14 DONDERDAG 25 JANUARI 1894. zetten. In verscheidene vergaderingen, hebben wij reeds herhaaldelijk verschillende zaken uitgesteld. Ook de agenda van heden zullen wjj waarschijnlijk niet kunnen afhandelen. In een volgende vergadering zullen er bovendien verschillende zaken aan de orde worden gesteld, die uitvoerige discussie zullen uitlokken. Wanneer wij dit systeem van uitstellen gaan huldigen, zal er steeds dan dit dan dat tusschen- beide komen, en op die manier komen'wij niet verder. Heden reeds is het de derde vergadering, waarin deze Verorde ningen behandeld worden. Ik gelooi, dat wij er allen prijs op stellen, dat zij thans worden afgedaan. Ik moet derhalve ten sterkste ontraden het voorstel van deu heer Van Hamel aan te nemen. De heer Van Hamel. M. d. V.! Om de door O aangegeven redenen, die ook ik beamen moet, neem ik mijn voorstel terug. De Voorzitter. Alsdan komt in behandeling mijn amendement op het voorstel van Burg. en Wetb. om de woorden: «of de leerschool uit het artikel te schrappen. De heer Van Hamel. Wanneer het andere voorstel wordt aange nomen wil ik gaarne uw amendement ondersteunen, M. d. V., want de leerschool is niet op zich zelve. Zij is eigenlijk het voetstuk van de school van mej. Winkler en van de school van den heer Van Wijk. Wanneer de prijsuitdeeling voor deze beide scholen vervalt, dan zou het inconsequent zijn ze te behouden voor de leerschool. De heer Dekhuyzen. Wat mij persoonlijk betreft, kan ik ook zeer goed met het araendement medegaan. De bepaling is alleen opge nomen op aandringen van den Arrondissemcnts-Schoolopziener die meende dat, wanneer de kinderen op de scholen 3e en 4e klasse een geschenk als aandenken ontvingen, de kinderen van de leerschool moeieljjk voorbij konden worden gegaan. Daartegenover valt evenwel te zeggen, dat de kinderen van die school reeds voldoende beloond worden doordat zij tot eene hoogere school kunnen overgaan. Ik zal dus stemmen voor het amendement van den heer Juta. De Voorzitter. Het doet mij genoegen dat ook de heer Van Hamel het met rnjj eens is. Ik zal dus nu eerst in stemming brengen mijn amendement en daarna het voorstel van Burg. en Weth. Het amendement van den heer Juta in stemming gebracht wordt aangenomen met 19 tegen 2 stemmen, die van de heeren Le Poole en Kaiser. Het gewijzigde voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop aange nomen met 13 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren: Van Hamel, Fockema Andreae, Kaiser, De Goeje, De Vries, Du Rieu, Zaaijer en Zillesen. Beraadslaging over art. 19, luidende: «In tegenwoordigheid van eene Commissie uit het College van Dag. Bestuur en van de Plaatselijke Schoolcommissie, wordt aan het einde van eiken cursus op iedere school eene openbare les gegeven, die op de scholen 3e en 4e klasse door eene prijsuitdeeling ^aan de leerlingen der hoogste klasse, volgens art. 18 gevolgd wordt. De heer De Goeje. Dit artikel zal nu ook moeten gewijzigd wor den, want volgens art. 18 ziillen alle leerlingen der scholen 3e en 4e klasse, wanneer zij de school verlaten eeu prijs krjjgen, tenzij zjj zich dit onwaardig hebben gemaakt. De bedoeling der woorden »vóór het einde van eiken cursus is toch tweemaal 'sjaars? De heer Dekhuyzen. Ja, maar alleen voor de hoogste klassen. Art. 19 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De art. 20—22 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De geheele verordening wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Aan de orde is de verordening van den lien Nov. 1880, houdende instructie voor de hoofden der openbare lagere scholen. Over deze verordening worden geene algemeene beschouwingen gehouden. De art, 1—6 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 7, luidende: Zij zijn een half uur voor den aanvang van eiken schooltijd in de school aanwezig en mogen die niet voor den geheelen afloop van eiken schooltijd verlaten. Indien zij door ziekte verhinderd zijn, geven zjj daarvan kennis aan den Wethouder van Onderwijs en aan den eersten onderwijzer of onderwijzeres. In andere gevallen mogen zij van de school niet afwezig blijven, dan met toestemming van den Wethouder van Onderwijs." Op dit art. is door de heeren De Goeje, Was en Van Hamel een amendement'voorgesteld, strekkende om de woorden: «Wethouder van Onderwijs," te vervangen door «Burgemeester", óf wel door: «het ,lid van het Dag. Bestuur, dat belast is met de voorbereiding van onder wijszaken. De heer De Goeje. Zou het niet eenvoudiger wezen te behouden het woord: «Burgemeester", zooals ook oorspronkelijk in de Veror dening staat? De Burgemeester kan zijn macht natuurlijk delegeeren, als hij wil, maar «het lid van het Dag. Bestuur, dat belast met de voorbereiding van onderwijszaken,is wat lang om telkenmale her- haald te worden. De heer Dekhuïzen. Ik vind het, om de waarheid te zeggen, niet aangenaam, dat thans, waar de Plaatselijke Schoolcommissie aanvan kelijk gezegd heeft, «den Wethouder van Onderwijs" zij thans tracht dezen bij amendement die bevoegdheid te ontnemen. Op de bevoegd heid zelve ben ik echter in 't geheel niet gesteld. De bevoegdheid is onaangenaam. Tal van moeilijkheden zijn er aan verbonden. Ik heb dan ook steeds zaken over het verleenen van verlof in het Dag. Bestuur gebracht. j. Wat zal nu het geval zijn wanneer de bestaande redactie wordt gehandhaafd? Stel: het hoold eener school vraagt voor eenigen tijd verlof, dan zal zonder eenigen twijfel de Burgemeester het praeadvies inwinnen van den Wethouder van Onderwijs. Wanneer nu de een moet praeadviseeren, de ander beslissen, terwijl beide personen leden zijn van eenzelfde College, dan is bet toch veel eenvoudiger de zaak geheel op te dragen aan het College van Burg. en Weth. De beslissing is niet altijd even gemakkelijk; men moet wel eens op een verzoek afwijzend beschikken en die afwijzing toch met redenen kunnen omklecden. Daarom acht ik het veel beter de zaak geheel door het College te doen behandelen. Daar kunnen dan de redenen tot toestemming of afwijzing worden overwogen. De heer De Goeje. De heer Dekhuyzen verkeert in eene dwaling wanneer hij meent dat men hem iets wil ontnemen. De wijziging is door de Schoolcommissie voorgesteld vóórdat in de regeling van werkzaamheden tusschen de leden van het College van Burg. en Weth. verandering was gebracht. Thans is het ook mogelijk dat het onderwijs wordt opgedragen aan den Burgemeester en dan zou het artikel geen zin meer hebben. Om de zaak over te dragen aan Burg. en Weth. heeft dit bezwaar, dat er lal van kleinigheden zijn waaromtrent dadelijk eene beslissing moet genomen worden, terwijl Burg. en Weth. slechts een paar malen per week bijeenkomen. De heer Dekhuyzen. In dergelijke gevallen moet de Wethouder van Onderwijs eene voorloopige beslissing nemen, daar zal het Col lege van Burg. en Weth. zeker niets op tegen hebben. Belangrijke zaken zullen echter bjj het College behooren te worden gebracht en zeer belangrijke, zooals onlangs reeds geschied is bij het verlof, aan mej. Winkler verleend, kunnen altjjd by den Raad aanhangig worden gemaakt. De Voorzitter. Burg. en Weth. stellen derhalve voor om hier in- plaats van «Burgemeester" te lezen «Burgemeester en Wethouders". De wijziging wordt zonder hoofdeljjke stemming goedgekeurd. De heer Dekhuyzen. Het is wenschelijk dat deze beslissing nu ook voor al dergelijke gevallen zoude gelden. In deze Verordening dus ook voor de artt. 7 en 8 en in de volgende Verordening, houdende instructie voor het hulppersoneel der openbare lagere scholen, voor art. 5, terwyl ook art. 40 van de Verordening betreffende de kweek school, waarin gesproken wordt van de regeling der vacantiën, in dien zin zal moeten gewijzigd worden. Ook in de Verordening op het herhalings onderwijs komt in art. b de bepaling voor, dat tot het verleenen van verlof voor langer tyd het hoofd der school verlof noodig heeft van den Burgemeester. Dit zal eveneens gewyzigd moeten worden. De Voorzitter. De laatst genoemde Verordening is nu niet aan de orde. De aangenomen wyziging zal thans alleen worden aange bracht in de artikelen van de Verordeningen, welke nu in behande ling zyn. Art. 7 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgedeurd. De artt. 8 tot en met 12 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De verordening in haar geheel wordt daarna bij acclamatie, goed gekeurd. Aan de orde is de Verordening van den 11 den Nov. 1880, hou dende instructie voor het hulppersoneel der openbare lagere school. Deze Verordening wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Aan de orde is de Verordening van 11 Nov. 1880, regelende het onderwijs in handteekenen en gymnastiek, dat aan de openbare lagere en middelbare scholen te Leiden gegeven wordt. Over deze Verordening worden geen algemeene beschouwingen ge houden. De artt. 13 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 4, luidende: «Tot het geven van ouderwjjs in de gymnastiek aan de middelbare scholen, de kweekschool en voor zooveel noodig de lagere scholen, worden aangesteld ten minste 3 leeraren en I leerares, die in het bezit zijn van eene acte voor middelbaar onderwijs in dit vak. De tweede en derde leeraar in de gymnastiek moeten zich in hun onderwijs naar de voorschriften van den eersten leeraar gedragen. De heer Dekhuyzen. De woorden «ten minste vervallen ingevolge ons voorstel. Wij wenschen den opden vorm te behouden, met het oog op de afschaffing van de gymnastiek op de scholen der 3de en 4de klasse, waardoor die bijvoeging niet meer noodig is. De heer De Goeje. Het doet toch geen kwaad. De heer Dekhuyzen. Ik vind toch, dat het veiliger is. Eén der leeraren of de leerares zal hier overbodig worden. De heer Van Hamel. De Wethouder van Onderwijs is met zich zeiven in tegenspraak. Thans wil hij plotseling het getal reduceeren. Ik zou het wen schelijk vinden, wanneer hij het maximum dier reductie aangaf. De heer Dekhuyzen. Op voorstel van de Schoolcommissie is ver vallen de gymnastiek op de leerschool, terwijl op voorstel van Burg. en Weth. dit vak niet meer zal gegeven worden op de scholen der 3de en 4de klasse. Het standpunt nu van de Schoolcommissie in zake gymnastiek-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 4