6
College toch ook aanwezig is hetzelfde beginsel, wat wij thans in
toepassing willen zien gebracht.
Ware liet niet, dal de voorgestelde verlaging bestrijding door eene
kleine meerderheid had gevonden; ware het niet; dat door de
bekende motie van Uw medelid Mr. F. Was de beslaande toestand
werd bestendigd; voorzeker wjj zouden thans niet tot Uw College
kooien.
Doch daar gebleken is, dat in den beslaanden toestand geen veran
dering ten goede is gekomen, en de Stadszaal, behalve een paar
concert-avonden, weder geruimen tijd door vereenigingen niet gebruikt
is, vermcenen requcslraulen tot U hel verzoek te moeten richten,
die omstandigheid niet te bestendigen, doch zulke maatregelen te
nemen, waardoor zjj (requeslranten) en andere corporatiën gebaat
zullen zijn.
Het zwaartepunt toch is hierin gelegen, dat, wanneer mildere be
palingen in het leven geroepen worden, er kans, zeer veel kans zelfs
beslaat, dat door hen, die tot nog toe 0111 llnanciëele redenen geene
vergaderingen in de Stadszaal uitschreven, het thans wél zullen doen;
Die vereenigingen, die er reeds gebruik van gemaakt hebben, kun
nen in de toekomst rekenen, dat met minder bezwaar hunner kas
een goede gelegenheid opengesteld is feest te vieren.
Doch wij moeten hier ook de keerzijde der medaille toonen.
Niet oiu invloed uil te oefenen op het te nemen besluit want
ronduit gezegd: »het is noodig tot een taricfverlaging ever te gaan"
maar om ook de zienswijze van enkelen mede te deelcn, maken wij
melding van de veronderstelling, dat wanneer het particulier initiatief
voortgaat de behulpzame hand te bieden, met het vermeerderen
daarvan de kansen om de Stadszaal in gebruik te nemen in omge
keerde evenredigheid vermindert. Vooral heeft dit plaats als er lus-
schen de verschillende vereenigingen homogeniteit bestaat, en waar
de eene zich verbindt geen gebruik te maken van de Stadszaal, alras
twee of meer gevonden zullen worden, die zich daarbij aansluiten.
Nemen wij echter in dit geval aan, dat iedere vereeniging op zich
zeil blijft, dan komen wj] toch tot deze conclusie:
Wordt het tarief verlaagd, «direct of indirect ondervindt onze kas
er het voordeel van".
Resumeerende het bovenstaande, komen wij tot deze conclusie
dat een tarief-verlaging van de huur der Stadszaal een algemeene
gevoelde behoefte is;
dat de verlaging van het tarief ten goede van zeer vele corpora
tiën komt;
dat het volharden by het hooge tarief ontevredenheid wekt, bjj
ieder in het algemeen, en bij belastingbetalende burgers in bet bij
zonder;
dat, ten slotte, rekening moet gehouden worden met de vele wen-
schen, die wij als Bestuurderen namens het groot aantal leden onzer
vereenigingen, gaarne ingewilligd willen zien, opdat èn de gemeente
èn onze vereenigingen er de voordeelen van zullen ondervinden.
Leiden, den 8en Januari 1894.
N'. 16.
Leiden, 15 Januari 1894.
In de Raadszitting van 11 Januari jl. werd in onze handen gesteld
een schrijven van het Centraal Comité tot bevordering van de aan
sluiting van Nederland bjj de Midden-Europeesche tijdregeling, waarbij
werd verzocht instemming te betuigen met de in de Tweede Kamer
der Slalen-Generaal door de heeren Beelaerls van Blokland en zes
andere leden der Tweede Kamer ingediende motie, luidende
•De Kamer van oordeel dat eene wettelijke voorziening tot aan
sluiting van Nederland bij den Midden-Europeeschen tijd wenseheiyk
is, gaat over tot de orde van dag."
Zooals U bekend is werd deze aangelegenheid in 1892 meermalen
in den Gemeenteraad behandeld.
Vooreerst werd de gewijzigde tijdregeling bij de spoorwegen door
den heer De Goeje ter sprake gebracht in de zitting van 17 Maart
van genoemd jaar, terwijl daarop in de zitting van 31 Maart d. a. v.
op voorstel van den Voorzitter werd besloten een adres in te dienen
aan de Regeering of de Tweede Kamer of aan beiden betrekkelijk de
nieuwe tijdregeling, waarin zoude worden verzocht dat de Regeering
het daarheen leide dat Nederland zich voege bij die staten welke
den Midden-Europeeschen tijd hebben aangenomen en niet den Green-
wichtjjd.
Bij ons rappert van "7 April 1892 (Ing. Stukken n°. 103) werd
daarop mededecling gedaan van het door ons College aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken ingediend adres, en van het van de Regeering
ontvangen antwoord, en voorgesteld geene verandering te brengen
in de regeling van de stadsklokken in verband met den op 1 Mei
1892 in te voeren gewijzigden spoorwegtijd (Greenwichtijd), welk
voorstel in de Raadszitting van 21 April d. a. v. werd aangenomen.
Uit een en ander blijkt dat de Gemeenteraad in 1892 overtuigd
was van de wenscheljjkheid dat Nederland worde aangesloten aan den
Midden-Europeeschen tijd, terwijl ook ons College diezelfde overtuiging
nog steeds is toegedaan en het in alle opzichten raadzaam zoude
achten, vooreerst dat de thans bestaande dubbele tijdrekening worde
opgeheven en dat eene enkele tijdrekening worde verkaegen en wel
door aansluiting van Nederland aan den Midden-Europeeschen tijd,
waardoor wij denzelfden tjjd zullen hebben als geheel Duitschland.
Wij vereenigen ons geheel met de daarvoor o. a. door den heer
Beelaert6 van Blokland in de zitting van de Tweede Kamer van 20
December jl. en in de talrijke daaromtrent uitgegeven stukken aan
gevoerde gronden.
Wij achten het van groot belang dat ook de Gemeentebesturen
zich daaromtrent uitspreken en geven Uwe Vergadering mitsdien in
overweging het navolgend adres in te dienen aan de Tweede Kamer
der Slaten-Generaal:
•De Gemeenteraad van Leiden heeft met belangstelling kennis ge-
pomen van de door den heer Beelaerts van Blokland en zes andere leden
van Uwe Vergadering in de zitting van 20 December jl. ingediende
motie, luidende:
De Kamer van oordeel dat eene wettelyke voorziening tot aan
sluiting van Nederland bjj den Midden-Europeeschen tjjd wenschelijk
is, gaal over tol de orde van den dag."
De Gemeenteraad vereenigt zich ten volle met de gronden aange
voerd voor de invoering van eene enkele tijdrekening door aansluiting
aan den Midden-Europeeschen lijd en geeft Uwe Vergadering daarom
beleefdelijk in overweging de motie aan te nemen.
De Gemeenteraad voornoemd enz.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 16. Leiden, 15 Januari 1894.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van P. J. Huibers hebben
wij de eer U mede te deelen dat de zoon van adressant eerst sedert
1 December jl. de Hoogere Burgerschool voor Jongens bezocht.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging aan adressant
vrijstelling of terugbetaling te verleenen van de betaling van school
geld voor zijn zoon, sedert 1 December jl. leerling der Hoogere
Burgerschool voor Jongens over het eerste kwartaal van den cursus
1893/94.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de ondergeteekende
Petrus Joannus Huibers, opzichter bjj den Provincialen Waterstaat in
Zuid-Holland, sedert half November alhier gevestigd;
Dat sedert 1 December 1893, door zijn zoon, Petrus Lambertus,
de lessen worden bijgewoond in de Hoogere Burgerschool, en adres
sant dientengevolge heeft ontvangen een aanslagbillel ter betaling
van schoolgeld, en wel over een vol jaar.
Dat zijn zoon nu evenwel slechts gedurende drie kwartalen van
het schooljaar van de lessen zal kunnen gebruik maken, verzoekt
adressant beleefd van de betaling van een kwartaal van het schoolgeld
te worden ontheven.
Leiden, 10 Januari 1894.
't Welk doende,
De onderdanige Dienaar,
P. J. Huibers.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré.