DONDERDAG 15 MAART 1894. 39 door den heer Van Hamel en de andere heeren. Evenwel verschil ik met hen eenigszins van gevoelen omtrent de uitvoering. Ik wenscbte wel dat werd besloten tot afbraak maar tevens dat dit dan publiek gebeurde. Ik acht dit meer in hel belang der gemeente. Oe heer Du Ribd. Als ik mij wel herinner is deze zaak in de sectie besproken en als toen van wege de Commissie van Fabricage medegedeeld, dat men den toren wenscbte te behouden, omdat hij zeer goed als bergplaats voor het een of ander konde dienen. Gaarne zou ik alsnu vernemen of de Commissie van Fabricage bij dit, haar gevoelen gebleven is. De heer De Sturlf.r. Zeer zeker, mijnheer Du Rieu. Wellicht kan het later worden ingericht als een soort pompstation voor het Leven daal. Hoe wjj het nog kunnen gebruiken is evenwel op dit oogen- blik nog niet door ons uitgemaakt. De heer Hasselbach. Ik zou er prijs op stellen, dat op het verzoek van den heer J. B. Hoogeveen afwijzend beschikt werd. Willen wjj tot publieken verkoop overgaan, zoo kan dit later altjjd geschieden, wanneer gebleken is, dat de toren tot niets dienstig is. De heer Van Hamel heeft gezegd, dat de muren zoo dik waren. Welnu dit zou voor de gemeente misschien bjj afbraak nog een aardig sommetje opbrengen. Allereerst wenscbte ik evenwel uitgemaakt te zien, of hij niet voor het een of ander doel geschikt is, zooals de heer De Sturler zoo juist heeft aangewezen. De heer Vak Hamel. Het komt mij voor, dat, hetgeen de heer Van Hoeken gezegd heeft, eenvoudig een quaestie van uitvoering is. De hoofdzaak is, dat de toren weg komt. Daarover zou ik dan ook wenschen, dat de Raad zijn gevoelen uitsprak. Op welke wjjze de afbraak zal geschieden, is dan een quaestie van later zorg. De Voorzitter. Ik moet den heer Van Hamel doen opmerken, dat thans aan de orde is het verzoek van den heer J. B. Hoogeveen. Op dit verzoek is door den Raad toestemmend of afwjjzend te be schikken. Stemt de Raad toet, dan is, ingevolge het verzoek, beslist, dat de toren zal worden afgebroken door J. B. Hoogeveen. Stemt de raad af, dan blyft de weg open om den toren op een andere wjjze te slechten, indien de meerderheid van den Raad dit wenscht. De heer Van Hamel. Ik geloof niet M. d. V., dat uwe opvatting juist is. Het verzoek van den heer J. B. Hoogeveen is tweeledig: 1°. verzoekt hjj den Raad »een besluit te willen nemen, om be doeld kruithuis te doen slopen", en 2*. verklaart hij zich bereid om dat kruithuis voor zijn rekening te laten afbreken. De bedoeling van dit laatste is, dunkt my, dat hy met pleizier den toren zelf zal afbreken, wanneer de Raad tegen de kosten opziet, of om andere redenen misschien het eerste gedeelte van zijn verzoek niet gaarne zoude inwilligen. Wordt er dus besloten dat de toren zal worden gesloopt, dan zjjn wij nog volkomen vrjj, om van zyn aanbieding gebruik te maken, ja dan neen. De heer Van Kempen. H. d. V.! Zou het dan niet mogelijk zyn het verzoek te splitsen en eerst eene beslissing te nemen, over de quaestie of de toren zal worden weggenomen en vervolgens door wien en op welke wijze wij dit werk zullen doen uitvoeren. De Voorzitter. Tegen splitsing bestaat bij mij geen bezwaar. Het verzoek van den heer Hoogeveen is daardoor in stemming gebracht en tevens de bedoeling van den Raad duidelijk gebleken. Wat de bezwaren betreft tegen het voorstel van Burg. en Weth. aangevoerd, liet is hier eene quaestie van smaak en over smaak valt niet te twisten. Naluurlyk is niet alles mooi omdat het oud is, maar het geldt hier een merkwaardig monument uit Leiden's geschiedenis, dat ontegenzeggelijk historische waarde heeft. Het kruilhuisje moge niet mooi zijn, hel is als historisch monument hoogst eerbiedwaardig. Ik zou er dus veel prijs op stellen het te behouden, en voorts hel beter dan tot nu toe het geval is geweest in behoorlijken staat te doen onderhouden, zooveel mogelijk met behoud van oorspronkelijkcn styl en vorm. Ik kan mij begrjjpen dat er leden ziju die het beter in orde en wat aangenamer voor het oog wenschen; maar om dit laatste reliquie uit het gedenkwaardig beleg van Leiden door de Spanjaarden, weg te ruimen, dit zou mij wezenlijk spijten. De heer Van Kempen. M. d. V.! Ik vind dat Burg. en Weth. tot nog toe aan dat historische monument niet veel waarde hebben ge hecht. Nu er echter een verzoek in komt om het af te breken, krijgt het in eens veel waarde. Zooals het nu is, doet het aan de omliggende huizen kwaad en is het behoud uit een aesthetisch oog punt ook niet wenschelijk. De heer Van Hoeken. Het spijt mij dat ik niet veel eerbied heb voor dit monument. Wanneer men het goed in orde wil maken zal het veel geld kosten, en dit is, mijns inziens, hieraan niet besteed. Het is een sta-in-den-weg die zoo spoedig mogelijk dient te worden verwyderd. De heer De Goeje. M. d. V.l hebt gezegd dat het kruithuis uit een historisch oogpunt zoo belangryk is. Is daar dan het een of ander merkwaardig feit voorgevallen? De heer Dekhuizen. Wanneer ik mij niet vergis dan was het op die plaats of in de onmiddellijke nabyheid, tusschen het kruithuis en den toren Bourgondie, dat op het laatste oogenblik van het beleg de muur instortte, op welk gerucht de Spanjaarden vluchtten, omdat zij dachten dat een uitval werd gedaan. Dat instorten van den muur is dus de aanleiding geweest tol het ontzet van Leiden, en in zooverre heeft die plaats eene historische waarde. De beraadslaging wordt gesloten. De heer Van Hamel. M. d. V.! Wanneer het voorstel van Burg. en Weth. wordt verworpen, wordt dan daardoor geacht toegestaan te zyn het verzoek van Hoogeveen? De Voorzitter. Ja, dan wordt geacht het eerste gedeelte van het verzoek van Hoogeveen te zyn toegestaan. In stemming gebracht verklaren zich li stemmen vóór en 11 tegen hel voorstel van Burg. en Weth. Vóór stemden de heeren: De Vries, Ha6selbach, Driessen, De Sturler, Dekhuyzen, Du Rieu, Fockema Andreae, Cock, Verster van Wulver- horst, Van Lidth de Jeude en de Voorzitter. Tegen stemden de heeren: De Goeje, Kaiser, Zillesen, Van Hamel, Van Hoeken, Kerstens, Stadhouder, Verhey van Wijk, Zaaijer, Pera en Van Kempen. De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken, moet het voorstel in een volgende vergadering opnieuw in stemming worden gebracht. III. Idem van het Bestuur van de sociëteit Amicitia, tot het doen rooien van boomen op het terrein der Buitensocieteit. (Zie Ing. St. n°. 63 De heer Fockema Andreae. Dat er boomen gerooid worden, die gevaar kunnen veroorzaken, omdat zij ziek of te oud zyn, vind ik gerechtvaardigd, maar dat er ook boomen gerooid worden, omdat zjj in den weg staan by een muziekuitvoering, zooals in dit*verzoek slaat, vind ik wel wat bedenkelijk. Men heeft juist door die boomen een aardig kjjkje by het binnen komen in de stad, en of nu de hinderlijkheid zóó erg is, durf ik be twijfelen. Ik ben wel geen trouw bezoeker van de buitensociëteit maar ik heb er toch nooit eenigen hinder van ondervonden. De Voorzitter. Er bijjven nog veel boomen staan buiten de twee, waaromtrent u bedenking maakt. Trouwens worden deze vervangen door jonge boomen. De boomen waarvan hier sprake is zijn toch ook jong en klein geweest. De heer Fockema Andreae. Iedere twee zyn er twee en of nu die kleine boomen onder de groote zoo gemakkelijk zullen opschieten, durf ik niet verzekeren. Ik zou gaarne zien, dat het voorstel geplitst werd, dan zal ik stemmen tegen het rooien van die twee boomen. De heer Van Hamel. Het komt mij voor, dat het bijjven staan van die twee boomen eene ontsiering zoude zijn van het geheel. Konden zij alle bijjven staan, dan was het wat anders, maar tus schen bet gebouw en de muziektent, zullen die twee boomen al heel leeljjk staan, wanneer de andere worden weggenomen. Zij zouden tusschen de jonge boomen een heel gek figuur slaan en daarom te meer ook, omdat zij opperbest kunnen gemist worden stel ik voor ze bjj deze gelegenheid te doen verwjjderen. De heer De Sturler. Ik wenschte er den heer Fockema Andreae op te wijzen, dat het plan is er kaslanjeboomen te planten, die zeer spoedig groeien en waardoor de inkjjk in de stad mooier zal worden dan thans. Blijven die twee boomen staan, dan zou dit niet alleen een zeer vreemd schouwspel opleveren, maar bovendien zouden die boomen den groei der jongere boomen beletten. De heer Fockema Andreae. Het is geen zaak om bij herhaling het woord over te voeren, maar toch wensch ik nog even te doen op merken, dat de inkjjk in de stad er zeer zeker niet mooier op wor den zal. Wij hebben in de stad al niet meer zooveel groote boomen, omdat zjj nog al eens hier en daar om ziekten of omdat zij heeten ziek te zjjn, gerooid worden. Die wij nog hebben moeten wjj daar om des te meer apprecieeren. De Voorzitter. Op verzoek van den heer Fockema Andreae moet nu eerst worden beslist over het rooien van de acht oude of zieke boomen, daarna over het rooien van de twee boomen. Wordt zonder hoofdeljjke stemming besloten tot rooiing der acht boomen. Het voorstel tot rooiing der twee boomen wordt aangenomen met 14 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren: De Vries, Fockema Andreae, Verster van Wulverhorst, Stadhouder, Van Lidth de Jeude, Verhey van Wijk, Pera en Van Kempen. IV. Idem van den Directeur der Leidsche Melkinrichting, om een ijzeren pijp te mogen leggen naar de Rjjnsburgersingelgracht. (Zie Ing. St. n". 6b.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdeljjke stemming gunstig op beschikt. V. Voorstel tot verhooging der begrooting, dienst 1894, met f2300 (reiohouden van de gemeente.) (Zie Ing. St. n*. 62.) De Voorzitter. De Commissie van Financien heeft tegen dit voor stel geen bezwaar. Wordt zonder beraadslaging of hoofdeljjke stemming aangenomen. VI. Idem tot wijziging van de heffing van eene belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten of elders. (Zie Ing. St. n'. 53.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdeljjke stemming aangenomen. VII. Idem omtrent de vee- en vleeschkeuring, met staat van af- en overschrijving ad f 1200. (Zie Ing. St. n*. 61.) De Voorzitter De Commissie van Financien heeft tegen dit voor stel geen bezwaar. De heer Zaaijer. Ik heb tegen het voorstel van Burg. en Weth., zooals het daar ligt, geen bezwaar. Toch wensch ik van deze gele-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 3