16 De door ons ontworpen gewyzigde voorwaarden worden hierbij ter vaststelling aangeboJen, terwijl wat het tarief betreft naar onze meening het bestaande als maximum-tarief zoude moeten wprden vast gesteld. Voorwaarden der verpachting van de exploitatie der Gehoorzaal te Leiden. Art. 1. De gemeente Leiden verpacht in het openbaar hel aanhaar toebchoorend gebouw genaamd de Gehoorzaal, en de paehterswoning met de zich in die gebouwen bevindende waterleidingen, verwarmings toestellen en gasleidingen. De pachter is verplicht een en ander aan te wenden overeenkom stig de beslemming der Gehoorzaal voor tentoonstellingen en concer ten, allerlei soort van openbare vermakelijkheden en bijeenkomsten, voor het geven van particuliere partijen, bals, diners en voor het houden van koffiehuis en restauratie. i Voor verkoopingen van roerend goed heeft de pachter telkens de toestemming van Burg. en Weill, noodig. 1 Art. 2. De verpachting geschiedt voor den tjjd van vijf jaren, ingaande 1 Mei 1894 en dus eindigende uit. April 1899. De betaling van de pacht geschiedt bij driemoandelijksche termijnen, by vooruitbetaling op den eersten werkdag van elk kwartaal ten kantore van den Gemeente-Ontvanger te voldoen. Art. 3. De voordeelen onder deze verpachting bedoeld, bestaan in: a. het kosteloos bewonen der vertrekken, voor den pachter cn zijn gezin ingericht, en het gebruik van hel kantoor; b. hel verhuren van alle zalen en vertrekken voor de doeleinden genoemd in art. 1 met inachtneming van het maximum tarief in deze voorwaarden vermeld; hebbende de pachter het recht vooruitbetaling van den huurprys te vorderen. c. hel gebruik van het in de Gehoorzaal aanwezig aan de gemeente loebehoorend meubilair, benevens van de gasinrichtiDg, waterleiding en verwarmingstoestellen; d. het exploiteeren van de koffiekamer als zoodanig en de buffet kamer van den foyer, alsmede het gebruik van de aanrechtkamer, kleedkamer, wyn-, bier- en brandsloffenkelder, lift, provisiekamer, sous- terrain «nz.; e. het leveren van ververschingen en verdere benoodigdheden by het gebruik der lokalen. Art. 4. De pachter is verplicht: a. het gebouw zelf te bewonen, doch is bevoegd, na bekomen goed keuring van Burg. en Weth. in zyne plaats een ander te stellen, welke persoon alsdan aan dezelfde verplichtingen zal onderworpen zyn als de pachter, op wten echter de geheele veranlwoordelykheid blijft rusten; b. de koffiekamer van een doelmatig ameublement, de toiletkamer van handdoeken, zeep en closetpapier en de buffetkamer bij den foyer en het buffel in de koffiekamer van een voldoenden buffetinventaris te voorzien; voorts in den foyer een los buffet en een toonbank te plaatsen in haftionie met het lokaal, alles ten genoege van Burg. en Weth. c. steeds voorhanden te hebben de noodige ververschingen en zich te houden aan de pryzen vermeld op het door Burg. en Weth. goed te keuren tarief; d te zorgen voor voldoende bediening, ter beoordeeling van Burg. en Weth.; e. ten allen tyde beschikbaar te stellen een klachtenboek ter tn- schryving van klachten over de vervulling van zijne verplichtingen als pachter, en dit boek elke maand in de eerste Vergadering van Burg. en Weth. aan dezen ter inzage te geven en voorts zoo dikwyls zulks door dit College verlangd wordt; f. zorg te dragen voor het behoorlyk bewaken, sluiten, luchten, schoonhouden en in orde brengen der lokalen en van de portalen, gangen en trappen, zullende echter eenmaal 'sjaars het gebouw, met uilzondering van de door den pachter bewoonde of gebruikte ver trekken, van wege de gemeente voor rekening van den pachter worden schoongemaakt. Be parketvloer in den foyer zal iedere maand minstens eenmaal van wege de gemeente voor rekening van den pachter worden geboend; g. op zich te nemen het onderhoud van het verpachte overeen komstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende huur en verhuur, zoomede hel onderhouden en vernieuwen van de gas- en waterleidingen, van de gasornamenteu en van de verwarmings- inrichtingen alsmede de pullen, regenbakken en secreten schoon te houden; h. over te nemen de goederen en inrichtingen door den tegen- woordigen pachter ten behoeve van de exploitatie in de Gehoorzaal aangebracht en voorkomende op de door hem ingeleverde lijst, alles volgens taxatie en in den toestand waarin het zich op 30 April 1894 zal bevinden. De taxatie zal geschieden door drie deskundigen van welke een wordt benoemd door Burg. en Weth., een door den pachter en een door den eigenaar van de over te nemen voorwerpen. j. te vergoeden alle kosten van beschadiging der lokalen, portalen, gangen, trappen enz. voor zooverre zulks aan gebrek van voorzorg, aan onachtzaamheid of nalatigheid van den pachter is te wijten, ter beoordeeling van Burg. en Weth.; het beschadigde zal van gemeente wege worden hersteld. L van elke verhuring tijdig kennis te geven aan Burg. en Weth. en bij weigering om een of meer der lokalen te verhuren tegen tarief, daarvan mede kennis te geven aan Burg. en Weth., met vermelding van de redenen; gegadigden hebben beroep op Burg. en Weth., die beslissen, aan welke beslissing de pachter verplicht is zich te onder werpen. Art. 4. Wanneer aan het gebouw, betzy van binnen, lietzy van buiten, eenige schade mocht worden toegebracht, alsook wanneer de gasinrichting, de waterleiding, de verwarmingstoestellen of het ameu blement herstelling of onderzoek vorderen, geeft de pachter daarvan onmiddellijk schriftelyk kennis aan den Gemeente-Architect. Art. 5. Aan den pachter is de zorg en het toezicht opgedragen over het ameublement aan de gemeente toebehoorende; wanneer daaraan iets beschadigd is of ontbreekt geeft hij daarvan schriftelijk kennis aan den Gemeente-Architect. De pachter is verplicht de schade aan het ameublement toegebracht aan de gemeente te vergoeden, behoudens zyn recht van verhaal op hen die de sehade hebben veroorzaakt. Art. 6. Bij hel aanvaarden van de pacht wordt hem een duplicaat van den inventaris van de aan de gemeente behoorende goederen gegeven, waarvan het origineel door hem wordt onderteekend; bij verandering van meubilair zal de inventaris dienovereenkomstig worden gewijzigd. Zoodra blijkt dat eenig op den inventaris vermeld voorwerp niet meer aanwezig is, dan is de pachter daarvoor aan sprakelijk en tol vergoeding verplicht. Art. 7. Door den pachter moet een daartoe geschikt persoon (ter beoordeeling van Burg. en Weth.) voor de bediening en het onderhoud der inrichtingen voor de verwarming worden aangesteld en in dienst gehouden. Wanneer die persoon niet aan de door Burg. en Weth. ge stelde cischen voldoet, zyn deze bevoegd op kosten van den pachter een ander ter hunner keuze aan te stellen. Burg. en Weth. behouden zich het recht voor om gedurende den geheelen pachttyd de verwarmingstoestellen ten allen tijde te doen onderzoeken; zonder hunne toestemming mogen daaraan geene veran deringen of herstellingen geschieden. Art. 8. B(j het aanleggen, veranderen en herstellen van leidingen voor bierpompen, voor wateraanvoer of voor electrische schellen of spreekbuizen en in het algemeen overal waar voor het aanbrengen door den pachter van inrichtingen, toestellen of voorwerpen ten be hoeve van de exploitatie, breekwerk, het opnemen van vloeren enz. noodig is, moeten alle gemaakte beschadigingen, van welken aard ook. volkomen ten genoege van Burg. en Weth. worden hersteld. Het aanbrengen van deze verschillende zaken moet steeds in overleg met Burg. en Weth. geschieden. De bovenbedoelde leidingen mogen na hel einde van den pachttyd door den pachter niet worden weggenomen, maar blyven tegen be taling van de te taxeeren waarde het eigendom van de gemeente. De taxatie geschiedt door drie deskundigen, van welke een wordt benoemd door Burg. en Weth., een door den pachter en de derde door de beide benoemde deskundigen, of, in geval van verschil tus- schen hen, door den Kantonrechter te Leiden. Art. 9. Alleen op de daarvoor opzettelyk bestemde plaatsen mogen advertentiebladen worden aangeplakt of advertentieborden opgehangen. Art. 10. De pachter zal boven en behalve hetgeen by de vastge stelde tarieven voor ververschingen en zaalhuur is bepaald, niets anders in rekening mogen brengen dan eeue kleine vergoeding voor het bewaren van kleedingstukken en het verhuren van voetbankjes, voet kussens en warmwalerstoven; stoven met vuur mogen niet worden gebruikt. Art. 11. Alle kosten van verlichting, duinwaterverbruik en verwar ming zyn voor rekening van den pachter. Bij het gebruik of de beproeving der brandkranen zal het verbruikte water den pachter worden vergoed. Art. 12. De pachter zorgt voor het tijdig in orde brengen van de lokalen, voor behoorlyke verwarming en ventilatie, het aansteken der lichten, het plaatsen en verplaatsen der stoelen wanneer de zalen ge bruikt worden, voor de bediening en het aansteken der lichten in de garderobe aan de zyde van de Breestraat, wanneer de groole zaal of de foyer, en in de garderobe aan de zijde van de Aalmarkt, wan neer de bovenzaal of de receptiekamers worden gebruikt. Art. 13. De pachter zal te allen tijde toegang moeten verleenen aan de leden van het Dag. Bestuur en van de Commissie van Fabricage, aau den Gemeente-Architect en den Directeur der Stedelijke Gasfabriek met het door hen noodig geacht materieel en personeel, ten einde zij zich kunnen overtuigen van den toestand van gebouw, meubilair, inrichtingen, gasleidingen enz. Evenzoo zal de pachter moeten toestaan dat door de Directie der brandweer alle maatregelen genomen worden, ter voorkoming van brand en van die welke noodig worden geacht voor d^ veiligheid der bezoekers bij eventueel ontstaan van brand. De stadswerklieden, die van wege Burg. en Weth. worden aangewezen om als brandwacht dienst te doen, moeten door den pachter worden betaald. Indien groote zaal, foyer, rook- en receptiekamers gebruikt worden 4 man, per uur en per man 15 ets. voor groote zaal, rook- en receptiekamers 4 man, per uur en per man 15 ets., voor kleine zaal, receptiekamer en foyer 3 man, per uur en per man 15 ets., voor kleine zaal 2 man, per uur cn per man 15 ets., voor foyer alleen 2 man, per uur en per man 15 ets., voor receptiekamer 1 man, per uur 15 ets. Art. 14 De pachter zal noch in het gebouw, noch in de pachters- woning petroleum mogen gebruiken of aanwezig hebben. Art. 15. De pachter moet gedoogen dat zoo dikwijls Burg. en Weth. dit noodig achten de verschillende lokalen van wege de gemeente worden geverfd; hy moet ze daartoe desgevorderd tydelyk huilen gebruik stellen. Art. 16. De pachter is verplicht alle urinoirs voortdurend te doen doorspoelen uit de daartoe aangebrachte waterleiding tydens het ge bouw voor het publiek geopend is. Burg. en Weth. zullen van deze bepaling tijdelijke ontheffing ver leenen voor die urinoirs, welke niet geregeld in gebruik zijn en voor alle urinoirs wanneer 's winters gevaar voor het bevriezen der water leiding bestaal. Art 17. Bij de plaatsing van de stoelen in de zalen en balcons moeten de noodige gangen in beide richtingen, tusschen de stoelrijen ten genoege van Burg. en Weth. worden opengehouden. Bij alle in het gebouw te houden bijeenkomsten moeten de toegangen lol de noodtrap en tol de nooduitgangen geheel vry worden gehouden en moeten deze op duidelijke wyze worden aangewezen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2