40 DONDERDAG 15 MAART 1894. genhcid gebruik te maken om ook voor liet vervolg aan le dringen op de meest mogelijke zuinigheid in deze. Ik doe dit vooral naar aanleiding van art. 2 der Instructie voor den Inspecteur van de vee- en vleeschkeuring. Daarin lezen wij toch: »Bij de keuring van vee en vlcesch wordt in alle gevallen, waarin de Inspecteur zulks noodig oordeelt, met alle middelen, welke de weten schap aan de hand doet, onderzocht of het vee en het vleesch enz." Dit artikel nu komt mij voor niet goed geredigeerd te zijn niet het oog op mogelijke, nieuwe aanvragen om subsidie door den In specteur. Immers, indien deze mocht beweren dit of dat middel, dooi de wetenschap aan de hand gedaan, voor zijn onderzoek noodig te hebben, dan zou hem zulks niet kunnen geweigerd worden, omdat het bedoelde art. aan den Inspecteur de verplichting oplegt om bij zjjn onderzoek alle door de wetenschap aangegeven middelen te ge bruiken. Niemand denkt er, geloof ik, aan om aan den Inspecteur te ont houden wat hij voor zijn onderzoek noodig heeft. De redactie even wel van art. 2 zou tol inoeielijkheden en last kunnen aanleiding geven en ik veroorloof mij derhalve aan het Dag. Bestuur in ernstige overweging te geven art. 2 der genoemde Industrie alsnog te wijzigen. De heer üekiiuyzen. Ik zeg den heer Zaaijer dank voor de wel willende woorden, waarin hy ons heeft opmerkzaam gemaakt, op de veel le geprononceerde uitdrukkingen van dit artikel. Wij zullen het wijzigen in den door hem gcwcuscliten zin. De heer Du Rieu. Is de som van 300 om het bovenhuis weder om bewoonbaar te maken, wanneer de gemeente het niet langer ge bruikt, niet een weinig al te hoog? Is er zooveel in te veranderen, dat daarvoor f 300 moet worden uitgetrokken? De heer Dekhuyzen. Er zijn op hel oogenblik twee verdiepingen in, die zoo worden ingericht, dat het voor eene gewone bewoning niet geschikt is. Verlaat de gemeente dit bovenhuis, dan moet dus alles opnieuw worden ingericht en dan geloof ik niet, dat f 300 daarvoor le veel is, te meer omdat wij volstrekt niet weten, wan neer dal het geval zal zijn. Voor f 300 bouwt men niet zoo heel veel, vooral niet in dit ge val, waar men slechts 4 buitenmuren heeft, waarin thans schotten worden gezel, om er een kantoor en een werkkamer van te maken. De beer Stadhouder. M. d. V^l Wordt het bovenhuis in orde ge maakt voor rekening van den eigenaar, of moet de gemeente dit be talen. In het laatste geval vind ik den huurprijs wel wat hoog. Wanneer de heer De Koning evenwel zelf het huis laat inrichten en de gemeente hiervoor niets betaald, keur ik de som goed. De heer Dekhuyzen. De beer De Koning heeft de inrichting op zich genomen: kasten en tafels, behalve den aanleg van gas- en waterleiding. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VIII. Idem omtrent de verpachting van de Gehoorzaal. (Zie Ing. St. n'. 14, 28 en 57.) Over dit voorstel worden geen algemeene beschouwingen gehouden. De art. 13 worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 4 luidende: »De pachter is verplicht: a. hel gebouw zelf te bewonen, doch is bevoegd, na bekomen goed keuring van Burg. en Weth. in zjjne plaats een ander te stellen, welke persoon alsdan aan dezelfde verplichtingen zal onderworpen zijn als de pachter, op wten echter de gcheele verantwoordelijkheid blijft rusten; b. de koffiekamer van een doelmatig ameublement, de toiletkamer van handdoeken, zeep en closetpapier en de buffetkamer bij den foyer en het buffet in de koffiekamer van een voldoenden buffetinvenlaris te voorzien; voorts in den foyer een los buffet en een toonbank te plaatsen in harmonie met het lokaal, alles ten genoege van Burg. en Weth. c. steeds voorhanden te hebben de noodige ververschingen en zich te houden aan de pr(jzen vermeld op hel door Burg. en Weth. goed te keuren tarief; d. te zorgen voor voldoende bediening, ter beoordeeling van Burg. en Weth.; e. ten allen tijde beschikbaar te stellen een klachtenboek ter in schrijving van klachten over de vervulling van zijne verplichtingen als pachter, en dit boek elke maand in de eerste Vergadering van Burg. en Weth. aan dezen ter inzage te geven en voorts zoo dikwijls zulks door dit College verlangd wordt; f. zorg te dragen voor het behoorlijk bewaken, sluiten, luchten, schoonhouden en in orde brengen der lokalen en van de portalen, gangen en trappen, zullende echter eenmaal 'sjaars het gebouw, met uilzondering van de door den pachter bewoonde of gebruikte ver trekken, van wege de gemeente voor rekening van den pachter worden schoongemaakt. De parketvloer in den foyer zal iedere maand minstens eenmaal van wege de gemeente voor rekening van den pachter worden geboend; g. op zich te nemen het onderhoud van het verpachte overeen komstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende huur en verhuur, zoomede het onderhouden en vernieuwen van de gas- en waterleidingen, van de gasornamenteu en van de verwarmiugs- inrichtingen alsmede de pullen, regenbakken en secreten schoon te houden; h. over te nemen de goederen en inrichtingen door den tegen- woordigen pachter ten behoeve van de exploitatie in de Gehoorzaal aangebracht en voorkomende op de door hem ingeleverde lijst, alles volgens taxatie en in den toestand waarin het zich op 30 April 1894 zal bevinden. De taxatie zal geschieden door drie deskundigen van welke een wordt benoemd door Burg. en Weth., eeK door den pachter en een door den eigenaar van de over Ae nemen voorwerpen. j. te vergoeden alle kosten van beschadiging der lokalen, portalen, gangen, trappen enz. voor zooverre zulks aan gebrek van voorzorg, aan onachtzaamheid of nalatigheid van den pachter is te wijten, ter beoordeeling van Burg. en Weth.; het beschadigde zal van gemeente wege worden hersteld. k. van elke verhuring tijdig kennis te geven aan Burg. en Weth. en bij weigering om een of ineer der lokalen te verhuren tegen tarief, daarvan mede kennis le geven aan Burg. en Weth., met vermelding van de redenen; gegadigden hebben beroep op Burg. en Weth., die beslissen, aan welke beslissing de pachter verplicht is zich te onder werpen." De heer Kaiser. M. d. V.! Zou het niet beter zijn punt h te doen vervallen. Het geldt hier eene bezwarende bepaling, die wil dat de nieuwe pachter verplicht wordt een menigte zaken van den tcgen- woordigen pachter over. te nemen. De Voorzitter. Ik geloof toch dat de billijkheid medebrengt den tcgenwoordigen pachter, die de inrichtingen heeft bekostigd, in de gelegenheid te stellen deze aan zijn opvolger over te doen. De meeste der inrichtingen zijn bovendien speciaal gemaakt met hel oog op de toestanden in de verschillende lokalen dezer Gehoorzaal, zoodal eene nieuwe pachter ze toch ook noodig heeft, tenzij hij geheel nieuwe wilde laten maken. Van onbillijkheid tegenover den nieuwen pachter kan dus, mijns inziens, geen sprake zijn, ook omdat de voorwerpen zullen getaxeerd worden op de waarde welke zij zullen hebben op het oogenblik van de overname. De nieuwe pachter zal ze dus veel goedkooper kunnen krijgen dan wanneer hij ze nieuw laat maken. De heer Kaiser. Ik geloof dat door het behoud van deze bepaling eene verhuring en bloc hoogst moeielijk zal worden gemaakt. Wan neer de nieuwe pachter de voorwerpen noodig heeft, zal hij uil eigen belang wel met den ouden pachter lot eene overeenkomst trachten le geraken, maar ik zie niet in dat de gemeente goed doet hem de verplichting op te leggen de voorwerpen over te nemen. Dit brengt de verhuring en bloc in gevaar De Voorzitter, Ik kan werkelijk niet inzien dat de verhuring en bloc, waarmede zoo groote belangen zijn gemoeid, in gevaar zoude worden gebracht door een zoo ondergeschikt punt als deze bepaling. De voorwerpen toch die hel hier geldt heeft de nieuwe pachter be paald noodig en nu kan hij ze krjjgen tegen billijke taxatie. Waarin ligt nu hel groote bezwaar? De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Kunt u ons ook eeniger- mate inlichten omtrent de globale waarde welke de bewuste goe deren hebben? De Voorzitter. Toen deze quaestie bij eene vorige gelegenheid in den Raad werd behandeld, heb ik reeds medegedeeld dat de voorwerpen door den pachter waren getaxeerd op 4000 en door den Gemeente-Architect, zonder dat deze van de genoemde taxatie iets wist op f 3ö0ü. De heer De Sturler. Wat de heer Kaiser een nadeel acht voor eene verhuring acht ik integendeel juist een voordeel. Wanneer de nieuwe pachter de verschillende inrichtingen en voor werpen moet overnemen, vindt hij dadelijk alles gereed en kan hij zooveel te spoediger tot de exploitatie der zalen overgaan, terwijl, wanneer de pachter deze zich nog moet aanschaffen, hiermede natuur lijk eenige tijd gemoeid gaat, gedurende welken lijd hij de zaal niet voor hel publiek kan openstellen. Het is dus eerder zoo als ik zeide voordeel, dan een nadeel, terwijl door de taxatie van drie deskun digen alle mogelijke onbillijkheid de weg wordt afgesneden. De heer Kaiser. Mijn bezwaar bestaat ook niet tegen hel over nemen, maar hiertegen, dat dit door den Raad verplichtend wordt gesteld. Ik zou zeggen, dat wij hier te doen hebben met eene quaestie tusschen de pachters onderling. Ik vind het minder gepast dat de Raad den komenden pachter de verplichting oplegt, om die oude zaken over te nemen en niet in overeenstemming met de waardig heid van den Raad, terwijl zij nadeelig werkt op hel verhuren der Gehoorzaal en bloc. De heer Kerstens. Het schijnt mij toe een gevaarlijk antecedent te zijn, wanneer wij aannemen wat wordt voorgesteld. Wij zouden een volgenden keer overwegende redenen kunnen hebben, om deze bepaling niet op te nemen, en zouden alsdan in een moeilijk parket komen tegenover den aftredenden pachter. De heer Van Hamel. Het komt mij voor, dat wij daarbij niets geen gevaar loopen. Wij kunnen in dat geval maatregelen nemen, zooals die door de omstandigheden zullen worden geboden. Het is een vaste usance dergelijke clausule altijd in een eontraet over te nemen. De opvolger neemt alles van zijn voorganger over. De autoriteiten of personen, die daarop invloed hebben, werken het in de hand, om te voorkomen, dat er conflicten ontstaan. Hier is in alles goed voorzien. De drie deskundigen houden elkaar natuurlijk in evenwicht. Komt er nu later een ander pachter, dan wordt ook hij aan die zelfde voorwaarden gebonden. Ik vindt derhalve, dat de bepaling zeer goed past in het artikel en zou haar dus niet gaarne er uit zien vallen. De heer Pera. Het komt mij voor, dat het bestaan van deze be paling alleszins in het belang is van den pachter. Hierdoor toch heeft men vermeden, dat de nieuwe pachter telkens komt te staan voor het koopen van nieuwe meubelen, natuurlijk een groote uitgaaf, waarbij met de inschrijving wel degelijk rekening zal gehouden worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 4