80 N®. Ill Leiden, 30 April 1894. Naar aanleiding van de bepaling in art. 1 der Verordening van 4 December 1884 betreffende bet verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeenteambtenaren en bedienden (Gem.blad n®. 5 van 1884), dat bij het ontstaan van nieuwe ambten of betrekkingen op voorstel van Burg. en Weth. door den Raad wordt beslist of zij al dan niet op den in gemeld artikel bedoelden staat zullen worden gebracht, geven wij Uwe Vergadering in overweging de betrekking van Inspec teur der vee- en vleeschkeuring welke bij Raadsbesluit van 22 juni 1893 is ingesteld, aan dien staat toe te voegen. De jaarwedde van den Inspecteur bedraagt f 1600, terwijl de emolu menten ad 5 pCt. van den keurloonen, bij de aanstelling zijn geschat op f 200 per jaar, zoodat ter voldoening aan art. 3 der voormelde Verordening, liet gemiddeld inkomen kon worden vastgesteld op f 1800. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 113. Leiden, 30 April 1894. De Commissie van Financiën beeft de eer Uwe Vergadering te be richten dal zij geene bedenkingen heeft tegen de in hare handen gestelde rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier over het jaar 1893 en adviseert U die goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N®. 113. Leiden, 30 April 1894. Wij hebben de eer U mede te deelen dat sedert eenigen tijd is gebleken dat de üriegatenbrug in den Zijlweg in slechten toestand verkeert en vernieuwing vordert, terwijl sedert een paar weken reeds de noodige tijdelijke voorzieningen zijn genomen, nadat een paar stylen waren stuk gevaren. Door onderscheidene ingezetenen van de gemeenten Leiderdorp, Warmond en Alkemade, door wie voortdurend gebruik moet worden gemaakt van de brug, is dan ook onlangs een verzoek tot ons College gericht, waarbij wordt medegedeeld dat die brug in zeer slechten toestand verkeert, zoodat zij dringend verbetering behoeftdat boven dien de enorme hoogte van die brug het passeeren daarvan hoogst gevaarlijk maakt, vooral met geladen hooiwagens, op grond waarvan werd verzocht zoo spoedig mogelijk, liefst vóór den aanstaanden hooi bouw, tot herstel en verlaging van die brug over te gaan. Door de Commissie van Fabricage is een plan tot vernieuwing en verlaging opgemaakt, waarbij de brug met 0.50 M. wordt verlaagd en de bouten jukken, liggers en leuningen door ijzeren worden ver vangen, zijnde Re kosten geraamd op f 1000. Met het oog op art. 4 van de Provinciale Verordening ter voor ziening in scheepvaartbelangen van 21 September 1885 (Provinciaal Blad n*. 60 van dat jaar), waarbij wordt verboden over of in de wateren, waarop die Verordening betrekking heeft, nieuwe bruggen of sluizen te stichten of bestaande te herstellen of te vernieuwen zonder vergunning van Gedeputeerde Staten, of in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden, hebben wij van het plan tot vernieuwing en verlaging van de brug aan de Gedeputeerde Staten mededeeling gedaan met verzoek de vereischte verguuning te willen verleenen. In afwachting van* eene beschikking op dit verzoek, achten wij het wcnschelyk, vermits de zaak van spoedeischenden aard is, dat door Uwe Vergadering een beslissing omtrent de voorgestelde vernieuwing worde genomen en geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten dat, behoudens de vergunning van de Gedeputeerde Staten, tot de voorgestelde vernieuwing en verlaging van de Driegatcnburg aan den Zijlweg, waarvan de kosten zijn geraamd op f 1000 zal worden overgegaan, zullende te zijner tijd een voorstel tot beschikbaarstelling van de noodige gelden worden in gediend. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 114. Leiden, 4 Mei 1894. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van de Wed. D. W. M. Van TeutemMulié geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressante wegens vertrek uit de gemeente met 1 Meijl. terugbe taling van schoolgeld te verleenen voor twee kinderen, leerlingen der Jongensschool en Meisjesschool 1c klasse, over de maanden Mei en Juni tot een gezamenlijk bedrag van vijftien gulden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Wed. I). W. M. Van Teutem geb. Mulié, dat zij met 1 Mei 1894 deze gemeente metterwoon gaat verlaten, dat hare twee kinderen op de Jongens- en Meisjesschool le klasse geplaatst zijn; dat zy het verschuldigde schoolgeld voor het bezoeken dier school voor het tweede kwartaal ten volle heeft betaald; dat zij nochlhans meent, op grond der Verordening van 13 October 1887, aanspraak te kunnen maken op gedeeltelijke teruggave van het betaalde schoolgeld. Redenen waarom zij tot Uwe Vergadering het verzoek richt haar teruggave te willen verleenen van hetgeen door haar over het loopende kwartaal te veel werd betaald. 't Welk doende. Uw Ed. Dienaresse, Leiden, 28 April 1894. Wed. D. W. M. Van TeutemMulié. N®. 115. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van 22—28 April 1894. N° Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen. April. N®. 116. 22 23 24 25 26 27 28 7.45—9.30 7.45—9.30 7.45—9.45 7.45—9 45 7.45—9.45 7.45—9.30 7.45—9.45 7 8 7 8 7 8 8 16.2 16.2 164 16.0 16.0 16.4 16.2 Leiden, 4 Mei 1894. Door het aan Mejuffr. S. M. Prins met ingang van 1 Juni a. s. verleend eervol ontslag uit de betrekking van derde onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse n®. 4 is er aan die school eene vacature ontslaan, ter vervulling waarvan wij de eer hebben Uwe Vergadering de navolgende voordracht, die is opgemaakt in overleg met den Arrondisseinents-Schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd der school, over te leggen, ter benoeming van eene derde onderwijzeres, op eene jaarwedde van f 550, als: 1°. Mejuffr. M. F. J. De Vries, werkzaam aan de betrokken school; 2®. Mejuffr. G. D. Fortanier, werkzaam aan de school 4e klasse n®. 2 en 3®. Mejuffr. J. A. Rodbard, werkzaam aan de school 3e klasse n°. 1. Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken in de leeskamer ter inzage zijn nedergelegd geven wij U in overweging tot eene be noeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 4 Mei 1894. Ter vervulling van de vacature die aan de school van de 3e klasse n®. 1 is ontstaan door de benoeming van den derden onderwijzer W. A. Kriest tot tweeden onderwijzer aan die school, hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht aan te bieden opgemaakt in overleg met den Arrondisscments-Schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd der school, ter benoeming van een derden onderwijzer of derde onderwijzeres, als: 1®. M. VV. Karstens, werkzaam aan het instituut »Wullings", te Voorschoten; 2®. Mej. C. D. Fortanier, tijdelyk 3e onderwijzeres aan de school 4e klasse n®. 2 en 3®. Mej. J. A. Rodbard, aspirant-onderwijzeres aan de betrokken school. Wij hebben de eer U hierbij mede te deelen dat de betrekkelijke stukken ter inzage in de leeskamer zijn nedergelegd, terwjjl wjj U voorstellen om bij benoeming van den onder n®. 1 der voordracht ge plaatsten onderwijzer, de jaarwedde te bepalen op 600 op grond dat hij reeds 6 jaren aan een gemeenteschool alhier is werkzaam geweest, waarvan vijf op eene bezoldiging van f 600. Met het oog op zijn leeftijd, de dienstjaren en geschiktheid is het billyk dat hij niet op eene mindere jaarwedde wordt aangesteld dan die hij vroeger reeds vijf jaren genoot. Beleefd verzoeken wij U tot eene benoeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 118. Leiden, 5 Mei 1894. Wij hebben de eer Uwe Vergadering voor te stellen de op den hierbij overgclegden staat van af- en overschrijving der begrooting voor 1893 voorkomende posten te verhoogen, aangezien gebleken is dat de door U toegestane sommen niet toereikende waren voor de behoeften. De meerdere uitgaaf ten bedrage van f 858.08 kan ruim schoots gevonden worden uit het overschot op Volgn. 150 dier be- grooting «Kosten van verpleging in het Ziekenhuis der Rijks-Univer siteit." De posten welke verhooging behoeven zijn de navolgende: Volgn. 78. Kosten van verteringen ten behoeve van het Huishou delijk Bestuur, bureau van stemopneming en van Üommissien f 72.71 De op 13 Juni 1893 gehouden buitengewone verkiezing van één lid der Provinciale Staten waarop bij de raming van den post niet kon gerekend worden en de noodig gebleken herstemming voor leden van den Gemeenteraad (1 Aug. 1893) veroorzaken dit tekort. Volgn. 133. Kosten van het aanschaffen en onderhouden van schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften 274.50* In dit tekort is begrepen eene som van f 185 wegens het maken en drukken van een nieuw getuigschrift voor de scholen der 3e en 4e klasse. Volgn. 138. Kosten van de schoolbibliotheken54.23 Ofschoon de raming voor de 6 scholen der 3e en 4e klasse f 50 per jaar en per school bedroeg, totaal f 300 werd in de begrooting f 200 uitgetrokken in verband met de uitgaven voor 1891. De geheele uitgaaf op dit artikel zal alsnu bedragen f 254.23. Volgn. 145. Kosten van de Gemeenteapotheek 298.40 Het tekort betreft het onderdeel van dit artikel •Genees middelen", waarvan de in de begrooting uitgetrokken som in de laatste jaren te laag bleek te zjjn. N®. 111.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2