DONDERDAG 25 JANUARI 1804. 17 zeker overgebleven uit eene vroegere redactie, want hier heeft die aanduiding geen zin, daar er van B geen sprake is. De Voorzitter. Uwe opmerking is juist. Die letter A moet ver vallen. Thans zal ik in stemming brengen het principe der geheele Veror dening, uitgedrukt in de eerste alinea van art. 1. De uitslag der stemming is, dat 18 stemmen zich voor en 3 tegen het principe hebben verklaard. Voor hebben gestemd de heeren: Drucker, Dekhuyzen, Siegenbeek van Heukelorn, Kaiser, Stadhouder, Van Hoeken. Van Kempen, De Goeje, De Vries, Du Rieu, Zaaijer. Pera, Zillesen, De Sturler, Driessen, Verhey van Wjjk, Van Lidth de Jeude en de Voorzitter. Tegen hebben gestemd de heeren: Van Hamel, Fockema Andreae en Le Poole. Sub 5® wordt aan het art. toegevoegd: »Het havengeld kan voor de sub 2 en 3 bedoelde vaartuigen over een geheel jaar, bjj wjjze van abonnement, vooruit betaald worden. Hel bedraagt een gulden per Ms per jaar voor elk vaartuig beneden 10 M3 per jaar, en bovendien voor elk vaartuig van 10 M3 en daar boven vyftig cents per jaar voor elke M3 meer dan negen M3. De heer Do Rieu. M. d. V,! Is er eene bepaalde reden waarom aan stoombooten het nemen van abonnement niet wordt toegelaten? U hebt alleen gesproken over de vaartuigen sub 2 en 3 bedoeld. De Voorzitter. Ik geloof dat uwe opmerking volkomen juist is. Het is de bedoeling om ook stoombooten de gelegenheid te geven abonnement le nemen alzoo ook de vaartuigen bedoeld sub 1. De heer De Goeje. Wanneer wij voor vaartuigen beneden de 10 M3 het tarief voor elke reis vaststellen op 10 cents, doch bjj abonnement op f 1 per M3 en per jaar, wordt dit abonnement dan niet te hoog berekend? De Voorzitter. Neen, dat ejjfer is volkomen juist. De beer Siegenbeek van Heukelom. Zjjn onder de vaartuigen be neden de 10 M3 ook begrepen de kleine roeibootjes? De Voorzitter. Alleen de roeibootjes behoorende bjj een vaartuig waarvoor havengeld wordt betaald, zjjn vrjj. De heer Siegenbeek van Heukelom. Dus zjjn plezier-roeibootjes onderworpen aan eene belasting van 1 per jaar en per M3. Dat is eene enorme belasting. De heer Dekhutzen. Roeibootjes kunnen een ligplaats aanvragen en daarvoor liggeld betalen. Dan zjjn zij van de betaling van haven geld vrjjgesteld. Dat kan juist eene zeer goede maatregel worden ten aanzien van de roeibootjes der zoogenaamde peuëraars, die nu overal maar gaan liggen en dikwerf aanleiding geven tot allerlei onaange naamheden. Moeten die nu eene ligplaats aanvragen, dan is er tegelijk meer politietoezicht op. De heer Siehenbeek van Heukelom. Is die zaak wel goed over wogen, want het getal van die kleine roeibootjes is legio. De Voorzitter. Ik kan den heer Siegenbeek van Heukelom wel geruststellen, want het is natuurlijk niet de bedoeling om de Ver ordening met alle gestrengheid op die kleine roeibootjes toe te passen, die ongeveer 1 M3 inhoud hebben. De heer Van Hoeken. Ik vind de opmerking van den heer Siegen beek van Heukelom juist. Er komen verscheidene kleine vaartuigen in de stad, die geen ligplaats hebben. Deze zullen misschien een in- houdsgrootte van 1 of 1^ ton hebben. Daarom zou het aanbeveling verdienen en stel ik dus voor: vrijstelling te verleenen aan vaartuigen ter grootte van beneden de 2 ton. De Voorzitter. Burg. en Weth. nemen het voorstel van den heer Van Hoeken over en er wordt dus in art. 5 een nieuwe littera e bjjgevoegd: «Kleine vaartuigen beneden de twee ton". De beer Siegenbeek van Heukelom. Zou de heer Van Hoeken ook misschien duidelijk kunnen aangeven, welke vaartuigen men daar onder te verstaan heeft? De heer Van Hoeken. Twee ton is reeds een knap schuitje, zoowat de grootte hebbende van de bekende Leidsche peuerbootjes. M. d. V.! Er komt in dit art. een bepaling voor omtrent de hout vlotten. Het zou wenscheljjk zjjn, dat daarbjj de lengte werd aange geven. Ik zie wel kans om een vlot te maken van 100 M. en dat is met /0.25 wel niet betaald, dunkt mjj. De^ Voorzitter. Ik geloof, dat die bepaling overbodig is, daar de Politie-Verordening daarin voorziet. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 1 wordt zonder hoofdeljjke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 2, luidende: •Als netto-inhoudsgrootte van een vaartuig wordt aangenomen die volgens den Rjjksmeetbrief. Bjj gemis aan een meetbrief kan ook worden aangenomen de in houd volgens het patent of ander document, ten genocge van den ambtenaar, voor de ontvangst der belasting aangewezen. Bjj gebrek daarvan of bjj weigering om het stuk te vertoonen, wordt de inhoud van het vaartuig door den ambtenaar of diens ge machtigde geschat en is de belasting naar de schatting verschuldigd, tenzij de schipper of eigenaar verkiest, dat het vaartuig op zijne kosten door een deskundige, door Burg. en Weth. aan te wijzen worde ge meten, volgens de regelen daarvoor bjj het Rjjk vastgesteld of nog vast te stellen. Wanneer het havengeld naar sehatting is geheven en binnen twee maanden na de betaling daarvan een Rjjksmeetbrief wordt aange boden, wordt, tenzjj de schatting het gevolg was van weigering om het stuk te vertoonen, het te veel berekende teruggegeven". De heer Kaiser. Wanneer aangenomen zal worden dat schuiten van 2 ton vrij zullen zijn, hoe zal dan deze grootte uitgemaakt worden? Een meetbrief hebben zjj natuurlijk niet, en toch dient men den inhoud te kennen. Men zou daarmede in moeilijkheden kunnen komen. De Voorzitter. Bij gemis aan een Rjjksmeetbrief, voorziet daarin alinea 3 van het artikel. Art. 2 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De artt. 3, 4 en 5, waarin is toegevoegd eene nieuwe alinea e: Roeibootjes beueden de twee ton, 6 en 7 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdeljjke stemming goedgekeurd. De ontwerp-Verordening in haar gr heel in stemming gebracht, wordt aangenomen met 17 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heeren: Van Hamel, Fockema Andreae, Le Poole en Zillesen. In behandeling komt: de ontwerp-Verordening betreffende de invor dering der havengelden, voor vaartuigen die de gemeenlewateren in Leiden binnenkomen. De artt. 1 tot en met 4 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdeljjke stemming goedgekeurd. De ontwerp-Verordening in haar geheel wordt aangenomen met 20 tegen 1 stem, die van den heer Zillesen. De heer Zillesen. M. d. V.! Dat ik tegen gestemd heb is een abuis, mijne bedoeling was te stemmen vóór de Verordening op de invordering der gelden. V. Idem tot wjjziging van de heffing van bruggeld en tot rege ling van bediening der bruggen bjj nacht. (Zie Ing. St. n*. 42 en 20.) VI. Idem betrekkelijk de verhuring van den kelder onder het Raadhuis aan J. A. Frank. (Zie Ing. St. n*. 43.) Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdeljjke stemming aangenomen. VII. Idem. betrekkeljjk de pacht en het tarief der Gehoorzaal met de daaromtrent ingediende adressen. (Zie Ing. St. n®. 14.) De heer Fockema Andreae. U heeft er, M. d. V., zoo juist op ge wezen, dat het niet zonder bedenking was, om een artikel van de Verordening aan te houden, omdat één der leden niet tegenwoordig was. Men heeft u dat toegegeven. Niettegenstaando dit besluit, neem ik thans toch de vrjjheid u te verzoeken dit punt van de agenda wel aan te houden. Het geldt hier een zaak waarvoor in het bjjzonder de heer Was zich steeds heeft geïnteresseerd. Er komt hierbij straks eene quaestie, die al is zij niet aan de orde gesteld, toch wei zal besproken worden, of men niet beter zoude doen met het aanbod van den heer Duyser aan te nemen, om hem van zijn pacht te ontslaan en dan de Gehoorzaal en bloc te verhuren. Is het nu niet geoorloofd uit beleefdheid deze zaak uit te stellen tot een volgende vergadering, als wanneer de heer Was wel tegenwoordig kan wezen en zjjn stelsel verdedigen? Ik doe daartoe het voorstel; wanneer evenwel het Dag. Bestuur daartegen overwegende bezwaren zoude hebben, dan zou echter even eens de beleefdheid maar nu tegenover het Dag. Bestuur mjj nopen mijn voorstel wederom in te trekken, maar, naar het mjj voor komt, is de zaak niet zóó dringend. De Voorzitter. Namens het Dag. Bestuur heb ik de eer mede te deelen, dat het t voorstel van den heer Fockema Andreae overneemt. De heer Zillesen. Wanneer het beschouwd wordt als een manque de deference tegenover den heer Was, wil ik er mjj gaarne bjj nederleggen, maar anders zou ik het betreuren dat de behandeling alweer wordt uitgesteld. Ik acht de zaak bepaald van urgentie. Er zjjn wederom vele adressen ingekomen en de winter loopt ten einde. Ik ben bang dat de motie langzamerhand in het vergeetboek zoude geraken. Het is evenwel moeieljjk te boordeelen of de heer Was het aldus zoude opnemen, al is het mjjne meening dat de zaak bepaald van zeer dringenden aard is. De gemeentefinancien worden ook niet gebaat door voortdurend de tarieven zoo hoog te houden, terwjjl de zaal niet dan bjj hooge uit zondering gehuurd wordt. Is evenwel de raad van oordeel dat de deferentie voor den heer Was uitstel medebrengt, dan zal ik mij natuurlijk daaraan onder werpen. De heer Driessen. Ik heb nog een ander motief om te stemmen voor het voorstel van den heer Fockema Andreae. Er is in het praeadvies van Burg. en Weth. quaestie van eene meerderheid en minderheid. En aangezien de heer Burgemeester, die, indien ik het wel heb, de minderheid uitmaakte, ook niet aan wezig is, vind ik uitstel zeer gewenscht. Het voorstel van den heer Fockema Andreae, overgenomen door het Dag. Bestuur, komt in stemming en wordt met 47 tegen 4 stem men aangenomen. Voor hebben gestemd de heeren; Van Hamel, Fockema Andreae, Drucker, Dckhuyzen, Le Poole, Siegenbeek van Heukelom, Kaiser, Stadhouder, Van Kempen, De Vries, Du Rieu, Zaajjer, Pera, De Sturler, Driessen, Van Lidth de Jeude en de Voorzitter. Tegen hebben gestemd de heeren: Van Hoeken, De Goeje, Zillesen en Verhey van Wijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 7