DONDERDAG 11 JANUARI 1894.
3
Wjj willen hoofdzakelijk verbeteren de financieele positie van de
oudere onderwijzers. Niet ieder onderwijzer kan worden onderwijzer
isle klasse, veel minder hoofd vati eene school, zoodat voor een
grooten kring onderwijzers de rang van onderwijzer 2de klasse le
baton de maréchal is. Voor dien kring van onderwijzers, die hier als
hetware de hoofdofficieren bij het onderwijs zijn, moet gezorgd wor
den, opdat zij op zekeren leeftijd gekomen financieel nkt onder al
te groote zorg gebukt gaan. Dat zijn dan voornamelijk de onder
wijzers 2de klasse, die aan de scholen verbonden zijn, een»corps, dat
wij voor altijd aan de school wenschen verbonden te zien, een corps
waarop onze onderwijsinrichtingen te recht steunen.
Nu zjjn er behalve die 2de klasse onderwijzers ook 3de klasse on
derwijzers, die men weder in twee soorten kan verdeelen: onder
wijzers 3de klasse met en zonder hoofdacte. Aan de onderwijzers 3de
klasse, in het bezit van de hoofdacte, die door hunne studie zich
waardig hebben getoond benoemd te worden tot onderwijzer 2de
klasse, %an dit voorrecht door de geringe promotie in den regel niet
te beurt vallen dan op meer gevorderden leeftijd.
Door het verkrijgen van de hoofdacte bekomen de 3de klasse on
derwijzers eene tractementsverhooging van f 100, welke niets le
maken heeft met anciënniteit, doch uilsluitend wordt gegeven voor
de hoofdacte. Na 10 dienstjaren in deze gemeente of elders wordt
hunne jaarwedde wederom met 100 vermeerderd, en klimt dus lol
800. liet andere gedeelte van de onderwijzers 3de klasse die
zonder hoofdacte is weder te verdeelen in twee soorten: 1'. de
jonge onderwijzers, die in de leerjaren zjjn en sludeeren voor de
hoofdacte, 2°. de onderwijzers 3de klasse die de leerjaren hebben
laten voorbijgaan, of om welke redenen dan ook niet geslaagd zjjn
in het verkrjjgen van de hoofdacte. Tot dit laatste gedeelte, zou ik
bijna zeggen, behooren de minste der broederen.
Wanneer de onderwijzer het aan eigen schuld te wijlen heeft, aan
gebrek aan studie, dat hij de hoofdacte niet heeft verkregen, dan
komt het mjj voor dat er niet veel termen zijn om te wenschen dat
die onderwijzers aan onze onderwijsinrichtingen verbonden blijven.
Er bestaat geene reden om hunne financieele positie al te goed te
maken, maar toch neemt dit niet weg, dat er onder die menschen
zjjn, die geheel buiten hun schuld, door huiselijke zorgen, door het
gemis aan de noodige handigheid om examen le doen, niet hebben
kunnen slagen in het verkrijgen der hoofdacte en toch in hunne be
trekking van onderwijzer zeer verdienstelijke mannen zjjn en dus
aan onze scholen verbonden moeten bljjvcn.
Welnu voor die onderwijzers koint voor tractementsverhooging alleen
anciënniteit in aanmerking. Het is billijk ben niet altijd op een
maximum van f 600 te laten staan. Daarom is dan ook door Burg.
en Weth. en door de Schoolcommissie voorgesteld, om hun, die na
getrouwe plichtsbetrachting den 30- of 35-jarigen leeftijd bereikt
hebben, eenig meerder tractcment toe te kennen tot zij een maxi
mum va 700 hebben bereikt.
Behalve de mensehen die nooit verder kunnen komen dan f 700
zjjn er inderdaad onder de onderwijzers en onderwijzeressen 3de
klasse zonder hoofdacte, zeer enkelen die in het belang van de on
derwijsinrichtingen, waaraan zij verbonden zijn, buiten de gewone
formatie, in hoogst exceptioneele gevallen bjj keuze tot onderwijzers
2de klasse benoemd moeten worden, opdat zjj zoodoende niet alleen
deelen kunnen in het voorrecht om in jaarwedde tot 1000 op te
klimmen, maar ook lot handhaving van hun prestige tegenover de
kinderen en de andere onderwijzers in rung verhoogd worden. Dit
nu is een van de weinige punten van verschil tusschen het Dag.
Bestuur en de Schoolcommissie.
Burg. en Weth. erkennen den toestand, maar meenen hieraan alleen
tegemoet te moeten komen door eene persoonlijke toelage. Doch met
eene persoonlijke toelage bereikt men niet hel doel, dat met den buiten
gewonen maatregel beoogd wordt. Daargelaten dal het heter is met
het stelsel van persoonlijke toelagen voor goed te breken, daar wille
keur hierbij nooit te vermijden schijnt, beoogen wij niet alleen ver
betering van de geldelijke positie, maar ook verhooging van rang. Er
zijn voorbeelden zij zjjn schaars dat het werkelijk in het be
lang is van het onderwijs, dat de onderwijzers niet alleen verhooging
krjjgen van tractement, inaar dat zij in rang gelijk gesteld worden
met onderwijzers 2de klasse, hoewel zij geen hoofdacte bezitten.
Daarom zou de Schoolcommissie in de Verordening de mogelijkheid
willen openen om in zulke buitengewone gevallen fot eene bevorde
ring bij keuze over te gaan.
Dit is evenwel een punt dat bjj de behandeling der amendementen
nog nader kan besproken worden. Ik kom nu tot het stelsel van
den Ncderlandschen Onderwijzersbond.
De onderwijzers willen vooreerst het minimum bepaald zien op
f 550 en dit driemaal verhoogen, telkens met f 50, waardoor evenals
iu ons voorstel, het maximum van de onderwijzers 3de klasse zonder
hoofdacte zal komen op f 700, echter op eene andere wijze. Het
financieel resultaat voor de gemeente zal dus wel niet veel ver
schillen, doch het stelsel deugt niet. Er wordt te weinig gelet op
het verschil van 3de onderwijzers met en zonder hoofdacte en dit
verschil dient toch in acht te worden genomen, omdat anders de
prikkel voor het verkrijgen van eene hoofdacte verloren gaat. Zal
dus de 3de onderwijzer alleen door anciënniteit vroeger dan volgens
ons voorstel in het genot gesteld worden van het maximum der
jaarwedde, dan zal de prikkel vervallen om zoo spoedig mogelijk de
hoofdacte te behalen. Willen de 3de onderwijzers als jonge mannen
reeds hunne financieele positie verbeteren, welnu laten zij dan slu
deeren en de hoofdacte halen; dan krijgen zjj dadelijk boven hun
maximum ad f 600, dat zij volgens ons stelsel reeds na twee dienst
jaren verkrijgen, 100 voor de hoofdacte meer. Anciënniteit moet
eerst op lateren leeftijd werken. Studie geve vermeerdering van
wedde, anciënniteit eerst als het bij getrouwe plichtsbetrachting billijk
wordt, ook om hen in staat te stellen hun gezin te onderhouden.
In ons stelsel kunnen daarom de 3de onderwijzers zonder hoofdacte
alleen tot het maximum komen, wanneer zij op een zekeren leeftijd
gekomen zijn en langen tijd in dienst zijn.
Het tweede verschil en dit klinkt nog al groot is, dat de 4
onderwijzers in twee adressen krachtig opkomen tegen het voorstel
van het. Dag. Bestuur, om het minimum tractement van f 550 op o
500 le brengen. Wij hebben zelfs in een der adressen een budget
gekregen, waarin haarfijn wordt uitgerekend, dat de jongste onder
wijzers, die slechts f 500 zullen krijgen, na aftrek van de allernood
zakelijkste onkosten slechts f 17 overhouden voor hetgeen men
cenigermate wceldeuitgaven zou kunnen noemen.
Nu moet ik erkennen dat dergelijke berekeningen mij altijd vol
komen koud laten, want alles hangt af van den levensstandaard
welken men aauneerat. Even mogeljjk als het is eene berekening te
maken waaruit blijkt dal een onderwijzer of jongmensch van 18, 19
jaar kan toekomen met 400 a 500, even mogelijk is het eene
berekening te maken waaruit blijkt dat hij met f 600 of 700 niet
kan toekomen. Die berekeningen geven niets. Ik herinner mij den
tyd toen hier het minimum van de onderwijzerstractementen 400
a 450 was en de mensehen waren er volkomen mede tevreden,
hoewel de eerste levensbehoeften toen toch veel duurder waren dan
nu. Men vcrgetc daarbij niet dat hel zeer verkeerd is voor jonge
onderwijzers het minimumtractement al dadelijk zoo hoog le stellen.
Waarom is indertijd het minimum gesteld op /500, later op /55Ü?
Niet omdat men het noodig achtte voor de behoefte der onderwijzers,
integendeel! iedereen vond het verkeerd voor de personen zeiven,
maar men was genoodzaakt tot verhooging van het minimum over te
gaan om den toen bestaanden onderwijzersnoodvoor minder tracte
ment kon men geen onderwijzers krijgen. Het is niet goed dat jonge,
aankomende onderwijzers in eens te veel tractement krijgen. Tus
schen hunne geringe toelage als kweekeling hier of elders genoten
en de aanvangswedde als onderwijzer moet een geleidelijke overgang
zijn. Het bezwaar is ook niet zoo groot, omdat hij na één jaar f 50
en na weder één jaar nogmaals 50 verhooging krijgt, zoodat hjj
bij getrouwe plichtsbetrachting toch binnenkort f 600 beeft. Daarbij
moet dan nog in aanmerking worden genemen dat hel grootste getal
onderwijzers afkomstig is van de kweekschool en een groot gedeelte
van hen inwoont bij ouders of familie, welke daarvan ook weder
voordcel genieten.
Alle hoofden van scholen keuren verlaging van het minimum trac
tement goed. alleen de hoofden der meisjesscholen lste en 2de klasse
hadden bezwaar ten opzichte van de onderwijzeressen, maar aan dit
bezwaar is geheel tegemoet le komen door de bevoegdheid welke de
Verordening geeft om tot een hooger bedrag op te roepen dan het
minimum. Doch wat het sterkste van alles spreekt ik beu ge
machtigd dit mede te deelen enkele leden van de Lcidsche al'dec-
ling van den onderwijzersbond hebben mij persoonlijk de verzekering
gegeven, dat nu zij de plannen in hun geheel kunnen overzien en
de bedoeling begrijpen waarom eene verlaging van het minimum
wordt voorgesteld, zij zich daarmede zeer goed kunnen vereenigen.
De eenige reden waarom de afdeeling herhaaldelijk in adressen tegen
die verlaging is opgekomen, was daarin gelegen, dat in hut regle
ment van den Bond als beginsel is aangenomen altijd krachtig te
prolesteeren zoodra verlaging van jaarwedde wordt voorgesteld.
Ik geloof werkelijk dat de verlaging van het minimum tractement
in het belang der onderwijzers zeiven is aan te bevelen. Het is voor
ons niet eene financieele quaestie. Hel spreekt toch wel van zelf dat
de gemeente Leiden niet een f 50 zal gaan beknibbelen, om daar
mede eenig financieel voordeel te behalen, maar het is hier altijd het
ginsel geweest om de jongere onderwijzers wat kalm te houden en
voor de ouderen eene betere financieele positie te verkrijgen.
De maatregel zal natuurlijk geen invloed hebben op de tegenwoor
dige onderwijzers aan onze scholen verbonden, doch alleen worden
toegepast bjj nieuwe oproepingen. Een wensch van den onderwij
zersbond waarmede ik geheel kan instemmen is deze, dat men de
positie van de 3de klasse onderwijzeressen in bet bezit der hoofdacte,
gelijk stelle met die van 3de klasse onderwijzers. Dat is volkomen
billjjk en eigenlijk een verzuim in het oorspronkelijk voorstel. Ik
vertrouw dan ook dat Burg. en Weth. hoegenaamd geen bezwaar
zullen hebben dit denkbeeld toe te passen door overneming van het
4de amendement van de Schoolcommissie.
Nu is er nog een ander voorstel van den Bond, dat evenwel geen
aanbeveling verdient. De onderwijzers zouden gaarne zien, dat aan
onze scholen twee eerste onderwijzers werden verbonden. Van hun
standpunt uit is dit zeer natuurlijk, want de kans op promotie neemt
daardoor toe. Ik geloof evenwel dat het geen goede maatregel zoude
zijn. Er moet zijn één plaatsvervangend hoofd, dit nu is de eerste
onderwijzer. In bet belang van het onderwjjs is het niet noodig
hier nog een tweede naast te plaatsen. Wil men tegemoet komen
aan het denkbeeld van de onderwijzers, dan zou er misschien iets
voor te zeggen zjjn om het minimum getal onderwijzers 2de klasse te
verhoogen. Werd door Burg. en Weth. of door een ander lid van
den Raad een voorstel ingediend, om dit getal van 4 op 5 te bren
gen, dan zou ik daaraan mijn stem geven. Ik erken dat zulks voor
de onderwijzers 3de klasse met hoofdacte eene schrede nader zou
zijn tot eene spoediger benoeming tot onderwijzer 2de klasse. Voor
de gemeente zou het nadeel ook niet zoo groot zijn.
Nu is er eindeljjk, voordal ik van den onderwijzersbond afstap, nog
een ander punt in het laatste adres besproken, een denkbeeld, dat
ik ten sterkste wil ondersteunen. Wat is het geval?
Vroeger gaf onze Verordening aan onderwijzers, die in het bezit
waren van acte voor teekenen en gymnastiek eene toelage respec
tievelijk van 50 en f 25. Of zij in deze vakken onderwijs gaven,
óf niet, waren zij in het bezit der akte, zoo kregen zij de toelage.
Nu komt er een voorstel om die toelage alleen te geven, wanneer
er onderwijs in die vakken gegeven wordt. Dit is eigenlijk niet
rechtvaardig. De onderwijzers toch zijn er op aangesteld, zij hebben
gesolliciteerd, wetende dat zij de toelage zouden krijgen, onverschillig