30 DONDERDAG 22 Nu wil ik al dadeljjk als mijn gevoelen te kennen geven, dat door Burg. en Weth. dit verzoek van den pachter niet nauwkeurig aan den Baad is medegeeld. In n'. 14 van de Ing. Stukken zeggen Burg. en Weth. «Door B. M. Duyser, pachter van het buffet der Gehoorzaal werd andermaal een verzoek ingediend om vermindering van pacht of wel 0111 als pachter te worden ontslagen, mits hetgeen door hem in de zaal is aangebracht ten behoeve van de exploitatie tegen den kostcnden prijs door den nieuwen pachter worde overgenomen." Dit »mits" nu is eene bijvoeging van Burg. en Weth. want leest men het adres van den pachter dan ziet men dat hjj eenvoudig vraagt om van de pacht ontslagen te worden. In het zittingverslag van 16 November 1893, waarin het request van den pachter is opgenomen, lees ik: Hij neemt daarom nogmaals dc vrijheid, om, bij Uwen Raad om vermindering van pacht aan te dringen, of zoo dit niet mogelijk is, hem dan als pachter te ontslaan." Aan het slot van zijn request voegt hjj er aan toe: .Mocht Uwe Raad kunnen besluiten hem van de pacht te ontslaan zoo is hjj zoo vrij hierop Uwe aandacht te vestigen, en te verzoeken, dat, nl. het door hem aangebracht getimmerte en 't geen hij verder voor de ex ploitatie heeft aangeschaft, door den nieuwen pachter tegen den koslen- den prjjs zal worden overgenomen. Te versoeken" Het is dus zuiver een verzoek, maar niet eene voorwaarde waarop hjj van de pacht ontslagen wenscht te worden. Nu komt hel mij voor, dat wil men het bestaande contract wijzigen, wil men billijk blijven tegenover de andere inschrijvers, men hel verzoek van den legenwoordigen pachter om de overeenkomst te ontbinden moet inwilligen. De Raad is dan volkomen vrij om de zaak te regelen zooals hij noodig oordeelt. Nu zegge men niet dat de Raad bevoegd is het tarief te verlagen op grond, zooals in eene vorige vergadering is beweerd, van de be paling van het contract, dat de verpachter zich het recht voorbehoudt om wjjzigingen in hel tarief te brengen, zonder dat dit eenigen in vloed kan hebben op de pachtsom. Het spreekt van zelf dat dit voorbehoud niet de strekking hebben kon om den pachter eventueel te bevoordeelen, maar wel om den verpachter de vrijheid te ver zekeren, desnoods de pacht ten nadeele van den pachter te kunnen wjjzigen Dit blijkt ten overvloede uit de woorden: zonder dat dit eenigen invloed kan hebben op de pachtsom. Men had natuurlijk de reserve niet behoeven te maken, wanneer men de wijziging wenschle te maken ten voordeele van den pachter. Deze zou daar steeds in toestemmen Ër is bedoeld dat de pachter zich niet tegen elke wijziging in het tarief zou kunnen verzetten, dat men het zelfs kon verhoogen, zon der dat dit eenigen invloed op de pachtsom zoude hebben. Deze clausule is aan het slot der vergadering op verzoek van den Voorzitter in de overeenkomst gebracht en er is verder geen woord over gesproken. Ik acht dus de gemeente, wanneer het verzoek van den pachter wordt ingewilligd volkomen vrjj, doch op dit oogenblik wensch ik niet in het breede te bespreken, welken weg wjj moeten inslaan. Het komt mij voor dal verhuring en bloc de voorkeur zoude ver dienen boven tariefswijziging, maar het is voor de gemeente volkomen onverschillig of eene verhuring en bloc, dan wel eene verlaging van tarief wordt ingevoerd Voor de gemeente komt het alleen hierop aan: dat de Gehoorzaal voor de ingezetenen zoo gemakkelijk mogeljjk te verkrijgen is en dal de gemeentekas er zooveel mogeljjk bij gebaat wordt. Daarom komt bel mij voor dat de Raad, wanneer hjj besluit lot inwilliging van het verzoek van den pachter, eene tweeledige inschrijving moet uitschrijven, namelijk: verhuring en bloc en verlaging van tarieven, later uit te maken, welke inschrijving voor de gemeente het meeste voordeel aanbiedt. Op grond daarvan wensch ik het volgend voorstel te doen: De Raad besluit: 1*. Het verzoek van den pachter der Gehoorzaal, om de bestaande overeenkomst te ontbinden, in te willigen; 2®. daarna een tweeledige aanbesteding te houden: a. Op nader door den Raad vast te stellen voorwaarden, de zaal te verhuren en bloc; b. De zaal te verhuren volgens tarief, gewjjzigd overeenkomstig het laatste voorstel van Burg. en Weth., of wel op nader door den Raad vast te stellen voorwaarden. 3'. Over de gunning naar aanleiding van de tweeledige inschrijving, door den Gemeenteraad te doen beslissen. Ik heb bij dit voorstel heel weinig te voegen. Alleen komt het mjj voor dat wanneer men besluit het tarief te herzien, men de tariefsverlaging niet in alle opzichten en op alle openbare vermake lijkheden moet toepassen. Degenen die verlaging van tarief hebben aangevraagd, kan het weinig schelen of zjj dit verkrijgen langs den een of langs den anderen weg. Nu weet ik dat de requestranten wijzen op de belangen der be lastingschuldige ingezetenen, maar men moet niet uit het oog ver liezen, dat, wordt het tarief met 50 pCt. verlaagd, men om dezelfde som voor de gemeentekas te verkrijgen, de zaal tweemaal zooveel als tot dusver zal moeten verhuurd worden. Of dit nu van die verla ging het gevolg zal wezen, meen ik te moeten betwijfelen. Wanneer ik voor de belastingschuldige ingezetenen opkom, komt het mjj voor, dat wanneer wij onze groote concerten in de Gehoorzaal houden, wjj daarvoor behoorlijk kunnen en moeten betalen. Hctzellde geldt voor kerraisvertooningen, paardenspel enz., in één woord voor die openbare vermakelijkheden, welke den pachter een groote recette verzekeren. Onbilljjk zou het juist zijn tegenover de belastingschul digen, dat de grootcre vereenigingen, met hel oog waarop de zaal zoo ruim is gebouwd, haar voor een prikje zouden kunnen huren. M. d. V.! Ik wensch daarbjj nog voor te stellen de ontbinding te doen ingaan met 1 Mei a. s. UARI 1894. Het voorstel van den lieer Was wordt voldoende ondersteund en maakt^derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De ^oorzitteb. Wanneer ik met een enkel woord antwoord op hetgeen door den heer Was in het midden is gebracht, dan wensch ik er iin de eerste plaats op te wijzen, dat de gemeente zich wel dcgelijK het recht heeft voorbehouden om het tarief te wijzigen, zoowelj te verhoogen als te verlagen. De opvatting van den heer Was daaromtrent moge eene andere zijn, maar de clausule is er door den Voorzitter bijgevoegd zonder dat iegtand in den Raad het woord daarover heeft gevraagd, zoodat van dergelijke opvatting niets gebleken is. Het is echter niet moeielijk uit te maken wat de bedoeling van den Voorzitter is geweest bjj het voorstellen van die clausule. Wanneer wjj ons herinneren hetgeen door hem bij gelegenheid dat deze zaak hier behandeld werd daaromtrent is gezegd, dan kan het aan geen twjjfel onderhevig zjjn of hjj bedoelde wel degcljjk met die clausule dat ook het tarief verlaagd zou mogen worden. En degeen die de clausule heeft voorgesteld, zal toch zeker wel het meest be voegd zjjn te oordeelen over zjjn eigen bedoeling. De heer Was heeft ook beweerd dat de woorden van den pachter niet juist door Burg en Weth. zijn wedergegeven, omdat in het rap port van Burg en Weth. wordt gezegd dat de pachter verzoekt van de pacht te worden ontslagen mits hetgeen door hem in de zaal is aangebracht door den nieuwen pachter worde overgenomen, terwijl in bet adres van den pachter slechts sprake is van een verzoek. Wat dit punt betreft kan ik mededeelen dat de pachter ons mondeling heeft medegedeeld, dat dit overnemen eene voorwaarde was Ik geef echter dadelijk toe dat deze zaak van betrekkelijk weinig belang is. want het staat den Raad geheel vrij om die voorwaarde al dan niet aan te nemen. De Raad kan het voorstel van den heer Was aannemen, om eenvoudig het verzoek van den pachter tot ont binding van de bestaande overeenkomst in te willigen zonder ineer, zonder daaraan eenige voorwaarde te verbinden Dan vervalt die voorwaarde van den pachter van zelve. De Raad is geheel vrij om het verzoek van den pachter met of zonder die voorwaarde in te willigen. Wat nu het voorstel van den heer Was zelve aangaat, om nu reeds te besluiten tot ontbinding van de pacht, ik moet de aanneming daarvan ten sterkste afraden, omdat ik eene ontbinding op dit oogen blik zeer ontijdig acht. Ontjjdig omdat wij nog geene ondervinding hebben omtrent de opbrengst der verhuring der lokalen door de ge meente zelve, tegen een verminderd tarief. En gaan wij thans over tot eene nieuwe openbare verpachting, dan missen ook cventueele inschrijvers een maatstaf bjj het doen hunner inschrijvingen. Wij hebben een tarief gemaakt en daarmede eene proef genomen. De ondervinding heeft echter geleerd dat het te hóóg is. Die proef heeft dan een slechten grondslag gehad en kan derhalve niet gelden als maatstaf. Neemt men daarentegen het voorstel van Burg. en Weth. aan, om lagere tarieven in te voeren, dan heeft men nog een paar jaar den tjjd om te zien. hoe die nieuwe tarieven zullen werken; wij hebben alsdan betere gegevens om na afloop van dien termijn tot een openbare verpachting over te gaan of en bloc, of wel te con- tinueeren de zaal te verhuren tegen een lager tarief, zooals de Raad alsdan zal beslissen, maar om nu reeds bjj gebrek aan gegevens, na een mislukte proef met het verhuren der zaal genomen te hebben, over te gaan lot een nieuwe openbare verpachting, acht ik zeer on tijdig en dit kan onmogelijk in het belang zjjn der gemeente-financien, noch van het publiek, noch van den pachter. Ëvenlucele inschrijvers hebben geen vasten grond, geen verleden waarop zij hunne inschrij ving zullen kunnen baseeren; hun eigenbelang en voorzichtigheid zullen hen derhalve noopen vooral niet te hoog in te schrijven. Heeft men daarentegen nog een paar jaar geduld, dan zal de toestand an ders zjjn en dan zullen de eventueele inschrjjvers meer weten, waar aan zij zich met de opbrengst der huur te houden hebben. Dit zjjn de bezwaren die Burg en Weth. hebben tegen eene ont binding nu reeds van hel contract. Met opzet zwijg ik over de voor- en nadeelen van een verhuring en bloc, omdat ik meen dat eerst moet worden uitgemaakt, of wjj hel contract zullen ontbinden, ja dan neen. Nadat eerst hieromtrent een besluit is genomen, kunnen de voor- en nadeelen van eene ver huring en bloc in discussie komen. De heer Verheï van ^ijk. M. d. V.! Ik was eerst voornemens te stemmen vóór het voorstel van Burg. en Weth., maar nuj ik gehoord heb het voorstel van den heer Was, lacht mjj dit meer toe, vooral omdat het ingekomen stuk n®. 28 van het Dag Bestuur mjj niet bevalt. Wat zou toch hiervan het gevolg zijn? Groote maatschappijen, die gecenseerd worden over een ruime kas te beschikken, zouden een hoog tarief moeten betalen, terwjjl de 10 vereenigingen, die het adres onderteekend hebben, waarschijnlijk een verlaagd tarief zouden krijgen. Maar het Dag. Bestuur houdt hier geen rekening met het volgende: De laatste zullen van 7 uur 's avonds tot 6 uur 's morgens gebruik maken van de zaal, terwjjl de muziek-maatschappijen slechts voor een paar uur huren. Zjj zouden hiervoor moeten betalen een hoog tarief, terwjjl de anderen, voor een gebruik van driemaal zoo veel uren, een laag tarief te betalen hebben. De groote maatschappijen kunnen met Burg. en Weth. niet gaan marchandeeren, maar zij zullen wel tot overeenstemming zien te komen met den pachter, die het recht heeft, het tarief op het gestelde maximum te houden. Ik geloof dus, dat het beter is het voorstel van den heer Was aan te nemen en niet mede te gaan met dat van hel Dag. Bestuur. De heer Dekhuyzen. M. d. V.! Wanneer ik mjj alleen bepaal bij de quaeslie die thans aan de orde is. of wjj naraeljjk zullen ontbin den of niet, dan wensch ik er met nadruk op te wjjzen, dat wjj met 1 Mei aanstaande nog te vorderen hebben -— gewaarborgd door twee goede borgen de som van f 10.530. UaI I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2