46 ZATERDAG 17 MAART 1894. Wanneer ik na ga, wat Leiden in De Kanter verloren heeft, dan rijst bij mij dikwijls de angstige vraag: heb ik mijne krachten niet overschat? Zal ik ooit van myn betreurden voorganger een waardige opvolger worden? Wij allen hebben hem gekend, den scherpzinnigen. hoogst bekwa men De Kanier, den voorlreffelijken leider onzer vergaderingen. Wat ging er eene kracht van hem uit! Wat was hij altijd tot in de kleinste bijzonderheden op de hoogte van alle zaken, welke bier aan de orde kwamen! De Kanter was een buitengewoon man. In schranderheid en bekwaamheid stond hij aan de spits. Aan de geopende groeve, toen wij zijn stoffelijk omhulsel ter aarde brachten, is het door een Uwer zoo kernachtig gezegd »De Kanter was een man in den vollen zin. »llij had een mannelijken wil. •Hij had mannelijke kracht. Hij had mannelijken moed." Ja, Mijne Heeren, zoo is het, en ik voeg er bij: hij was een trouwe vriend, hij wist door zijn humanen, vriendelijken omgang harten te winnen. Zulk een man op te volgen is zeker eene groote eer, maar legt eene zware verantwoordelijkheid op de schouders van den opvolger. Kan het U verwonderen, Mijne Heeren, dat ik met schroom mijne taak aanvaard? En toch, ik doe het met opgewektheid en met moed. Met opgewektheid, want ik voel mij gelukkig, nu ik voortaan al mijne krachten kan gaan wijden aan de belangen der gemeente, die mij lief is; nu ik in een werkkring treed, die mij toelacht. Met moed, want ik reken op Uwe toegevendheid, ik reken op Uwen steun. Gy zult er rekening mede houden, dat ik nog veel, zeer veel, moet leeren en daarom toegevend zyn, als mijn optreden in den aanvang te wenschen overlaat. Gij zult mij in myn bestuur helpen en steunen, zooals gy my Uw steun niet onthouden hebt, toen ik nog alleen geroepen was met U de gemeente-administratie te controleeren. En wanneer onze inzichten mochten uiteenloopen, hetgeen bij zelf standige en onafhankelijke mannen somtijds onvermydelyk is, laten wy dan de eerlijkheid van elkanders tegenstrijdige meeningen eer biedigen en steeds beseffen, dat wij te zatnen niet anders beoogen dan bet welzijn der gemeente. Ik wil hier geene plechtige beloften komen afleggen, Mijne Heeren, doch hiervan kan ik U de verzekering geven, dat het mijn ernstig streven zal zyn de rechten van den Gemeenteraad, die ik als Raads lid steeds hoog heb gehouden, te eerbiedigen. Gy, Mijne Heeren, zult, naar ik vertrouw, steeds in het oog hou den, dat bet iets anders is te controleeren, iets anders te regeeren. Nu ik op dit andere standpunt de gemeentebelangen ga behartigen, roep ik daarbij in de eerste plaats in Uwe hulp, Uwe medewerking, Myne Heeren Wethouders, hooggeachte Juta, De Sturler en Dekhuyzen. Van Uwe vriendschap houd ik mij overtuigd. Uwe krachtige hulp bij de uitoefening mijner bestuurstaak hebt gy mij toegezegd. Doch er is nog iets anders noodig, zal onze gemeenschappelijke arbeid tot heil strekken van de gemeente. Onderlinge samenwerking, welwillend, doch ernstig overleg mogen nooit ontbreken in het College van Dagelyksch Bestuur. Het is niet voldoende, dat op het voorstel alleen de stempel is ge drukt van hem, die het ontwierp. Elke voordracht, die aan den Raad ter beslissing wordt voorgelegd, behoort het product te zyn van onze gemeenschappelijke overwegingen. Alleen op die wijze acht ik eene behoorlijke voorbereiding en af doening van zaken mogelijk. Daartoe roep ik Uwe medewerking in, Mijne Heeren Wethouders, en ik geef U gaarne de verzekering, dat het van mijnen kant niet aan welwillendheid zal ontbreken om dat gemeen overleg te be vorderen. Ten slotte een woord tot U, waarde Vriend Kist, hooggeachte Secretaris. Waar ik hier voor mij de hulp en medewerking van allen kom inroepen, had ik U in de eerste plaats moeten noemen. Want Uwe hulp en steun zijn voor mij onmisbaar. Uwe rijke ervaring, Uwe erkende bekwaamheid in de gemeente administratie, zullen my dagelijks te stade komen. Van uwe bekende welwillendheid mag ik verwachten, dat ik nooit tevergeefs bij U zal aankloppen om aan te vullen wat mij ontbreekt. Ik reken op U en vertrouw, dat Uwe genegenheid voor mij een maal dezelfde zal zijn als gij steeds aan myn ambtsvoorganger hebt betoond. Mijne Heeren! Kan het U verwonderen, dat ik, vertrouwende op Uw aller steun en medewerking, mijne taak met moed en opgewekt heid aanvaard? Mogen mij de noodige kracht en wijsheid worden geschonken om die zware, doch schoone taak te vervullen tot heil van onze dierbare gemeente! En hiermede, Mijne Heeren, verklaar ik het Voorzitterschap van den Raad te aanvaarden. (Applaus.) De heer Driessen. Geachte heer Voorzitter. Als oudste lid van dezen raad is mij de aangename en vereerende taak opgedragen, U, als den nieuwen Voorzitter 's raads hulde en eerbiedige wenschen aan te bieden by Uwe installatie als Burgemeester dezer aanzienlijke ge meente. Werd Uwe benoeming door Hare Majesteit de Koningin-Regentes door de ingezetenen van Leiden met vreugde en ingenomenheid be groet, evenzoo was dit het geval bij de leden van dezen raad. Uw naam toch zweefde reeds op aller lippen, nadat hier ter plaatse de laatste hulde aan Uwen geachten voorganger was gebracht. Zijn wij dus ten volle overtuigd dal wij in Uw persoon mogen begroeten, the right man on the right place, zoo bevelen wij de be langen der gemeente, die ons allen lief is, in Uwe welwillendheid en vaderlijke zorg aan; van des raads medewerking en toewijding bij de behartiging van die belangen kunt Gy U verzekerd houden, terwijl wy ons in Uwe gewaardeerde vriendschap aanbevelen. (Applaus.) De Voorzitter. Hooggeachte heer Driessen 1 Ik ben U zeer erken telijk voor de hartelijke woorden die gij tot mij gericht hebt. Ik acht mij gelukkig dat ik bij monde van liet oudste lid van den Raad reeds nu de verzekering ontvang van den steun en de medewerking van den Raad. die ik zoozeer behoef bij de richtige vervulling mijner taak. Mijne heeren, ik dank U voor dit bewjjs van vertrouwen en spreek den wenseh uit, dat het mij gegeven moge zijn te allen tijde tot uwe tevredenheid en lot welzijn van de gemeente dat ver trouwen waardig te zijn. Niemand verder het woord verlangende wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2