DONDERDAG 15 MAART 1894. 41 Van deze bepaling is natuurlijk het gevolg, dat de man bij zjjn komst alles tegen een minderen prijs kan overnemen, en bij zijn ver trek zijn geld grootendeels terug krijgt. Zal iedere pachter echter nieuwe meubelen moeten aanschaffen, zoo is hiervan menigmaal het gevolg, dal de oude door den voorgaanden pachter tot niets kunnen worden gebruikt en eenvoudig brandhout voor hem worden. De heer Kerstens. Ik moet den heer Pera doen opmerken, dat het weglaten der bepaling geenszins de noodzakelijkheid medebrengt voor den nieuwen pachter om alles nieuw aan te schaffen. Beiden toch hebben er belang bij om tot elkaar te komen en met elkaar te onderhandelen. De heer Pera. Het kan toch wezen dat zij dit niet doen, terwijl zij bij het behoud van deze bepaling zekerheid hebben. In het an dere geval heeft men die zekerheid niet, want dan is men afhanke lijk van het al dan niet willen van den nieuwen pachter. De heer Van Hoeeen. Ik vind deze bepaling ook nog al bezwa rend voor den nieuwen pachter, en zoude het overnemen der inrich tingen liever overlaten aan het onderling goedvinden van den ouden en den nieuwen pachter. Bij eiken verkoop zijn dergelijke bepa lingen van overname meestal zeer schadelijk voor den kooper, in dit geval den paehler. Laat de gemeente zich geheel builen deze quaeslic houden. De heer Dekhuizen. Ik wil slechts op eene zaak wijzen. Wanneer eene dergelijke bepaling niet' altijd wordt opgenomen, zal het zeer moeielijk zijn van een pachter af te komen, omdat de inrichtingen voor hem zulk eene waarde vertegenwoordigen. De heer De Goeje. Ik meen dat de Raad zedelijk verplicht is deze bepaling te handhaven. By eene vorige gelegenheid meen ik van u, M. d. V., verstaan te hebben dat de pachter als voorwaarde voor zijn ontslag gesteld had dat zijn inboedel tegen taxatie zou overgenomen worden. De Voorzitter. De pachter heeft die voorwaarde wel gesteld, maar de Raad heeft haar niet aangenomen. Ik heb toen ook uit drukkelijk gezegd dat de Raad in deze volkomen vrij bleef; de Raad heeft toen alleen besloten den pachter te ontslaan tegen 1 Mei. De heer Cock. M. d. V.! Ik meen even te moeten opmerken dat de pachter, zooals uit de in de laatste vergadering gevoerde breed voerige discussien blijkt, bij zijne aanvrage om ontslag de voorwaarde, waarvan de heer De Goeje spreekt, niet heeft gesteld. De heer Hasselbach. Ik vind handhaving van de bepaling alles zins gewenscht in het belang der gemeente. Wanneer de zaal na eenige jaren opnieuw verpacht moet worden, zal de tijd eindeljjk zijn gekomen dat de boel brandhout is geworden. Laten wij het nu aan den pachter over om met onderling goedvinden zjjn inboedel aan den opvolgenden pachter over te doen, dan krijgen wij op het laatst een schunnig zoodje. Nu hebben Burg. en Weth. het recht om te zeggen dat alles of een gedeelte moet vernieuwd worden, wat niet het geval zal zijn wanneer alles aan de pachters wordt overgelaten. De heer Pera. M. d. V.Buiten deze bepaling om blijft aan Burg. en Weth. toch altijd het recht om toe te zien, dat alles in goede orde is en wordt gehouden, en om af te keuren wat daarmede in strijd is. Dit recht wordt door deze bepaling niet weggenomen. Letter h in stemming gebracht wordt goedgekeurd met 17 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren: Kaiser, Cock, Van Hoeken, Verster van Wulverhorst en Kerstens. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord over art. 4? De heer Van Kempen. M. d. V.! Aan het slot van letter f lees ik: »De parketvloer in den foyer zal iedere maand minstens eenmaal van wege de gemeente voor rekening van den pachter worden geboend." Ik vind die uitdrukking «minstens eenmaal" wel wat vaag. Het Dag. Bestuur kan bijv. wel eens van meening zijn dat dit slechts het minimum is, maar dat de parketvloer 20 maal per maand moet ge boend worden. De pachter moet daaromtrent toch zekerheid hebben, want hij moet de kosten betalen. Dit geval zal zich nu wel niet gemakkelijk voordoen, maar de mogelijkheid is toch niet uitgesloten. Deze redactie is, dunkt mij, wel wat bezwaarlijk. De Voorzitter. Dit beduidt, dat het niet minder gebeuren mag. De heer Van Kempen. Juist, maar men zal het wel meermalen kunnen doen. De heer De Sturler. Dat zal geheel afhangen van het aantal malen dat men den foyer per maand gebruikt. De beer Van Kempen. Dan moet er staan «hoogstens." De heer De Sturler. Dit zou ten eenemale verkeerd wezen. Wan neer de zaal bijvoorbeeld iederen avond gebruikt werd, zou de vloer meer onderhoud behoeven dan wanneer hij hoogstens eenmaal per maand werd gebruikt; dit moet dus geheel van omstandigheden af hankelijk worden gesteld. De heer Van Kempen. Maar is het nu niet zóó te redigeeren, dat er zekerheid bestaat, dat men dien vloer niet al te veel laat boenen. De heer De Sturler. U kunt toch veilig aannemen, dat het Dag. Bestuur den pachter niet op onnoodige onkosten jagen zal. Blijkt het dat er behoefte bestaat aan boenen, dan gebeurt het, zoo niet, dan gebeurt het niet. De heer Van Kempen. Wij zullen dan aannemen, dat het Dag. Bestuur den vloer goed in orde houdt, zonder den man meermalen dan noodzakelijk is, die onkosten in rekening te brengen. De Voorzitter, Het is overgenomen uit de oude voorwaarden en jheeft nimmer aanleiding gegeven tot eenige moeilijkheid. >>e heer De Goeje. Ik wenschte een enkele inlichting te hebben omtrent hetgeen onder j is gezegd. Wanneer er schade is aangebracht door de gasten van den pachter, door het personeel of materieel van een paardenspel bijvoorbeeld of tengevolge eener vraoljjke partij, voor wiens rekening wordt alsdan de aangerichte schade hersteld? V\ordt dit aangemerkt als te zijn een gevolg van onachtzaamheid of nalatigheid van den pachter? De Voorzitter. Het is onmogelijk in dergelijke voorwaarden alle mogelijke eventualiteiten te voorzien. Men zal dikwijls aan de om standigheden en de waardeering daarvan moeten overlaten, of aan onachtzaamheid of nalatigheid van den pachter is te wijten, dat de schade door de gasten is veroorzaakt. Ik geloof dat de uitvoering van dergelijke bepalingen aan de billijkheid van hel Dag. Bestuur moet worden overgelaten. Het kan bijvoorbeeld gebeuren, dat twee maal dezelfde schade is veroorzaakt, waartegen door den pachter de eene keer maatregelen zijn genomen, de andere keer niet. Alles te omschrjjven is bijna onmogelijk in zulk een groot gebouw met zijn trappen, zalen, gangen enz,, maar ik geloof dat men de zaak wel kan overlaten aan Burg en Weth. die den pachter niet op kosten en het betalen voor schade zullen jagen, indien het feitelijk blijkt dat bij daaraan niets heeft kunnen doen. De heer De Goeje. Ik wensch ook volstrekt geen nieuwe bepaling opgenomen te hebben, doch had gaarne alleen antwoord op deze vraag: wanneer dergeljjke schade veroorzaakt is door de gasten, zal het dan aangemerkt worden, alsof de pachter het had gedaan; wan neer hij kan aantoonen, dat het door force majeure is geschied, spreekt het wel van zelf, dat Burg. en Weth. dit in aanmerking zullen nemen. De pachter kan dan natuurlijk zeggen, dat hij er niets tegen heeft kunnen doen. De Voorzitter. De gasten kunnen schade veroorzaken die zij niet zouden hebben veroorzaakt, wanneer de pachter minder onachtzaam was geweest, maar het gaat niet aan a priori vast te stellen; alle schade die wordt veroorzaakt, moet op kosten van den pachter wor den hersteld. Indien er schade wordt veroorzaakt, niettegenstaande de pachter maatregelen daartegen genomen had, zou het natuurlijk onbillijk zijn om den man toch te doen betalen. De heer Hasselbach. Tot hiertoe is steeds deze clausule gebruikt. Als er in de zaal feestelijkheden gegeven worden en er komen on aangenaamheden, waarvan het gevolg is, dat de stoelen worden ge broken, dan komen deze toch op rekening van den pachter. Hetzelfde stond in het oude contract ook. Als de gasten elkander bijvoorbeeld door een deur gooien, moet de pachter de reparatie van de deur betalen, anders zou hij wel bij elke gelegenheid de kosten willen verbalen op de gemeente. Wan neer hij de kosten dragen moet, zal het bovendien voor hem een spoorslag zijn om te zorgen dat er zoo min mogelijk ongeregeldheden plaats hebben. De Voorzitter. Ik geloof dat de heer Hasselbach zich vergist. Toen het paardenspel er is geweest en bij die gelegenheid de voor deur werd beschadigd, is deze op kosten van de gemeente hersteld. Het zou ook onbillijk zijn den pachter de kosten te doen dragen, want hij kan er niets aan doen. Men moet bij de toepassing van al dergelijke bepalingen de billijkheid steeds in het oog houden. Art. 4 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Zooals de heeren hebben gezien wordt abusievelijk tweemaal achter elkander art. 4 genoemd. De tweede maal moet het natuurlijk art. 5 zijn en dientengevolge schieten de verdere arti kelen elk ook een nummer op. De nrtt. 5 tot en met 13 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 14 luidende: «De pachter zal te allen tijde toegang moeten verleenen aan de leden van het Dag. Bestuur en van de Commissie van Fabricage, aan den Gemeente-Architect en den Directeur der Stedelijke Gasfabriek met het door hen noodig geacht materieel en personeel, ten einde zij zich kunnen overtuigen van den toestand van gebouw, meubilair, inrichtingen, gasleidingen enz. Everizoo zal de pachter moeten toestaan dat door de Directie der brandweer alle maatregelen genomen worden, ter voorkoming van brand en van die welke noodig worden geacht voor de veiligheid der bezoekers bij eventueel ontstaan van brand. De stadswerklieden, die van wege Burg. en Weth. worden aangewezen om als brandwacht dienst te doen, moeten door den pachter worden betaald. Indien groote zaal, foyer, rook- cn receptiekamers gebruikt worden 4 man, per uur en per man 15 ets, voor groote zaal, rook- en receptiekamers 4 man, per uur en per man 15 ets., voor kleine zaal, receptiekamer en foyer 3 man, per uur en per man 15 ets., voor kleine zaal 2 man, per uur cn per man 15 ets., voor foyer alleen 2 man, per uur en per man 15 ets voor receptiekamer 1 man, per uur 15 ets." De heer Verhey van Wijk. M. d V.! De bepaling omtrent het dienst doen van stadswerklieden als brandwacht op kosten van den pachter zou ik wel willen doen vervallen. Dit zou wel eens het begin kunnen zijn van eene afzonderlijke helling voor eene vaste brandweer. Eri op de begrooting is een post uitgetrokken voor der gelijk toezicht door de brandweer. De Voorzitter. Ik moet den heer Verhey van Wijk doen opmer ken, dat de vergelijking van politie en brandwacht hier niet gaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 5