DONDERDAG 25 JANUARI 1894. Dit alles is alleen te verhelpen door een wettelijke tijdregeling. Nu komt de vraag, welken tjjd men daartoe moet nemen. De voordeelen van den Midden-Europeeschen tijd by die keuze zjjn bekend. Ik ga hierbij niet uit van de stelling, dat de menschen vroeger moeten opstaan, en dat daarom de tijd moet veranderen, maar ik stel de vraag wij zijn in een toestand van overgang welken tijd zullen wij nu nemen? Dan komt het mij voor, zonder mij daarvoor nu erg warm te maken, dat de bekende voordeelen inderdaad pleiten voor den Midden-Europeeschen tijd niet den Duitschen tjjd maar den middelbaren tijd van den vijftienden lengtegraad oosteljjk van Greenwich. Ten slotte wensch ik met een enkel woord uiteen te zetten, waar om ik dit meen. In de eerste plaats meen ik het daarom, omdat naar mijn bescheiden gevoelen het grootste gedeelte van het mensch- dom leeft naar de klok en niet naar de zon. Wanneer de Midden- Europeesche tijd wordt ingevoerd, dan zal men den eersten dag na de invoering wal slaperig zijn want men zal 40 minuten korter hebben geslapen dan gewoonlijk. De heer Fockema Andreae en zijn vriend, dien hij in onze vergadering heeft ingeleid, zullen dan zeggen: ik stoor mij niet aan dien nieuwen tijd, maar sta op op hel oude uur, maar ik ben vast overtuigd dat na 8 dagen zelfs de heer Fockema Andreae en z|jn vriend leven zullen naar den nieuwen tijd. En waarom? omdat de heer Fockema Andreae bij zijne redeneering geene rekening houdt met eene niet verheven, doch veel verspreide menschelijke eigenschap, nl. met de sleur. Aan die sleur hechten wjj allen min of meer. Wanneer de scholen beginnen om 9 uur en w(j rekenen 1 uur vooraf voor ontbijten, praten met de kinderen enz., dan staan w|j van zelf reeds om 8 uur op. De heer Fockema Andreae vraagt of iemand zich denken kan dat bijvoorbeeld de Secretarie hier reeds om 8^ uur open zal zijn. In de wijze waarop de vraag gesteld werd zit juist reeds het eenzijdige van de voorstelling. Er zal over eenigen tijd geen sterveling in Leiden zjjn, behalve misschien de heer Fockema Andreae, die er meer aan denkt dat het bij vroeger gerekend eigenljjk 83 uur is, iedereen zegt het is 9 uur. Deze opmerking laat zich staven met j een feit. Doordien w|j leven naar den middelbaren tjjd, verschillen wjj gedurende een gedeelte van het jaar toch reeds 20 minuten met de zon. Welnu, dat merkt nooit iemand. Geen mensch zegt ooit, wat is die tjjd dezer dagen toch zonderling, hij komt niet uit met de zon! Evenzoo zal het gaan bjj invoering van den nieuwen tjjd. Dit a^les is niet zuivere bespiegeling; het voorbeeld van West- Duitschland en België leert ons dat het zoo is. En nu gaat het niet aan te zeggen, dat het daar andere menschen zjjn als hier, dat zij niet zooveel karakter hebben enz. Wat gebeurt in Keulen, Aken, Emmerik en andere plaateen aan onze grens zal ook gebenren bjj ons, men bljjft leven naar de klok. Eéne inrichting zoude door de nieuwe regeling schade Ijjden en als leden van den Raad zoude het daarom de vraag kunnen zjjn of wjj wel voor nieuwe regeling mochten stemmen, nl. de gasfabriek. Immers, er zal 's avonds 40 minuten korter gas worden gebrand, wanneer men ten minste op den gewonen tjjd naar bed bljjft gaan, en dit zal slechts voor een klein deel worden vergoed door grooter gasverbruik 's ochtends. Eindelijk de categorie van menschen, over wie de heer Fockema Andreae ook nog heeft gesproken: de boeren. Wel, de boeren die willen blijven leven naar de zon zullen dit onder de nieuwe regeling ook kunnen doen; de zon blijft even lang schjjnen als nu. De eene mensch kan naar de klok leven, de ander naar de zon, er schieten altijd nog uren genoeg over om met elkaar te leven. Een en ander leidt er mjj toe, zij het dan ook in alle kalmte, mede te gaan met hel voorstel van Burg. en Weth. De heer Kaiser. M. d. V.! Toen dergelijke quaestie in Maart 1892 hier ter tafel kwam, en ons de keuze gesteld werd tusschen het aannemen van den Greenwich of den Midden-Europeeschen tjjd, heb ik voor den laatslen gestemd. Ik heb toen evenwei eene vergissing begaan, want ik meende toen dat de Minister van Binnenlandsche Zaken het recht had om den gemeenten te bevelen de gemeenteklokken te verzetten. Later heb ik in dezen Raad vernomen, uit een schrijven van Z.E. dat hij zich dat recht niet toekent, zoodat wjj nu niet te kiezen hebben tusschen twee tijden, maar tusschen drie den Greenwich- Amsterdamschen- of Midden-Europeeschen tijd. Nu ik thans te kiezen heb tusschen die drie tijden, aarzel ik geen oogenblik mij voor den Amsterdamschen tjjd te verklaren en waarom Wij hebben achtereenvolgens de heeren Fockema Andreae en Drucker gehoord, welke twee redevoeringen elkander vrjj wel volkomen hebben vernietigd. Maar hebben de heeren er wel aan gedacht, dat het invoeren van welken anderen tjjd ook, dan den Amsterdamschen tjjd, die met zooveel moeite is verkregen, en volgens welken thans alle zaken geregeld zijn, hoe ook beschouwd, een tal van bezwaren moet opleveren. En dit alles waarom? Als ik slechts eene geldige reden kon bedenken die het invoeren van een anderen dan den Amsterdamsehen tjjd wettigde, zou ik over die bezwaren misschien kunnen heenslappen maar ik zie die reden uiet. Waarom is de gordeltjjd ingevoerd Om bjj het thans snelle vervoer en het internationaal verkeer de veiligheid te bevorderen, om te zorgeu dat al de horloges van de ambtenaren der spoorwegen dezelfde minuut zouden aanwjjzen, daar het dikwijls van een enkele minuut afhangt, of er een ongeluk zal gebeuren of vermeden worden. Voor het spoorwegverkeer is het ongetwijfeld van veel belang, dat alle ambtenaren goed loopende uurwerken hebben, die alle dezelfde minuten aanwjjzen, maar welk nut heeft dit voor de eigenlijke natie. Hoeveel procent der menschen in Leiden en vooral in de achter buurten maken van de spoorwegen gebruik. Zeker niet van het geheele aantal personen dat in Leiden woont zeker zal TV der ingezetenen dus alleen met den Amsterdamschen tjjd hebben te doen, wanneer wjj ons daarnaar blijven regelen. Wanneer, zooals de heer Fockema Andreae heeft doen zien, de minister van Binnenlandsche Zaken kan bepalen, dat de voor het publiek zichtbare spoorwcgklokken worden gezet naar Amsterdamschen tijd, dan vraag ik welke moeilijkheden kunnen daaruit voor den inwendigen dienst der spoorwegmaatschappijen ontstaan. Deze zullen rekenen naar hunne horloges, die dezelfde minuten aanwjjzen; dat is voor hen een voorname zaak, maar welk belang heeft het publiek daarbij? Wat heeft dit te maken met den genoemden dienst der maatschappijen. Ik zie dit niet in. De maatschappijen hebben hun eigen dienst, waarmede de nooit reizende rustige burger niets te maken heeft. Ik geef den heer Fockema Andreae toe, dat het prijs geven van onzen nationalen Amsterdamschen tijd min of meer onze nationaliteit raakt, daarom zou ik er ook prijs opstellen dien tijd te behouden, en mocht er een staatstijd worden ingevoerd, dat dit dan geen andere zij, dan juist de Amsterdamsche tjjd, die gerekend wordt naar den meri diaan loopende over den Westertoren te Amsterdam. Dat is de zaak, waar het op aankomt. De heer Van Kempen. Het heeft altijd iets aantrekkelijks om in denkbeeld met een achtenswaardig en bekwaam medelid van den Raad te kunnen méégaan, en als zoodanig zoude ik gaarne het denk beeld van den heer Fockema Andreae ondersteunen. Toch moet ik doen opmerken dat de zaak niet juist zoo is als wordt voorgesteld. Het is niet de vraag of w jj willen kiezen tusschen den tijd van Amsterdam, Greenwich of Midden-Europa. Neen, de zaak staat geheel anders. Op 't oogenblik zijn er in ons land verschillende tijden; de spoor wegen rekenen naar een anderen tijd dan de verschillende plaatsen, en dat dit groote moeieljjkheden oplevert kan niemand ontkennen. De Raad van Voorscholen b|jv. bepaalde op een goeden dag dat de Grecnwichtijd zou worden ingevoerd. Ik zeide toen dat ik er voor bedankte om zooveel meer gas te verstoken en bleef mij houden bij den Amsterdamschen tjjd. De Trammaatschappij deed hetzelfde. Ge- lukkig veranderde de Raad na 8 dagen weder van meening en schafte den Greenwichtijd af. De Regeering is herhaalde malen gewezen op de groote moeilijk heid aan dat verschil van tjjd verbonden en cr is bij haar aange drongen om te zorgen dat de Spoorwegmaatschappijen weder den Amsterdamschen tjjd zouden invoeren. Doch de regeering heeft hier aan niet voldaan. Nu komt er evenwel aandrang vanwege de Tweede Kamer, en buiten de kamer wordt een adres ter teekening rondgezonden, om weder één tjjd te krijgen. Er bestaat dus nu kans om uit de be staande moeilijkheid te geraken. Welke voordeelen hebben wjj nu te wachten van de invoering van den Midden-Europeeschen tijd? Ongetwijfeld zeer belangrijke voor dcelen. De heer Fockema Andreae heeft gewezen op de boeren die dan zooveel vroeger naar het land moeten. Ik kan het voorbeeld aan halen van een boer die om 2| uur op het land kwam en tot zjjn knecht die om uur kwam zeide: gij kunt wel naar huis gaau, het is temet avond. Een boer ziet niet op een half uur vroeger op staan. Maar voor industrieele ondernemingen en voor het huisgezin is de Midden-Europeesche tijd een groot voordeel, niet alleen omdat er minder licht zal worden verbrand, maar ook omdat men daardoor minder lang zal behoeven te zitten in eene atraospheer waaraan een groot deel van de zuurstof wordt ontnomen. Uit een economisch zoo wel als uit een hygiënisch oogpunt is de invoering dus aan te raden. En het voornaamste voordeel is dat men uit dat ellendige dilemma komt. Wordt de nieuwe tjjdregeling niet ingevoerd, dan zal de moei lijkheid bljjven bestaan; wij zullen de twee tijden blijven behouden wat zeer lastig is. Men weet nu nooit welke tjjd bedoeld wordt. Of een goed denkbeeld uitgaat van Duitschland of van Engeland, daar naar behoeven wij niet te vragen. En waarom zullen wij het denk beeld niet accepteeren als er daardoor eenheid van tjjd wordt ver kregen, de menschen wat vroeger zullen opstaan en wat minder in een bedorven atmospheer zullen zitten? Daardoor zal er wat meer friscbheid in het leven komen. De heer Zaaijer. M. d. V.! Na alles, wat over deze zaak reeds is gesproken, wil ik zeer kort zijn en mjjne stem motiveeren, die ik voor het voorstel van den heer Fockema Andreae zal uitbrengen. Ik verheug mij zeer, dat ik daarbij kan rekenen op den steun van hem, die zeker in deze vergadering het best bekend is met de groote bezwaren, die verbonden zijn aan het veranderen van den tjjd. Ik geloof, dat niemand zal tegenspreken, dat de heer Kaiser, die zjjn geheele leven aan tijdsbepaling gewijd heeft, deze zaak beter kan beoordeelen, dan een van ons allen en het verblijdt mjj dan ook zeer, dal het voorstel van den heer Fockema Andreae in hem een warmen voorstander heeft gevonden. Hieraan wcnsch ik nog een enkel punt vast te knoopen, waar, naar het mlj voorkomt, niet genoeg op is gelet, i Er is in de maatschappij een zekere geneigdheid tot verlaten, tot langzamerhand alles later te stellen, eene neiging, die, zooals valt op te merken, ook door de voorstanders der tijdsverandering niet wordt goedgekeurd. Laat ik een enkel voorbeeld noemen. Vroeger dineerde hier in Leiden iedereen om 4 uur; nu is het langzamerhand voor sommigen althans reeds uur geworden en dat in den tjjd van misschien nog geen 30 jaren. Vóór 30 jaren werden er 's morgens om 7 uur colleges gegeven. Zij waren zeldzaam, dat is waar, en werden nog zeldzamer bezocht* Om 8 uur evenwel stroomden de jongelui naar de lessen, die de vader van den heer Kaiscr hier gaf in de algebra, naar het Zieken huis en naar andere colleges. Thans vinden de meesten bet uur van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 10