36
DONDERDAG 22
FEBRUARI 1894.
feens le onderzoeken en niet te zeggen: de deskundigen hebben het
gezegd en dat is voor geen tegenspraak vatbaar.
De heer De Stürler. Ik raoet mij ten sterkste tegen het denkbeeld
van den heer Zillesen verzetten. De Commissie van Fabricage heeft
zich niet op juridisch terrein te begeven, om uit te maken wie van
de partijen gelijk heeft. Daarbij komt dan nog dat, wanneer de
Commissie van Fabricage het een of ander over het rapport der
heeren deskundigen zal zeggen, deze weder zullen antwoorden, en
zoo kunnen wij wel altijd aan den gang blijven. Dat zal zijn de
zaak op de lange baan schuiven, wat voor de aannemers zeiven niet
aangenaam kan zijn. Bovendien is de Commissie van Fabricage reeds
vroeger over de zaak ".gehoord, en is haar rapport aan den Raad
medegedeeld.
De heer Van Hamel. Het komt mij voor niet te zijn eene juridi
sche maar eene bij uitstek technische quaeslie.
Het is een feit dat de aannemers tegenspreken wat de deskundigen
in bun rapport hebben gezegd, en ik zou er daarom prijs op stellen
dat de Commissie van Fabricage een oordeel uitsprak wie gelijk heeft,
de aannemers of de deskundigen.
De Voorzitter. Nadat wij eenmaal de zaak gesteld hebben in
handen van drie deskundigen, geloof ik ook dat wij ons aan hun
rapport moeten houden.
Het verzoek van de aannemers is, zooals de heer Siegenbeek van
Heukelom terecht heeft opgemerkt, samengesteld uit insinuation en
bevat geenerlei nieuwe gezichtspunten, alleen de bewering dat zij
hebben gehandeld op last van den architect. Zij ontkennen niet
fouten gemaakt te hebben, maar trachten de verantwoordelijkheid
daarvan van hunne schouders af le wentelen. Ik kan niet goed be
grijpen wat nog verder in een nader rapport van de Commissie van
Fabricage zou kunnen worden gezegd. De heer De Slurler heeft
gezegd dat het zoude zijn een schuiven op de lange baan.
Ik stem dit geheel toe; het rapport der Commissie van Fabricage
zal weder replieken uitlokken en wij komen niets verder.
De lieer Hasselbach. Ik geloof niet dat de Commissie van Fabri
cage er bijzonder op gesteld is om alsnog een rapport over deze
quaestie te moeten indienen. De Commissie heeft eenmaal over deze
zaak een rapport uitgebracht, wat toen was de paarden achter den
wagen gespannen, en wie dit rapport wil lezen is geheel op de
hoogte van de inzichten van de Commissie van Fabricage. In dit
rapport, wat de Commissie van Fabricage zoo goed is geweest te
geven, staat hare meening uitgedrukt, die natuurlijk niet kan veran
deren, terwijl nu de punten in quaeslie reeds verholpen zijn en er
moeielijk over den gebrekkigen toestand te oordeelen valt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Op verzoek van den heer Van Hamel komt het voorstel van Burg.
en Welh. in stemming en wordt met 18 tegen 5 stemmen aange
nomen.
Tegen hebben gestemd de heeren: Zillesen, Van Hamel, Van Hoe
ken, Hasselbach en Kerstens.
VI. Idem van A. H. Römer, omtrent de wegneming van een vuil
nisbak bij het Plantsoen.
(Zie Ing. St. n'. 33.)
De heer Was. Niet om het verzoek te bestrijden, maar omdat het
advies zoozeer in overeenstemming is met mijne wenschen, verlang
ik Burg. en Weth. mijnen dank te betuigen voor het nader onder
zoek, dat zij hebben willen instellen, waarvan het gevolg is dat aan
den requestrant recht zal worden gedaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van Burg. en Weth.
aangenomen.
VII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1893, ad f 75.
(rente van het legaat Du Rieu ten behoeve van het Stedeljjk Museum).
(Zie Ing. St. n'. 47 eo 54.)
De Voorzitter. De Commissie van Financien heeft hiertegen geen
bezwaar.
VIII. Suppletoire staat van begrooting, staat van af- en overschrij
ving en slaat model A, dienst 1893, respectievelijk ad 4561.78',
j 340.37' en 254.99, tot verhooging van enkele artikelen dier be
grooting en voldoening uit den post voor onvoorziene uitgaven.
(Zie Ing. St. n'. 48 en 54.)
De Voorzitter. De Commissie van Financien heeft hiertegen geen
bezwaar.
Deze staten worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
IX. Verzoek van J. G. A. Frommann, om vrijstelling van school
geld, Gymnasium en Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 51.)
X. Idem als voren van Ph. Van der Heyden, Gymnasium.
(Zie Ing. St. n'. 50.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
XI. Voorstel tot het verleenen van eene jaarljjksche toelage aan
den stadswerkman J. Ranselaar.
(Zie Ing. St. n'. 49.)
De heer Drdcker. Ik heb niets tegen het voorstel van Burg. en
Weih. tot het geven eencr toelage aan één der werklieden, maar
wilde gaarne eenige inlichtingen hebben. In de voordracht slaat,
dat de andere 6 werklieden nog te kort in dienst zijn om voor eene
toelage in aanmerking le komen. Nu wenschte ik gaarne te welen
I'. Hoelang zijn zij in stadsdienst; 2'. hoelang van te voren wordt
hun mededeeling gedaan van hun aanstaande ontslag?
De heer De Storler. In. antwoord op uw vraag diene, dat de
oudste werkman, voor wien de toelage wordt aangevraagd, 22 jaar
in dienst der gemeente is werkzaam geweest. Vervolgens komen er
respectievelijk van 12, 10, 5, 3, 2 en 2 jaar.
Nu zullen w(j trachten zooveel mogelijk de geschiksten als brug
wachters in dienst te stellen. Z(jn zij daartoe evenwel ongeschikt,
zoo moeten zij uit stadsdienst worden ontslagen. Hel voornemen is,
om dit tegen half Maart of April te doen plaats hebben.
De heer Druckbr. Ik kan moeielijk de verdiensten der verschil
lende stadswerklieden beoordeelen, maar in het algemeen geloof ik
wel te mogen zeggen dat iemand die 12 jaren in dienst der gemeente
is geweest aanspraak heeft op een langer termijn van opzegging dan
tusschen nu en half Maart. Wanneer men dergelijke menschen niet
kan plaatsen in eene nadere betrekking, mag men hun wel wat
meer lijd geven om naar eene andere betrekking om te zien dan
enkele weken.
De heer De Sturler. Ik heb gezegd legen half Maart of 1 April.
Dat is juist een tijd waarop de menschen ander werk kunnen krijgeu.
Er is ook kans dat enkelen, zoo zjj willen, bij Gebr. Van Uiden
kunnen geplaatst worden. In elk geval zullen w{j zooveel mogeljjk
voor de menschen zorgen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XII Voorstel tot wijziging van de Verordening op de heffing van
eene Plaatselijke Directe Belasting.
(Zie Ingt St. n'. 318 en 326 van 1893.)
De Voorzitter. Aangezien ik vermoed dat dit punt wel tot eenige
gedachten wisseling aanleiding zal geven, ten minste ik zelf wensch
eenigszing uitvoerig daarover het woord te voeren, stel ik* voor deze
zaak aan te houden tot eene volgende vergadering.
Daartoe wordt besloten.
Niemand verder het woord verlangende wordt de vergadering ge
sloten.
Te Leiden ter Boekdrukkeay van Gebroeders Moak. J