106 DONDERDAG 14 DECEMBER 1893. Het spreekt van zelf dat door het tweede onderzoek, hetwelk zoo veel later heeft plaats gehad, de fouten waarvan de gevolgen toen verergerd waren nog meer aan het licht moesten komen. Overigens komt het rapport der drie deskundigen bijna geheel overeen met den indruk in der tijd door onze deskundigen van het werk ont vangen. De heer Fockema Andreae. Een enkel woord nog aan den heer Van Hoeken. Hij verwijst nijj naar het rapport van de Commissie van Fabricage. Doch dit rapport verwijst mij weder naar het rapport der drie deskundigen, met den inhoud waarvan de Commissie van I Fabricage zich over het algemeen kan vereenigen. Wel blijkt uit het rapport van de Commissie van Fabricage, wat ons bij nauwkeurige lezing van het rapport der deskundigen ook reeds is gebleken, dat lal van fouten zijn te wijten aan bestek en plannen, maar uit het rapport der deskundigen, waarmede de Com missie van Fabricage zich over het algemeen vereenigt, blijkt tevens dat ook de uilvoering van het werk, waaraan eene afzonderlijke para graaf wordt gewijd, alles te wenschen overlaat. De uitvoering kan niet genoeg veroordeeld worden staat er. Nu moge de heer Van Hoeken zeggeu: »het gebouw gevaar opleveren? Kom, zoo erg is het niet". Ja, M. d. V., zoo erg is het wel, er staat toch in het rapport der des kundigen, dat, wanneer de voorgestelde wijzigingen zijn aangebracht, het gebouw in een slaat zal zijn gebracht, dat het geen reden tot bezorgdheid voor de veiligheid meer zal behoeven te geven. Aan vankelijk gaf het dus wel reden tol bezorgdheid. Wanneer verder in het rapport uitdrukkelijk wordt gezegd dat het geknoei met de kap en andere onderdeelen alleen beeft kunnen plaats hebben door gebrek aan behoorlijk toezicht, dan moet zeer stellig zulk een toezicht worden afgekeurd, maar tevens mogen wy daarbij dan ook den wensch uitdrukken dat de gemeente niet meer worde overgeleverd aan aannemers die van dit slechte toezicht zulk een misbruik hebben gemaakt. De heer Van Kempen. Ik geloof dat de Raad der gemeente Leiden het recht hoog moet houden. Zijn er aannemers geweest die tegen over de gemeente hun plicht niet hebben gedaan, dan moeten zy daarvoor worden gestraft. Is de architect een zwak man geweest, dan had dit voor de aan nemers een reden tc meer moeten zyn om alles te doen wat moge lijk was ten einde het werk op te leveren. Dan hadden zy later kunnen zeggen: hoewel het hoofd ons door de gemeente gegeven een zwak man was, hebben wij toch, omdat wy menschen van be ginselen zijn, gehandeld zooals het behoorde, zooals onze plicht was. Daar dit nu niet het geval is geweest, stem ik van harte in met het voorstel vau den heer Siegenbeek van Heukelom. De heer Du Rieu. Terwijl de motie aan den eenen kant wyst op de verkeerdheden die door de aannemers gepleegd zijn, doordat zij hebben misbruik gemaakt van de slechte contróle, geloof ik dat aan den anderen kant ook wel eens nadrukkelijk mag gewezen worden op dat gebrekkige toezicht zelve. En daarom zoude ik wenschen dat Bnrg. en Weth. met nadruk werden verzocht om voortaan bij werken van groolen omvang te zorgen dat het toezicht in goede handen is. De Voorzitter. Ik kan den heer Du Rieu de verzekering geven dat Burg. en Weth. voor goed toezicht zorgen. Voor zoover ik met de leden van het Dag. Bestuur heb kunnen spreken, zyn zy het geheel met den heer Siegenbeek van Heukelom eens, dat aannemers die hebben gehandeld zooals bij de Gehoorzaal is geschied, in het vervolg geene werken meer voor de gemeente mogen uitvoeren. Wy kunnen de aannemers der Gehoorzaal niet beter straffen dan door aanneming van de motie. Wij bevelen die motie dus met warmte aan. De heer Hasselbach. Wanneer de Raad meent dat hy door aan neming van de motie de aannemers zoo zwaar zal straffen, dan geloof ik dat hij geheel buiten den waard rekent. Wanneer toch deze aan nemers weder een werk van de gemeente willen aannemen, wel, dan zullen zij eenvoudig laten inschrijven door een ander en zij voeren het werk uit. Als de aannemers zich associeeren met een ander die aannemer wordt van het werk, dan kan men hun ook niet het recht ontnemen om op het werk te komen. De heer Siegenbeek van Heukelom. Volkomen juist wat de heer Hasselbach daar zegt. En eens aannemende dat de aannemers zoo weinig eergevoel zullen bezitten, dat zij zich aan het gevallen besluit niets zullen storen, dan is nog op eene andere wijze daaraan tege moet te komen door eene kleine bijvoeging in het voorstel. Ik zou aan de motie nog willen toevoegen de woorden; noch mid dellijk, noch onmiddellijk, waardoor zij zoude luiden: «De Gemeenteraad besluit Burg. en Weth. uit te noodigen in het vervolg geene leveranciën voor de gemeente meer te gunnen, noch middellyk, noch onmiddellijk, aan de aannemers der nieuwe Stadsge hoorzaal, noch onderhands, noch by openbare aanbesteding". De heer Kerstens. Ik geloof dat de bijvoeging weinig afdoende is. Het zal toch altijd zeer moeilijk zijn uit te maken of iemand door tusschenkomst van een ander een werk aanneemt, want de aanne mers zullen dit natuurlyk wel geheim houden. Ik meen dus dat de motie geene praktische waarde heeft. De heer Hasselbach. Ik geloof dat het veel beter zoude zijn om wanneer deze aannemers eventueel weder een werk van de gemeente aannemen, een buitengewoon streng toezicht op hen uit te oefenen. De heer Van Bamel. De heer Hasselbach heeft gezegd dat men moeielijk de bewuste aannemers van een gemeentewerk kan weren wanneer zij zich bijvoorbeeld met een ander associeeren. Ik geloof dat hiervoor een eenvoudig middel is. Op de schutting die een in uitvoering zijnde werk omringt, staat gewoonlyk: «verboden toegang". Welnu! men gelaste degenen die met het toezicht zyn belast de bewuste aannemers niet op het werk toe te laten. En weten zij eenmaal dat zij toch geen toegang op een werk krijgen, dan zullen zij zich nog wel dubbel bedenken eer zij een dergelijk werk aannemen. De heer Hasselbach. Dat middel zal ook niet veel helpen. Want die woorden «verboden toegang" worden in den regel niet door de Directie gesteld, uiaar juist door de aannemers van het werk. En als nu de aannemers zich met een ander associeeren, zal deze die in naam het werk uitvoert hun natuurlijk den toegang tot het werk niet weigeren. De Directie heeft niet het recht te zeggen: die of die wil ik niet op het werk hebben. De heer Siegenbeek van Heukelom. Ik geloof dat wy bezig zijn ons op bijpaden te begeven, en thans te spreken over de uitvoering van de motie. Nu moet alleen, myns inziens, uitspraak worden gedaan over het beginsel dat in het voorstel ligt. Verder geloof ik dat Burg. en Weth., bijgestaan door den Gemeente-Architect wel in staal zullen zijn in concrete gevallen het voorstel in werking te doen treden. De heer Van Kempen. Deze motie heeft eene raoreele waarde. De Raad is niet gewoon met menschen te handelen die aan moraliteit niet hechten. Wij hebben hier de zaak van het recht hoog te hou den, en wanneer wij nu in het publick onze afkeuring uitspreken over de handelwijze van de aannemers der Gehoorzaal, dan beteekent dit zooveel, dat wij in het vervolg niet meer gediend ziju van men schen die ons hebben misleid. De heer Van Hoeken. De motie van den heer Siegenbeek van Heukelom spreekt van aannemers. Ik weet niet zeker of er een of meer aannemers zyn geweest. Of is bet de bedoeling van de motie om ook in het vervolg de onderaannemers van de Gehoorzaal te weren? De Voorzitter. Er zijn twee aannemers geweest voor den bouw der Gehoorzaal op wie natuurlyk de motie slaat. De onderaannemers staan er buiten. De beraadslaging wordt gesloten. De motie vau den heer Siegenbeek van Heukelom wordt in stem ming gebracht en aangenomen met 19 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heeren: Hasselbach, Kerstens, Zillesen en Van Hoeken. De Voorzitter. Er komen in het rapport nog enkele zaken voor die ik gaarne wenschte te bespreken, maar omdat daarby ook per sonen dienen besproken te worden, acht ik het beter dit in eene besloten vergadering te doen. Ik verander dus de openbare vergadering in eene met gesloten deuren. Na heropening van de vergadering deelt de voorzitter mede dat wegens het ver gevorderde uur de punten 9 en 11 van de agenda zyn uitgesteld tot eene volgende vergadering. De Voorzitter, Verlangt nog een van de leden het woord? De heer Van Kempen. Eene enkele vraag slechts. Eenige tijd ge leden heeft de heer Van Hoeken een voorstel ingediend om de ge meente-ambtenaren te verplichten in de gemeente Leiden te wonen. Nu wenschte ik gaarne van u te vernemen wanneer dit voorstel aan de orde zal komen? De Voorzitter. Zooals den heeren bekend zal zijn heeft ZE. de Minister van Binncnlandsche Zaken aan de Tweede Kamer medege deeld dat eerlang van hem een voorstel is te wachten tot wyziging der grenzen tusschen Leiden en Oegstgeest. Zoolang een dergelijk ontwerp nog niet door de Kamer is behan deld en daaromtrent eene beslissing is genomen, achten Burg. en Weth. het eenigszins praematuur de quaestie der omwonenden thans aan de orde te stellen. Niemand verder het woord verlangende wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerjj van Gebroeders Muré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 4