DONDERDAG S Wjj hebben namelijk een pachtsom van 3S10 'sjaars, en op 6en datum zooals men wel eens zegt nog 3 jaren »vastigheid."f Laat ik hier nog bijvoegen, dat wij den heer Duyser hebben uit- genoodigd een verklaring in te dienen, waarbij hij zich verbond deze aanvraag oin ontslag niet in te trekken vóór 1 Mei. Deze methode isliok bij de onderhandelingen met Gebr. Van Ulden toegepast en, naaf ik meen, roet succes. Men had dan altijd eene aanvraag in handen,Jtdie gedurende zekeren tjjd niet kon worden teruggenomen en die iion dienen tot grondslag van voorstellen aan den Raad. Welnu! Dufser heeft op aandrang van zjjne borgen geweigerd eene dergelijke ?ver- klaring te teekenende borgen zeiven hebben hem aangeraden' bij zijn verzoek te blijven. JNu moet ik zeggen dat wanneer wij nog f 10530 te vorderen hebben, het toch wel eenigszins onvoorzichtig zoude zijn, met het oog op de financien, deze vordering op te geven om een leap in the dark te gaan doen. Is het te doen om van den tegenwoordigen pachter al te komen, dan maak ik er opmerkzaam op dat wij toch niet zeker zijn dat deze bij eene nieuwe verpachting niet weder de hoogste inschrijver zoude zijn, omdat hij het benoodigde reeds in bezit beeft en weet wat de zaal kan opbrengen. Men zoude hem dan de pacht niet dan om zeer dringende redenen kunnen weigeren. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Het voorstel van den heer Was lacht mg meer toe dan dat van het Dag. Bestuur. Ten eerste omdat ik volkomen het gevoelen van den heer Was deel, dat het tegenover de andere inschrijvers onbillijk zoude zjjn, wanneer men thans de voorwaarden ten bate van hem die bij in schrijving de pacht heeft verkregen, ging wjjzigcn. Eveneens deel ik de meenmg van den heer Was omtrent de beteekenis van de clausule, dat de verpachter zich het recht voorbehoudt om het tarief te wgzigen. U hebt, M. d. V., gewezen op de interpretatie later door den voor steller van die clausule daaraan gegeven, maar juist omdat er over die clausule niet is gesproken, hebben wjj niet alleen te doen met de verborgen bedoeling van den voorsteller. Wij kunnen niet anders tot de wetenschap komen wat de bedoeling is van den Raad, dan door raadpleging van het artikel zelf. En het artikel heeft klaar blijkelijk niet het oog gehad op verlaging van het tarief maar op verhooging. Gaarne geef ik toe dat wij geene actie zoude hebben te vreezen wanneer wjj het tarief veranderden; ik geloof dat eene dergelijke actie in rechte moeielijk zoude zijn te staven, mRar wjj mogen niet alles doen waartoe wjj rechtens de bevoegdheid hebben. Ook kan ik uwe meening, M. d. V., niet deelen dat het thans zulk een ongunstig moment zoude zijn om lot eene openbare verpachting over te gaan, omdat alle gegevens ontbreken. Integendeel! Voor eene inschrijving en bloc zjjn gegevens ver kregen, door dat een tjjd lang hot oude tarief zonder veel succes is toegepast. Hg die wil inschrijven weet dus dat hij niet kan bere kenen zooveel als liet nu geldende tarief veroorlooft. Iedere in schrijver heeft bovendien twee maatstaven. Hij weet vooreerst dat de tegenwoordige pachter wil blijven tegen betaling van dezelfde pachtsom, wanneer hel tarief wordt verlaagd overeenkomstig het voorstel van het Dag. Bestuur, en ten tweede weet hij ook wat de beer Duyser bij eene verpachting en bloc zal willen betalen. Nu is het waar, zooals u zegt, dat een ieder door zjjn eigen belang zal worden gedrongen, om zoo laag mogelijk in te schrijven. Dezelfde waarborg tegen te lage inschrijving evenwel, die bij elke openbare aanbesteding bestaat, de concurrentie, bestaat hier ook. Daarom zie ik niet in dat de omstandigheden zoo ongunstig zijn; dat niemand zou kunnen welen voor hoeveel hij zou moeten in schrijven. Wjj kunnen er gerust toe overgaan, daar het van den anderen kant billijk is, dat wij den heer Duyser van zijne verplich ting ontslaan. De heer Drucker. Een enkel woord over die f 10530, welke de heer Dekhuyzen ons heeft voorgespiegeld. Dit heeft voorzeker een malhematischen grond, maar het zou, dunkt mij, beter passen in een stelsel, dat de heer Dekhuyzen niet verdedigt, namelijk om alles te te laten, zooals het is. Wanneer de geachte spreker gezegd had: Er ligt nog geld voor dne jaar, laat ons dus de zaak onaangetast laten dan zou ik hier voor nog iets kunnen gevoelen. Dit wordt evenwel door Burg. en Weth. niet voorgedragen. Men wil wel de 10530 sauveeren, maar tevens wil men in hel tariel ingrijpende verandering hrengen. Ik ben het dan ook volkomen eens met den heer Was, dat dit een ongeoorloofde handeling van het Gemeentebestuur zoude wezen. Het zou hetzellde zjjn, als wanneer men aanbesteed een gebouw van twee verdiepingen en nadat men had laten inschrijven en aannemen, legen de aannemers zeide: Gjj behoeft geen twee verdiepingen te bouwen, met ééne neem ik genoegen. De andere inschrijvers zouden zeer natuurlijk daarover ontevreden zijn en zeggen: als wij dat geweten hadden, zouden wjj ook wel lager hebben ingeschreven. lusschen dit voorbeeld en het geval dal ons bezig houdt bestaat misschien een verschil van hoeveelheid, niet van aard. Bovendien het geldt hier niet alleen een zaak van moraliteit, maar zeer zeker ook het belang der gemeente, want wij zullen moeilijker contractanten vinden, wanneer wij onze contracten aldus opvatten Nu wordt er gezegd: wjj hebben het ons voorbehouden. Ik wil in aansluiting aan den heer Fockema Andreae daarover een enkel zeggen. De bedoeling, die wij met die bepaling gehad hebben, is destjjds door niemand uitgesproken. Iedereen heeft thans gelegenheid te zeggen, wat hij daarbij toen gedacht heeft en dan wil ik wel zcggen, dat ik gemeend heb, dat wij die bepaling maakten, om chicanes te voorkomen. Dat wij bijvoorbeeld, zonder dat de pachter kon zeggen: gjj hebt daartoe geen recht, de verhouding lusschen de huren der verschillende zalen eenigzins konden wijzigen, wanneer ons later bleek dat deze niet goed was. Bij voorbeeld de verhouding van 3'! en 25 in 3l) en 28 te veranderen, of in 28 en 25. Dit acht ik rationeel, maar dat men zich zon hebben voorbehouden, het geheele contract van aard te doen veranderen, kan ik niet gelooven, en toch FEBRUARI 1894. 31 stelt men dat hier feiteljjk voor, door de huur der zalen te stellen op de helft van hetgeen inen tot nu toe daarvoor heeft gevorderd. Dat alle gegevens voor een nieuwe verpachting zouden ontbreken, is reeds door den heer Fockema Andreae weerlegd. Ik wensch hier alleen nog bij te voegen, dat er nu in ieder geval meer gegevens zijn dan verleden jaar, toen ook een inschrijving verwacht werd; of men over drie jaar meer zal weten, dan nu, betwijfel ik, want de heer Duyser zal, wanneer wij met hem op een nieuwen voet be ginnen, niet aan de groote klok hangen, hoe hjj daarbij vaart. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Ik hoor nu dat de heer Duyser nog 3 jaren aan zjjn contract gebonden is, ik meende dal dit 7 jaren was. De tweede verpachting heeft toch plaats gehad voor iO jaren? De Voorzitter. Neen, de Raad heeft besloten tot eene verpachting voor den tijd van 5 jaren. ^AN ",0EKEM' e'k 8ev®l deel ik het gevoelen van Burg. en Weth., dat wij wel degelijk in het financieel belang der gemeente kunnen en mogen overgaan tot verlaging van het tarief. Ik ben hel ook eens met u, M. d. V., dat wanneer thans wordt overgegaan lot eene openbare verpachting, ieder lager zal inschrijven dan de tegenwoordige pachtsom. De heer Dekhuyzen. De heer Drucker sprak van voorspiegelen. Het noemen van die f 10530 is volstrekt geene voorspiegeling ge weest, dat is de meest reëele realiteit. Ik heb niets anders mede gedeeld dan dat wij die som volgens het beslaande contract kunnen vorderen. Verder heeft de heer Drucker gesproken over de aanbe steding van een gebouw met twee verdiepingen dat na de gunning werd veranderd in een gebouw met eene verdieping. Ik zou daarop kunnen antwoorden dat hij elke aanbesteding eene bepaling voorkomt omtrent staten van meer of minder werk tegen een vooraf vastgesteld tarief. Dat is juist hetzelfde als de clausule die men bij dit contract op het oog heeft. Wanneer men aanbe steedt een gebouw van twee verdiepingen, terwijl later bljjkt dat slechts eene verdieping noodig is, dan wordt daarin voorzien door die bepaling van het bestek, hoewel ik gaarne toegeef dat men niet al te veel verminderen moet. Naar het mg voorkomt is men echter langzamerhand wat afge weken van de orde. Op 't oogenblik is alleen aan de orde de vraag of men de pacht zal onbinden, ja dan neen. Nu is er evenwel door eenige sprekers reeds getreden in de mé rites van eene verpachting en bloc, en wanneer u bet rajj veroorlooft, M. d. V., zou ik daaromtrent ook wel een enkel woord willen zeggen. De Voorzitter. Ik geloof dat het beter is op dien weg niet voort te gaan, en acht het wenscheljjk eerst eene beslissing omtrent het voorstel van den heer Was te nemen. Indien het wordt aangenomen dan zal de ontbinding van het contract met 1 Mei ingaan. Wanneer dit punt is beslist komt aan de orde het tweede gedeelte van het voorstel van den heer Was. Indien wij nu gaan discussieeren over de mérites van eene ver pachting^ en bloc, dan dwalen wjj langzamerhand geheel af van de vraag die vóór alles moet worden beslist, of nl. het contract met den tegenwoordigen pachter zal worden ontbonken, ja dan neen. De heer Was. M. d. V.zegt dat wanneer eerst beslist is over het eerste gedeelte van mjjn voorstel, dan eerst het tweede gedeelte aan de orde komt. Mag ik u doen opmerken dat mijn voorstel één geheel is. liet strekt om den Raad te doen besluiten het verzoek van den pachter in te willigen, om daarna te doen plaats hebben eene tweeledige inschrijving. Mijn voorstel kan derhalve niet worden gesplitst, de Raad moet zich wel degelijk tegelijk uitspreken over de drie deelen daarvan. De Voorzitter. Dat was ook mjjne bedoeling. Maar wij kunnen toch niet discussieeren over ondcrdeelen van uw voorstel voordat het hoofdbeginsel is uitgemaakt dat de pachter zijn verzoek om ontbin- binding van het contract zal worden toegestaan, dan kunnen wjj de vraag behandelen welke weg wjj verder zullen volgen. De heer Was. Neen, M. d V., op die wjjze wensch ik mijn voor stel niet in stemming gebracht te zien; ik wensch niet eerst uitge maakt te zien of men den pachter zal ontslaan, iets wat den pachter en zjjne borgen natuurlijk zeer aangenaam zoude zjjri. Neen, wil men het eerste gedeelte aannemen, dan moet men ook het tweede en derde gedeelte legeljjk daarbij aannemen. Splitsing is niet mogeljjk. De Voorzitter. Het is ondenkbaar, dat de Raad zou kunnen be slissen, om den pachter te ontslaan en daarna de volgende voorstellen zou verwerpen. Er moet toch een pachter zijn. De lieer Fockeha Andreae. Is het niet het eenvoudigst den weg te volgen die ons reglement van orde voorschrjjft, dat namelijk de onderdeelen afzonderlijk in stemming worden gebracht en daarna het voorstel in zjjn geheel? De Voorzitter. Ik zal alsdan het eerste gedeelte van het voorstel van den heer Was in omvraag brengen. De heer ^De Goeje. Er is door den heer Was gezegd, dat het woord «mits dat in bet stuk van Burg. en Weth. voorkomt, niet in het oorspronkelijk request staat. Door u is hierop geantwoord, dat de pachter mondeling verklaard heeft, dat dit toch zijn bedoeling was. Is dus het stuk eenvoudig slecht gesteld, en werkeljjk bedoeld dit tot voorwaarde te maken Wjj kunnen toch mociljjk gebruik maken van het slechte stellen van een adres, wanneer de steller zegt, dat zijn bedoeling anders was. De Voorzitter. De pachter heeft ons medegedeeld dat het zjjn bedoeling was, dat, wanneer zjjn ontslag werd aangenomen, de ge meente levens alles zou overnemen. Daarom hebben wij hem ge- yraagd een ljjsl en taxatie over te leggen van alle voorwerpen en inrichtingen welke naar zjjne meening voor overname in aanmerking

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 3