub. 4 Daar staat: »de rentegaranlie vervalt niet na verloop van het tijdstip in art. 21 der statuten vermeld wanneer de Koninklijke goedkeuring op de verlenging van den duur der Vereeniging wordt verkregen." Ik zou wenschen te vragen of deze bepaling steeds doorgaat bij elke verlenging van den duur der vereeniging of wel dal zij aan eenigen tijd is gebonden. De Voorzitter. Ik wensch den heer Zillesen dadelijk op de door hem gestelde vragen te antwoorden. U hebt gevraagd of aanneming van dit voorstel niet zou scheppen een gevaarlijk precedent, maar daarop zelf al dadelijk hel antwoord gegeven dat elke zaak op zich zelve moet worden beschouwd. Ik kan er wel bijvoegen dal het piet zeer waarschijnlijk is dat eene particuliere onderueming met het zelfde doel als deze Vereeniging zich met gelijk verzoek tot den Raad z.J wenden, omdat dergelijke ondernemingen voor aandeelhouders niet zeer voordeelig zijn. Men weet toch hoe ontzachelijk moeielijk het is geweest om hel kleine kapitaal van omstreeks 60000 bijeen te krijgen, en daarom acht ik hel tot stand komen van eene soort gelijke vereeniging op gelijke grondslagen bijna ondenkbaar. In de tweede plaats vindt de heer Zillesen het hard dat bij eene eventueele conversie van gemeentelijke leeningen de obligaties van deze Vereeniging daarin ook zullen dcelen. Mij dunkt dat het toch zeer natuurlijk is, dat de gemeente aan vreemde obligatiehouders niet meer rente .betaalt dan aan hare eigen obligatiehouders, liet is eene quaeslie van smaak maar ik vind het zeer billijk. Wat betreft de garantie bij verlenging van den duur der Vereeni ging, de gewoonte is dat aan den oorspronkelijken termijn wordt vastgehouden, zoodat wanneer de statuten worden gewjjzigd, de duur der Vereeniging is 29 jaar en 11 maanden gerekend van de eerste goedkeuring der statuten. De heer Zillesen. M. d. V.l'Ik dank u voor de gegeven inlichtingen. Wat het verband betreft tusschen gemeentelijke obligaties en die van de betrokken vereeniging bij eene eventueele conversie, daaromtrent ben ik het wel niet met u eens, maar ik zal toch gaarne voor het voorstel stemmen. De heer Do Rieu Ik acht mij verplicht mijne stem die ik tegen deze voordracht zal uitbrengen, te moliveeren; het geldt hier een beginsel, waar ik na lang onderzoek mij niet mee kan vereenigenwan neer de wet voorschreef, evenals dat met het onderwjjs het geval is, dat het gemeentebestuur zorgen moet voor goede woningen, ik zou de gelden en dus de rentcgarantie voor woning van een gedeelte der ingezetenen moeten toewijzen, maar dat is het geval niet, en nu acht ik het niet geoorloofd de belasting te verhoogen om een redelijke rente aan hen, die armewoningen koopen en verhuren, te bezorgen. Zoolang het voorzien in voedsel, woning, kleeding, ik bedoel die der schoolkinderen, wasschen ik bedoel de schoolbaden, en laat de vacantie- koloniën nog daar, niet is geworden staatszorg, mag de gemeente er zich niet mede afgeven, en wensch ik dat alles aan private onder steuning of tegemoetkoming over te laten, al is die niet voldoende naar den eisch van sommigen. Is toch eenmaal rente voor deze zeer wenschelijke zaak gegarandeerd, dan kan het geval zich voordoen, dat bij ongunstige tijdsomstandigheden, de gemeentekas meer moet bijpassen dan men zich thans voorspiegelt, en zoo iets valt zamen met dure tijden en lage inkomsten; ik acht die mogelijkheid zoo ge wichtig, dat ik er niet toe te bewegen hen den eersten stap te zetten in eene richting, die ik buiten de stadsfinanciën wensch te houden. Ik zal derhalve oin dat beginsel tegen deze voor dracht stemmen. Onvermijdelijk acht ik den aandrang om voor andere gewichtige belangen van een deel der ingezetenen gelden te bestem men, die men van de belastingschuldigen zal moeten eischen, en zoolang het wonen in de oude stad slechts aan liefhebberij wordt overgelaten, verdrijft men veel te veel inwoners uit Leiden door een hoog percent van den hoofdelijken omslag. De heer Van Kempen. M. d. V.l Ik geloof, dat velen met mij reden zullen hebben tot groote ingenomenheid met dit voorstel van Burg. en Weth. Dit getuigt toch, dat het Dag. Bestuur niet alleen de zaken wil bespreken, maar ook tot handelen wil overgaan, om de belangen der ingezetenen te Leiden krachtig te bevordereu. Voor enkele maanden ik zul de heeren even moeten bezighouden met een kort verhaal werd een bekwaam architect te dezer stede opgedragen eenige woningen, om eene fabriek gelegen op te koopen. Deze woningen moesten daartoe eerst worden onderzocht en bij dat onderzoek ontdekte hij een familie, wonende in een kamer, waar het lijk van de 23-jarige dochter boven aarde stond. De man, vrouw en drie kinderen sliepen, aten en dronken in dezelfde kamer. Een der gelijke toestand in onze verlichte negentiende eeuw is bijna niet denkbaar. Indien wij nu zien, dat niet alleen deze toestand, maar een massa dergelijke krotten bestaan en Burg. en Weth. doen een voorstel om werkelijk te voorzien in die ellendige omstandigheden en vragen voor die hoogst nuttige zaak een sommetje van hoogstens 3500 terwijl voor een ander nuttig doel het onderwijs bijna vier ton per jaar wordt uitgegeven, moeten wij dan niet met alle ons ten dienste staande krachten medewerken om onze medemenschen uit zulke ellendige woningen te verlossen? Ik geloof derhalve, dat wij met dankbaarheid het voorstel van Burg. en Weth. moeten aannemen en hen zooveel mogelijk moeten steunen om op den ingeslagen weg te kunnen voortgaan. De heer Fockema Andreae. Ik wensch met een enkel woord hulde te brengen aan het Dag. Bestuur voor de indiening van dit voorstel. Het komt mij voor, dat, wanneer wij vergelijken de aanvraag met het voorstel, zooals het thans voor ons ligt, dit alle blijken draagt van een nauwkeurig onderzoek en alle sporen van zorgvuldige behartiging der belangen van onze gemeente. Daarvoor mijn hulde. Het schijnt mij, dat de leden, die deze voordracht hebben bestreden zich allerlei zorgen scheppen waarover geen grond beslaat. Vooreerst heeft de heer Zillesen gezegd en u, M. d V., heeft daarop reeds geantwoord dat de billijkheid zoude medebrengen, dat wij ook zouden treden in andere verzoeken, wanneer wij eens dit verzoek hebben toegestaan. Dit zou waar wezen, wanneer wij voor ons hadden liggen een verzoek door enkele personen gedaan in hun eigen belang, laat ik er terstond bijvoegen, dat wij deze aanvraag in dat geval zeer zeker zouden weigeren doch dit is hier volstrekt de zaak niet. Er wordt hier een verzoek gedaan in het algemeen belang en omdat wij het ook werkelijk achten te zijn in het algemeen belang wordt het toegestaan in den vorm, zooals Burg. en Weth. dien in dit voorstel hebben voorgedragen. Wanneer men nu van andere zijde met een voorstel mocht komen{

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 3